CllltlSTILIJK HfSTOniSfll BLAD.
,V. 13.
Zaterdag 29 Juli.
137(f.
BINNENLAND.
HET ZUIDEN,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen.
Prijs per drie maanden franco2,
Enkele nommers- 0,07
Uitgever:
ALBERT WEDDING,
te
MIDDELBURG-.
Prijs der Advertentiën
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1 6
regels ƒ1,Iedere regel meer 15-cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
De Redactie ruimt voor onderstaand schrijven
aaarne de plaats van haar hoofdartikel in.
Waarde Vrienden!
Bij mijn vorig woord over de kermis kon ik
het niet laten. Het moet door een ernstig pro-
j test worden gevolgd. Dat luiden der torenklok
over het heidensche feest dat aanstaande is,
hinderde mij zoo zeer om den aard van het
feest zelve. Dat zoo iets als een kermis in de
negentiende eeuw mogelijk is, verwondert mij
geenszins. Noch van de verstandelijke, noch
van de zedelijke ontwikkeling dier eeuw heb ik
mij immer veel voorgesteld. Niettegenstaande
de groote woorden, waarmede beider achteruit
gang werd bedekt, heb ik gezien dat veelwe
terij de plaats van degelijke kennis heeft inge
nomen. De stroom heeft veel aan breedte ge
wonnen, maar daarbij nog oneindig meer aan
diepte verloren. En het zedelijk peil onzer
dagen? Och, dat wordt immer lager. Alleen
maken publieke huizen van zonde plaats voor
schijnbaar fatsoenlijke, achter welker gevels men
de ongerechtigheid niet zoo spoedig zou zoeken,
die aldaar bedreven wordt. Maar dat een ker
mis met al hare gruwelen kon plaats hebben
onder een Christenvolk, is en blijft mij een
raadsel. Dat het geloof der Christenen ook deze
samenvatting van ongerechtigheid niet heeft
overwonnen, getuigt zeer tegen hen. Waarde
Vrienden! Onder wie ik nu niet alleen de Wal-
chersche Landbouwers, maar in het algemeen
Zeelands bewoners bedoel, vergunt mij dat ik
het woord van voor 7 jaren, toen na de ker
mis geschreven, nu vóór die kermis met kleine
verandering herhaal.
Wat staat ons hier en elders te wachten?
Wij zullen ze zien loopen neen dat is het
woord niet zien zwieren langs de straten,
jongens en meisjes, hand aan hand, met opge
zette en verhitte aangezichten, schaamteloos
ieder van zijn weg verdringende en met schorre
keelen, de schandelijkste en onreinste liederen
uitschreeuwende. Wij zullen ze zien zitten in
allerlei jeneverpaleizen, alle schaamte vergetende,
ten aanzien van alle voorbijgangers een woest
getier makende, erger dan dit bij heidensche
volksfeesten het geval kan zijn. Wij zullen
ze hooren tot laat in den nacht, den eerzamen
burger in zijne nachtrust storende.
^)uders, zal het u dan wèl om het harte zijn?
het harte, als gij uwe kinderen ziet
nder dat uw ouderlijke macht het
en belet. Zal het u wèl
Lter ruste nederlegt.
eer en onschuld, in allen gevalle door uwe toe
lating een eind verder op den zondeweg?
Ouders, zal dat de vervulling der belofte zijn,
die gij bij den doop van dat kind hebt afgelegd
Mijne Vrienden! is dat de praktijk uwer ortho
doxe leer? Is dat de openbaring van uw Chris
tendom? Is dat het voorbeeld, dat gij geeft
aan hen, wier ongeloof en onrechtzinnigheid
gij uit de hoogte veroordeelt? Is dat naar Gods
Woord en wil?
Dat mag zoo niet voortgaan, zonder dat ik
er ook nu weder mijne stem tegen verhef,
het moge baten of niet. Maar geheel ijdel kan
en zal dit schrijven niet zijn. Het zal menigeen
de oogen openen voor zijne heilige roeping
tegenover zijne kinderen, het zal, zoo ik hope,
menigeen doen opstaan, om met mij de handen
ineen te slaan tot bestrijding ook van deze
zondevan deze aanleiding tot zoovele zonden
Maar als gij dat doet, mijne Vrienden! dan
moet gij ook zelf met vrouw eu kleinere kin
deren de kermis niet bezoeken. Dat gij met
de uwen eene uitspanning £uciu, v,aa jl.yvXoajQo u.
verlustigt in Gods schoone schepping, zoo schoon
ook hier op ons eiland, in ons Zeeland, ik
zal de laatste zijn om dat af te keuren. Maar
dat gij daartoe een der kermisdagen uitkiest
en gij uwe kinderen heen brengt naar eene plaats,
waarheen gij ze later met smart en beving ziet
heengaan, dat kan ik niet hegrijpen. Evenmin
als ik het mij kan begrijpen, dat een achtens
waardig Vader en Moeder, anders zeer tegen
die kermis, die de oorzaak van zooveel zonde
en ellende is, met hunne kinderen die rijen
kramen en spellen kunnen rondwandelen. Om
wat toch te zien? Koopwaren in kramen uit
gestald, die men oneindig beter en goedkooper
in onze winkels kan vinden? Of wel menschen,
die te lui zijn, om in den weg van arbeid hun
brood te verdienen en te eten, en die nu op
allerlei wijze het geld uit de beurzen van anderen
zoeken te kloppen?
Is daar dan zooveel kwaad in? Behoort dat
dat dan niet tot de onschuldige genoegens, die
men zonder geestelijke schade genieten kan?
Wij verbazen ons dikwerf over veel, waarin
velen hun genoegen zoeken, maar altijd over
dergelijke vragen, als zij door menschen gedaan
worden, die het overigens met godsdienst en
zedelijkheid wèl schijnen te meenen. Is het
niet kwaad, is het geen zonde een volksfeest
te helpen in stand houden, en aan te moedi
gen door ons bijzijn en voorbeeld, waarvan wij
het op andere tijden luide zullen uitspreken,
dat het verpestend is voor zedelijkheid en gods-
I--1-'! zonde onze kin-
Schrift zijne beteekenis verloren: Welgelukza
lig is de man, die niet wandelt in den raad
der goddeloozeu, noch staat op den weg dei-
zondaren
Ziedaar, waarde Vrienden het woord dat ik
ook nu weder in het hart had om u te schry-
ven. Mijne liefde tot u en mijne belangstelling
in het heil uwer kinderen, geven er mij aan
leiding en recht toe. De Heere God doe het
eene goede plaats vinden in uw hart!
Laat ons wakeu, bidden en strijden! Dat
toch niemand zegge: »ben ik mijns broeders
hoeder?" Wij zijn het; God wil dat wij het zijn
zullen. Laat ons elkander helpen en schragen in
het bestrijden der zonde, die de komst van Gods
Koninkrijk zoozeer tegenhoudt. De Heer heeft
onze kinderen het dichtst aan ons harte gelegd.
Hij heeft ze ons toevertrouwd. Hij zal ze eens
van onze handen terugeischen. Wat zou het
voor ons zijn moeten, zoo onze kindereu eens
tegen ons moesten getuigen?
Uw oprechte Vriend
Ditmaal wordt er, door de pers, zeer weinig notitie
genomen van de oplossing der mijaistcrieele cri
sis. Blijkbaar heeft het aanblijven van dit ministerie
schier niemand verrast, allen hadden den afloop zóó
gedacht. Toch verschenen in de jongste dagen een
paar artikelen waarop we den aandacht onzer lezers
wenschen te vestigen. Onze lezers kennen het bericht
(ook door ons opgenomen) van de ontvangst, van
den generaal-majoor Beijen op het Loo. Dat bericht
schijnt niet waar te zijn. Nu vraagt het Handelsblad
„Wie zal minister van Oorlog worden?" Al is de
heer Klerck ons een weinig tegengevallen, wij blijven
hem nog, even als bij zijn optreden, beschouwen als
een man van erkende bekwaamheid en ijver. Wordt,
aan dezen minister tijd gelaten om zich beter voor
te bereiden, zoodat hij meer uit eigen oogen zal kun
nen zien, dan gelooven wij het Handelsblad
spreekt dat van hem meer te wachten zal zijn,
dan wanneer men weder een of andere generaal uit-
noodigt om de taak te aanvaarden, die voor zoo vele
schouders te zwaar was. Wij vleien ons dat, indien
het hoofd van het Kabinet, zoekende naar een opvol
ger in de vacante oorlogs-portefeuille, niet iemand
vinden kan, die als hel ware voor deze taak is aan
gewezen, de heer Klerck andermaal eene poging in
't werk zal stellen tot oplossing van ons defensie
wezen. De heer Klerck zal in de tweede serie zijner
ministerieele loophaan spoedig toonen door de onder
vinding een en ander te hebben geleerd.
Het Dagblad meent, hoewel het Handelsblad niet
is te beschouwen als orgaan der geheele liberale partij,
dat toch ieder zal moetenerkennen, dat dit artikel
nipt. oxrfrwTp waarde J^É^^BÉnJjeoordeeling van het