9 CHHISTELI.JR-HISTORISCH BLAD. BINNENLAND. 14. 1876. HET ZUIDEN Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag- j avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen, j Prijs per drie maanden franco2,i Enkele nommers- 0,07 Uitgever: ALBERT WEDDING, te MIDDELBURG. Prijs der Advertentiën Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1- regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. IS DAT REPLIEK? Wij zagen ietwat verlangend uit naar het antwoord van den Haagschen Correspondent der M. C. op onze verdediging van Groen en zijn advies. Wij ontvingen tot heden geen antwoord, of zouden wij daarvoor houden moe ten, wat we in de M. C. van Dinsdag, 25 Juli, vinden? Ter wille der goede trouw geven we hare woorden letterlijk terug ,/Onze H. C. toonde in. ons nummer van den 4en dezer uit de eigen woorden van den Heer Groen van Prinsterer aan, hoe weinig de anti-revolutionaire partij, blijkens het getuigenis van haar stichter en aanvoer der. tot regeeren in staat is. Dat betoog diende niet om aan de achting, aan Groen verschuldigd als mensch, of aan zijne volgelingen op grond hunner oprechte godsdienstige overtuiging, afbreuk te doendoch wel strekte zij om te doen uitkomen hoe weinig de anti revolutionairen, als staatkundige partij, in aanmer king behooren te komen." Als dit repliek moet heeten, dan hebben wij er veel tegen. Wij toonden aan, dat de H. G. geenszins de eigen woorden van Groen gebruikt. De Midd. C. overtuigt in niets van het tegen deel, maar houdt vol, dat hare H. C. de eigen woorden van Groen gebruikte. Wij willen de eigen woorden van Groen niet ten tweeden male copieeren, doch hebben één onbedriegelijk middel ter overtuiging. Lezers, neemt en leest, indien gij zien wilt, wie hier gelijk heeft. Leest Groens advies, leest, wat wij daarover zeiden, leest vooral, wat de M. C. van 4 Juli daarover ten beste gaf. Oordeelt dan tusschen de M. C. en ons, tusschen haren H. C. en Groen. Wij mogen verwachten dat de redactie der M. C. na onze verdediging gelezen te hebben (wij hebben haar daartoe in de gelegenheid ge steld), het advies van Groen er op nagezien heeftvan toevallige vergissing kan hier dus geene sprake meer zijn! Indien iemand op de tegen- reden van anderen geen acht slaat, maar, ondanks alles, wat daartegen gezegd wordt, zijne meening vasthoudt, doet men wel aan zijne woorden zeer weinig gewicht te hechten. Zon der ons van dwaling te overtuigen, houdt de M. C. vol, dat hare H. C. aangetoond heeft, dat de anti-revolutionaire party, blijkens het getui genis van haar stichter en aanvoerder, niet tot regeeren in staat is." Zij vergunne ons nu, ze stelling gansch geen notitie te nemen, zij ons de bezwaren uit de hand slaat, dezelve geopperd hebben, toen maal uitsprak. Doch tot onzen en ook haren De M. C. neemt het bovendien niet geheel op voor haren H. C. Deze toch beweerde »na de lezing van zijn advies nog meer achting voor Groen als staatsman te hebben opgevat," hoewel wij het onhoudbare van die bewering klaarblij kelijk aantoonden. De gecursiveerde woorden hebben in de M. C. van 25 Juli eenige wijzi ging, ja, eene zoo belangrijke wijziging onder gaan, dat de stelling van den H. C. zeer onbe duidend wordt. Nu toch heet het: men heeft geen afbreuk willen doen aan de achting, die men Groen als mensch verschuldigd was. Och armeReeds was onze vreugde te groot, toen wij Groen door den H. C. als staatsman zagen achten, dan dat we er geloof aan konden slaan, maar nu daalt ze beneden peil. Immers, niemand is de achting voor Groen als mensch ooit in het openbaar straffeloos te na gekomen dat behoef de ons de II. C. dus niet te verzekeren Eer de M. C. ons het houdbare, de waarheid har er bewering aangetoond heeft en ons logen straft, zulleu wij met 'spreKou ü.c* av^ .w meenden steun, dien zij vindt in het Wageningsch Weekblad. Immers wat helpt het der M. C., als zij ongelijk heeft en daarvan overtuigd wordt, dat zij in dit haar ongelijk steun vindt bij het anti-revolutionaire W. W.? Wij moe ten haar echter teleurstellen in dezen vermeen den steun. Het W. W. bevestigt in geenendeele, wat de M. C. over Groen en zijne partij schrijft. Wij verklaren ons bereid haar dit aan te too- nen, zoodra zij ons te woord heeft gestaan over Groen en zijn advies. Op hare verdere stel lingen komen we wellicht nog terugruimte ont breekt ons thans. Nu echter reeds willen wij aantoonen, dat wij het daarmede evenmin eens kunnen zijn, omdat zij zichzelven weerspreken. De lezer oordeele! Zij zegt, na erkend te heb ben, dat mannen als Groen, Mackay of van Loon door de kracht hunner overtuiging en redeneeringen eenen grooten invloed wisten uit te oefenen, eene nuttige plaats in ons staatkun dig leven innemen (ach, waarom heeft zij dan toch altijd haren invloed gebruikt, om zulke mannen uit ons staatkundig leven te weren): »Te krachtiger en te rechtmatiger zal haren invloed zijn, naarmate zij zich meer mannen uit één stuk toonen, minder hun stem in de volksvertegenwoordiging te danken hebben aan een heulen met of een stilzwijgend steun aan nemen van andere partijen, die in staatkundig of godsdienstig opzicht op geheel anderen bo dem staan." Wij vragenwanneer is dit ge beurd? Is de M. G. vergeten, wat de Standaard nt schreef of is zij toen glorievol wankelmoedige, een onbetrouwbaar leider, die huiveren gaat, als hij leiden' moet. Doch nu de tegenstelling in de M. C. »Maar evenmin als men van het zout een hoofdschotel maken kan, evenmin kan een staatsman, die zich isoleert, een ministerie vormen. Van anti- revolutionaire politiek te spreken, heeft dan ook in ons land eigenlijk geen zin." Ergo: zijt mannen uitéén stuk, heult niet met anderen, betracht het ware en fiere woord van uwen leider en isoleert u, want zoodoende zijt gij niet in staat om te regeeren en wij blijven de baas. Zóó han delende hebben uwe bedoelingen geen zin, geene beteekenis en wij blijven op het kussen. Zóó wordt gij goed voor de bespiegeling, bederft ge u voor de werkelijkheid en wij Och, we willen uwe oprechte overtuiging, uwen nut tige en rechtmatig en invloed wel met de pen erkennen, als eene pleister op de wonde, doch met al dien invloed, dat nut en dat recht wordt ge hoe langer zoo meer onzinnigen, die hier nï<vt ,i_ ..i_ 1 voor die logica! De eenvoudige lezer waar schijnlijk met ons Het bericht eerst door het Vaderland medegedeeld omtrent het bezoek van Z. K. H. prins Hendrik aan Vlissi^agcn, bij gelegenheid van het leggen van de eerste kiel op de voormalige marine-werf blijkt waarheid te zijn. Woensdag wordt de prins ten huize van den commissaris des Konings gewacht. Ten half vier 's namiddags vertrekt Z. K. H. per rijtuig naar Vlissingen, alwaar hem na afloop der kiel legging een diner zal worden aangeboden. Na het merkwaardigste van ons land te hebben bezichtigd, zijn de Kroonprins en Kroonprin ses van Dnilschland thans van Scheveningen vertrokken. De Kroonprins heeft aan den Stations chef van den Hollandschen spoorweg te 's Hage een gouden doekspeld met diamanten vereerd. Bij gelegenheid van het jiibilc van Prins Frederik is Z. K. II. als huldeblijk aangeboden een gouden maillet, met daarbij behoorend album, bevat tende de namen van 3000 personen, dié daaraan bij gedragen hebben. Het Noord zeekanaal of het kanaal door Holland op zijn smalst schijnt aanvankelijk goed te voldoen. De mal van het ramtorenschip „Koning dei- Nederlanden" is goed en wel aan de Sluis gekomen. In zee kon men echter niet komen, daar het schip al spoedig veel stootte; eene aanzienlijke hoeveelhe' grond zal nog moeten worden weggebaggerd. Zaterc morgen stoomde de eerste Eugeische pakketboot, nieuwe kanaal in; het was de Hullsche stoomboot Eddystone, die langs dezei^veg de reis naar Enge- iJ .IJ, icl i-i.t

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1876 | | pagina 1