CHRIST E L IJ R-l 1ST O KIS C H nh io. Zaterdag- 22 Juli. ONZE STATEN-VERGADERïNG. lÜTfc. Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. Prijs per drie maanden franco2, Enkele nommers- 0,07 Uitgever: ALBERT WEDDING, TE MIDDELBURi Prijs der Advertentiën: Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1- regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. In een der laatste nummers van de Nenzen- sche Courant, vinden wy eene interessante correspondentie uit Middelburgomtrent de jongste zouier-zitting onzer provinciale staten. Die correspondentie leert ons feitelijk niets nieuws, maar is toch hoogst opmerkelijk, om dat daarin van de zijde der zich noemende liberalen onverholen wordt uitgesproken, dat in die zitting de behartiging van het party belang het voornaamste streven onzer zooge naamde liberalen in de Staten zou geweest zijn. Althans op een paar punten. We laten die correspondentie hier volgen met een paar aan- teekeDingen onzerzijds. „Er is reeds beweerd, dat de nieuwe commissaris des konings geen voorstander is van de openbare neutrale staatsschool. Wat hiervan zij, zal de tijd moeten lee- ren, maar zeker is, dat hij reeds zal hehben ingezien, dat bij de staten van Zeeland niet alleen niets tegen die school te ondernemen is, maar zelfs, dat zij haar werk met hand en tand willen beschermen. Op de begrooting komt nl. sedert eenige jaren een post voor van f 2000 als „provinciale toelage ter bevordering van het schoolgaan en meer getrouw schoolbezoek op de openb. en bijz. lagere scholen." Een van de groot ste tegenstanders van dien post, jhr. J. L. de Jonge, bestreed haar ook thans weder, en ziet, thans vond hij bijval onder zijn liberale collega's omdat zij niet voldoende van hel nut der aldu9 bestede gelden over tuigd waren. De post werd echter aangenomen met 32 tegen 9 stemmen en onder die 9 waren nog 3 van welke men met zekerheid weet, dat zij niet alleeD groote voorstanders van de openbare volksschool zijn, maar twee zelfs van leerplicht. Zeker een merkwaar dige stemming." In hoever de Commissaris des konings al of niet voorstander is van de staatsschool behoe ven wij niet te onderzoekenwij hebben den 4en Juli het ferm, kloek en rondborstig woord gehoord, waarmede Jhr. Mr. W. Six de leiding der vergadering op zich nam. Dat woord maakte op ons den indruk van een man, die zijne roeping beseft en het gewicht zijner ver antwoordelijkheid gevoelt, een man, die feilbaar maar die niet liegen kan, wanneer hij op de belofte het voorbeeld van zijn onvergetelijken kvoorgauger zooveel mogelijk te zullen volgen, daaraan toevoegt: »oo& ik zal trachtenonpar- het goede voor te staanwaar en hij wien aantrefy £ii man heeft ons hartronde Zeeuwen l^indt een man, die niet in eigen et gevoel zijner afhankelijk- zullen wij u achting, liefde en waardeering toonen, maar wij zeggen, en weten daarmede de tolk van het Zeeuwsche Christenvolk te zijn: wij heeten u welkom, welkom omdat uw flink woord ons vertrouwen inboezemt, welkom om dat het door u uitgesproken woord toont, dat Gij ook op de hooge plaats door u ingenomen behoefte hebt aan den steun van dien God, die tot dusverre uwe hulp was wij. hebben u lief, omdat Gij ook van die plaats de goede belij denis hebt afgelegdja, wij mogen het uitspre ken, niet alleen onze achting, onze waardeering, onze liefde zal in steeds toenemende mate uw deel zijn, maar uw bestuur zal door ons Zeeuw sche Christenvolk gedragen worden op de vleu gelen des gebeds. En nu gaan wij terug tot de corresponden tie; zulk een man te verdenken een aanslag tegen de wet te ondernemen is al heel leelijk; doch onzes inziens wordt de geheele statenvergadering op ergerlijke wijze beklad. Wij komen nu op het hoofdpunt: de provinciale toelage. Door den aangehaalden correspondent, zoowel als door de Middelb. Courant van 20 Juli, wordt geïnsinu eerd dat de stemming over den begrootingspost in verband stond met de kwestieal of niet voor het openbaar (leesstaats-) onderwijs. Waaruit heeft men recht dat af te leiden? Im mers niet uit den titel van den bewusten begroo tingspost. Bedriegen wy ons niet dan kunnen ook de byzondere scholen deel hebben in het provinciaal subsidie en hangt dit grootendeels af van de gemeentebesturen en van de vraag in hoever het schoolbestuur zich kan onder werpen aan de regelen, voor de besteding dei- subsidie door die besturen gesteld. Wel is het een der leden, die niet tot de voorstanders der staatsscholen behoort, die het allereerst den strijd tegen de a post heeft geopend maar op gronden aan de provinciale wet zelve ontleend en tevens aan twijfel over de nuttig heid van het subsidie. Die twijfel vond zijn grond daarin dat geen verbetering in het schoolbezoek bleek, en werd gedeeld door leden, die vroeger warme voorstanders van het subsidie waren en volstrekt niet afkeerig zijn van het staatson derwijs. De vraag in hoever het subsidie al dan niet wenschelijk is laten we voor dit oogenblik rus ten; maar wij wenschen dit uit te spreken, dat wanneer feitelijk het provinciaal geld enkel moest dienen om het staatsonderwijs te bevor deren, dit toch ter sluiks zou zijn; want dat Wij hebben te goede gedachten van de 32 leden der staten die voor den post stemden, dan dat wij met den bedoelden correspondent en de Middelb. courant zouden aannemen, dat zij op zulk eene struisvogelachtige manier sym pathie voor het monopolie der staatsschool zonden aan den dag leggen. En nu de tweede opmerking van den schrij ver uit Middelburg. Zij luidt als volgt „Eindelijk verdient nog opmerking de benoeming van een griffier. Ik zal over deze zaak ,die in Zeeland reeds zooveel sensatie heeft verwekt, waarbij zooveel belan gen in het spel zijn gekomen, niet verdei uitweiden, maar alleen opmerken, dat. mr. Arntzenius zijne be noeming hoogst waarschijnlijk grootendeels daaraan te danken heeft, dat zijn gevaarlijkste concurrent bekend staat als iemand van groote bekwaamheden, maar autirevolutionnair-politieke denkbeelden te zijn toege daan. Me dunkt dat een en ander voldoende is om den overheerschenden geest in de staten van Zeeland te doen kennen." Vooreerst zij gezegd, dat de schrijver eene onjuistheid begaat, door den Heer Mr. A. J. van Deinse voor te stellen als de antirevolutio nair-politieke denkbeelden te zijn toegedaan. De Heer v. D., aan wiens groote bekwaamheden wij ook gaarne hulde brengen, staat bij ons niet bekend als onze geestverwant. Wij geloo- ven ZEd. geen onrecht te doen, als we hem. indeden by die nobele fractie, die het conser vatisme in zijn edelsten vorm vertegenwoordigt, bij die mannen, die gelijk wijlen C. van Foréèst in de Tweede Kamer, zonder geheel tot eene partij te behooren, de achting afdwingen van iedere richting op politiek gebied. Dat de politieke richting een overwegend bezwaar was meenen wij, ook op grond onzer information, te mogen tegenspreken; zijn wy niet ten eenenmale onjuist ingelicht dan was dit het groote bezwaar, dat Mr. van Deinse bekend staat als orthodox; zijne politieke overtuiging had genade kunnen vinden, zijne godsdienstige niet." Wij zouden deze dingen niet openbaar ma ken, maar nu iu de Neuzensche courant door iemand, die zich jegens de liberale partij niet onvriendelijk betoout, van die benoeming wordt gewaagd als eene uiting van den geest der Staten, nu de benoeming van Mr. Arntzenius wordt voorgesteld als eene partij daad, tegenover de richting (godsdienstig of staatkundig doet weinig ter zake) van den heer v. D., nu zeg gen we gaarne ronduit wat ons dienaangaande is medegedeeld. En dan willen we, aannemende

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1876 | | pagina 1