CMISmiJHISTORISïH BLAl). 12. Donderdag' 27 Juli. 1870. BINNENLAND. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag- Uitgever: Prijs der Advertentiën avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. ALBERT WEDDING, Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1—6 Prijs per drie maanden franco2,te j regels ƒ1,— Iedere regel meer 15 cents. Enkele nommers - 0,07 MIDDELBURG-. Liefdegaven 10 cents per regel. De Redactie ruimt voor onderstaand schrijven gaarne de plaats van haar hoofdartikel in. Waarde Vrienden! Dankbaar maak ik van de gelegenheid gebruik, om in een Christelijk Zeeuwsch Blad uit te spreken, wat ik op mijn hart heb, thans met het oog op het ellendige kermisfeest, dat in Zeelands Hoofdstad staat gevierd te worden. Dat feest werd eergister ingeluid en het klok kenspel op onzen toren liet zich luid en lustig hooren. Mij ging dat door het hart. Dat de vroegere marktdagen, kermissen geheeten, luide werden uitgeroepen en van de torens den volke werden verkondigd, laat zich verklaren. Die kerkmissen stonden onder bescherming der kerk en waren van kerkdijken oorsprong. Zij waren in den regel feesten, aan den vierdag van een of anderen heilige verbonden, die dan te ge lijk als jaarmarkt werd gebruikt. Daarom werd bij de opening dier jaarmarkten een kruis op gericht, dat eerst later bij de sluiting weder werd weggenomen. Tot die kerkmissen noo- digden nu de tonen der torenklokken. Dat gebruik bleef bestaan, ook later, toen, na den tijd der Hervorming, de kerkmis geheel in een jaarmarkt was opgelost. En dat gebruik laat zich verdedigen, waar op die jaarmarkten alleen, kon worden gekocht, wat men nergens in de plaats zijner woning verkrijgen kon. Men werd van alle zijden door statige tonen geroepen, om zich van alles te voorzien. De tijd dat onze kermissen jaarmarkten zijn is voorbij, al blijft de herinnering daaraan leven door dat tal van kraampjes, waarin allerlei goed en zoet wordt verkocht, dat zeker in onze win kels beter en goedkooper kan worden verkre gen. De kermissen zijn ontaard in heidensche feesten, waarop geschiedt en in veler schatting schijnt te mogen geschieden, wat onze tong zou weigeren uit te spreken. En nu, om die woeste, onreine, Godonteerende en den rnensck- verlagende bacchanalen aan te kondigen wordt dezelfde toren en torenklok gebruikt, die zoo gedurig door haar wel wat eentonig, maar toch welluidend roepen, de gemeente noodigt om naar Gods tempel te gaan en daar dat woord des Evangelies te hooren, dat van zonden verlost. Welk een schreeuwend contrast! Mij sneed het door -de zielMij deed dat pijn aan 't hart ■Kelke wet of verordening is als die der Meden Bkrzen, om onveranderd eene gewoonte te ^^^^hestaan, als de reden daarvoor reeds ^ÉiyMMen zal toch niet kerke- in ons goede Zeeland wacht. Het is nu een zevental jaren geleden, dat ik een woord schreef aan de Walchersche Landbouwers en verdere be langhebbenden, na het gevierde kermisfeest in dat jaar. Van dat woord neem ik niets terug, dan alleen den indruk, toen wellicht gegeven, alsof het alleen de landbouwers waren, die zich het eerst en het meest in die uitgietingen der zonde ver lustigden. Dat is niet minder bij de stedelin gen het geval, bij wie de zucht naar genot en uitspatting, door allerlei optochten en feestvie ringen in de laatste jaren zeker niet is afgenomen. Het wordt allengs behoefte, en elke gelegenheid wordt daartoe als aanleiding aangegrepen, om in woest getier en allerlei uitgietingen der zonde zijn hart lucht te geven. Daartegen moet ik protesteeren. Ik moet pro testeeren tegen al de ellende waarvan wij in deze weken getuigen zullen zijn. Ik moet dat doen in naam der zedelijkheid, in naam van het waarachtig welzijn van ons volk, in naam van dien God, die zich niet laat bespotten, maar ons eenmaal zeker voor Zijn heiligen rechterstoel dagen zal. En waar ik nu elke stem waardeer, al wordt die vernomen van geheel andere zijde, die zich met de mijne vereenigt om tegen de kermissen te getuigen daar heb ik op nog iets anders te wijzen dan op den jammer, die de kermis vreugde in de huizen der armen achterlaatdan op de schade, die aan onze ingezetenen en neeringdoenden wordt toegebracht. Ik heb te wijzen op de zonde, die gepleegd wordt tegen over den levenden God en vraag daarvoor in het volgend nommer voor nog eenige oogenblikken uwe aandacht. De Heer mocht dat woord nog voor eenigen ten zegen doen zijn. In die hope en met die bede teeken ik mij reeds, van ganscher harte Uw Vriend J. P. NONHEBEL. Vraag. Wat is anti-revolutionaire politiek Antwoord. Vasthouden aan de uitspraken van Gods Woord en aan de lessen der ervaring. Vraag. Wordt die politiek in ons land ook be oefend Antwoord. Voorzeker, anders zou het liberalisme zooveel werk niet hebben om de vruchten ervan te bestrijden. Vraag. Hoe noemt men met een enkel woord hen, die als voorstanders dier politiek bekend staan Antwoord. De anti-revolutionaire partij. Vraag. Maar, bestaat er dan toch hier te lande een anti-revolutionaire partij neenimmers het^ Antwoord. Neen; met de eenheid in begin sel, vereenigen zij vrijheid in het twijfelachtige. Vraag. Maar hoe kunt gij dan spreken van eene anti-revolutionaire partij Eene partij gehoorzaamt toch aan een hoofd. Antwoord. Juist gezien, onze partij heeft een eeuwig, onveranderlijk hoofd, aan wiens gezag zij zich onderwerptzij gehoorzaamt aan eeuwige, onver anderlijke wetten, toepaslijk voor alle eeuwen en geslachten; en juist omdat haar beginsel niet hangt aan veranderlijke inzichten van feilbare menschen, gaat bij haar en bij haar alleen, eenheid is het noo- dige gepaard aan vrijheid in het twijfelachtige. Iedere partij, die zich grondt op het gezag van een sterfelijk mensch vergaat; vroeger of later naarmate de persoon lijkheid van haar leider min of meer diepe indrukken heeft achtergelaten, maar eene partij die zich buigt onder het gezag van Gods woord leeft en zal blijven leven, al werden alle staten en partijen omvergeworpen. Vraag. Maar uw partij deinst terug voor de taak der regeering zij heeft dus geen politiek voor de regeeringstaak berekend? Antwoord. Integendeel, vrij om naar de eeuwige beginselen waarop zij bouwt te regeeren, zou zij kloek moedig hare taak opvatten; maar rekening houdende met wat in de laatste halve eeuw tot stand gebracht is door eene wereldwijsheid, die in strijd is met haar grondbeginsel, bepaalt zich hare roeping tot getuigen tegen de dwaling, en om alzoo de publieke opinie op te leiden tot eene politiek, op haar grondslag berekend. Vraag. Dan erkent gij toch dat thans die antire volutionaire politiek niet bestaat? Antwoord. Integendeel, stellig bestaat zij, ook in ons land. Uwe dwaling bestaat hierin, dat gij U geene andere politiek kunt voorstellen, dan die ten doel heeft: vermeestering van het gezag. Vraag. Waartoe dan eene politiek, die machteloos is tot het gezag en alzoo niet vermag iets tot stand te brengen? Antwoord. Onze politiek is niet. machteloos, inte gendeel zij omvat het heden en de toekomst; voor het heden getuigt zij tegen den geest der eeuw, en wat de toekomst betreft: wij weten, dat al wat zich tegen de wet Gods stelt vergaat: dat de wereldbedeeling waarin wij leven niets blijvends heeftmaar dat wan neer in de stormen der eeuwen tronen geschud worden en waggelen, ons beginsel alleen in staat is volken op te heffen en vorsten te schragen. Daarin bestaat de anti-revolutionaire politiek dusdat zij ge tuigenis geeft van die eeuwig blijvende beginselen van recht en gerechtigheid, en zoo volbrengt, de anti revolutionaire partij hare roeping voor de toekomst door bij het opkomend geslacht de gedachte levendig te houden aan 't geen alleen de raenschheid redden kan, de sterkte der staten en de macht, der vorsten bevestigt: de vreeze Gods.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1876 | | pagina 1