C1KISTELIJl-H 1STRISCH BL.ID. !t EK ZIJN ADVIES. Zaterdag;- ld «liiii. 1876. BINNENLAND. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag- i Uitgever: avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. ALBERT WEDDING Prijs per drie maanden franco2, Enkele noramers- 0,07 MIDDELBüRt x. Prijs der Advkrtentiëx Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1- regels 1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. II. »De echt Groeniaansche onbestemdheid van het in het advies ontwikkeld plan maakte het niet ongeraden slechts, maar onverantwoorde lijk om de leiding van 's lands zaken aan den steller toe te vertronwen." Wij wisten niet, dat t> onbestemdheid" een bijzondere karaktertrek van onzen ontslapen leider was; van hem,die toen reeds 25 jaren had gezegd: »In ons isolement ligt onze kracht," die door zijne vijanden verguisd, door zijne vrienden verkeerd begrepen en verlaten, alleen en pal bleef staan, met ééne overtuiging in liet hart, één doel in het oog, waartoe hij langzamerhand duizenden in den lande bekeerde doch de H. C. zegt het en bewijst het met aanhalingen uit het advies. Laat ons lezen en overwegen» Volgens hem is Groen »geen voorstander van rechtstreeksche verkiezingen, maarhet stelsel is er nu eenmaal." Wij vergeven den H. C., zoo hij om der kortheid wille iets min der beteekenends weglaat; wij vergeven hem niet, dat hij, waarschijnlijk ten behoeve der kortheid, de waarheid schaadt. Immers volgens zijne le zing: »ik ben er geen voorstander van, maar 't is e: nu eenmaal!" zouden wij in onzen Groen meer dan onbestemdheid, veeleer onver schilligheid, lauwheid, traagheid moeten voor onderstellen, die iets kwaads wel beter maken kan, maar eenvoudig daartoe geen lust heeft en er zich daarom maar mede vergenoegt. Zóó moge een eenvoudig mensch eens aan de thee tafel praten; zóó spreekt de man niet, die voor een ernstig vraagstuk staat, en daarvan al het gewicht gevoelt; zóó sprak geen Groen, waar hem een koning om raad vraagde, of hij gat de oorzaak aan, waarom hij zóó sprak, zóó spreken moest. Wij lezen: Nooit ben ik voor stander geweest van rechtstreeksche verkiezingen in Land, Provincie of Gemeente; niet in het algemeen, en vooral niet met het oog op onzen landaard. Dit stelsel, waartegen ik mij in 184S, ook omdat het met verderfelijke begrippen ^omtrent Volkssouvereiniteit in verband gebracht ferd, verzet heb, levert dikwerf de uitspraak, l eener meeniug van den dag, óf eener listige Ik ben tesren rechtstreeksche verkie- Taarom? Zij zijn heilloos voor iederen onhollandsch. Zij beoogen de ^Volk, zij zijn revolutionair. verwarren. »Maar dit stelsel is er nu eenmaal. Elke poging om daarin verandering te brengen, al konde zij (hetgeen ik niet zou dur ven beweeren) in den tegenwoordigen toe stand der maatschappij met eenige hoop van welslagen worden beproefd, zou het vermoeden van reactionaire plannen doen ontstaan, en al- zoo een geducht wapen ter ondermijning en omverwerping van het Bewind zijn." Ik ben er tegen, maar 't is nu eenmaal zoo, dat wil zeggen: het bestaat reeds een halve eeuw, en is zoozeer ingeweven met de gansche staathuis houding, dat ik alles omver zou moeten halen, zoo ik het niet meer toeliet. De burgers zijn er zoo aan gewend en in opgewassen, dat men mij betichten zou, al het verouderde en ver- sletene voor onzen tijd goed te keuren. Men zou mij als nutteloos wegwerpen en daarmede zou ik ook het overige niet kunnen doen, wat insgelijks gedaan moet worden. En al mocht ik slagen, men zou mij verkeerd begrijpen en uit mijne pogingen een wapen smeden tegen de regeering. Is dat onbestemd? Dan is het Groeniaansche onbestemdheid" en de gansche overige wereld zou ze met beslistheid en voor zichtigheid verwarren. De H. C. herinnere zich, dat Groens advies gevraagd werd over de mo gelijkheid en wenschelijkheid eener hervorming in Bestuur en Wetgeving. Is het gewenscht-, dit punt te hervormen? Ja. Is het mogelijk? Neen, vooralsnog. Beide besliste antwoorden worden met besliste redenen voorzien. Kan er dan niets gedaan worden? Ja, er is meer te hervormen dan dat. De tweede onbestemdheid volgens deH .0.«O» »k ver andering in het stelsel van provinciale en gemeen tewet is, evenals voor de kieswet, niet denkbaar." Groen zegt: »In Kies-, Provinciale-en Gemeen tewet zijn ook nu verbeteringen in bijzonderheden denkbaar, verandering in het stelsel zelf niet." Dezelfde fout van den H. C. Groen wil geene verandering in het stelsel van genoemde wetten omdat zij rusten op het revolutionair grondbe ginsel der Volkssouvereiniteit en er onafschei delijk aan verbonden zijn. Zooeven heeft hij van dat beginsel gezegd, dat hij de hervorming daarvan wel wenschte, maar vooralsnog niet mogelijk achtte. Dan geldt hetzelfde ook van alles, wat daarmede onafscheidelijk verbonden is. Vindt de H. C. dit onbestemd, wij voor ons vinden het doordacht en beslist. Maar waarom laat hij juist weer het eerste, meest voor de hand liggende gedeelte weg: »iu ge- rooUon «yiir; nnlc nn vprhpt.p.rincrpn in kan ik dan aan de toepassing van dat beginsel de hand niet slaan, opdat daai-bij althans goede trouw bewaard blijve? Is liet ook weer toeval, zoo de H. C. dit weglaat? Eu indien het geen toeval is, wat is het dan? Het derde punt. Groen zegt: En wat, bij vast houding aan het stelselverhooging van den census aangaat, wel verre van aan deze bevestiging van den financiëlen dam veel te hechten, is het bij mij nog onzeker, of niet verlaging van den census (som in de belasting, vereischt tot kiesbevoegd heid), waartoe ik echter ook niet zou willen raden, meer waarborg eener goede keuze leveren zou." Den H. C. vragen wij wederom, waarom hij dat bij vasthouding aan het stelsel" wegliet? Wist dan ook hij niet, dat juist die woorden de veronderstelde onbestemdheid voor Groen tot eene weemoedige, eene huiveringwekkende zeker heid maakten Groen zegtHoudt men het stelsel der volksoppermacht vast, dan moeten niet bij uitsluiting de aanzienlijken recht tot kiezen hebben. Dan moet de census niet verhoogd, maar misschien nog meer verlaagd worden, op dat de gegoeden niet langer alleen zich den i naam en de rechten van »het volk" toeeigenen. Maar ik keur uw stelsel af en in elke meerdere i verwezenlijking daarvan, zie ik de noodlottigste gevolgen voor land en volk; eisch dus niet van mij, dal ik het U rade. Volgens uw beginsel is misschien verlaging noodig, maar wee het arme landZoo moest de anti-revolutionair spreken. Is dat onbestemd? God gave, dat het zóó ware In de zitting van den gemeenteraad van ftliddclbiirg, jl. Woensdag gehouden, is besloten het nieuw gekozen raadslid den heer J. J. van der Harst Az. na onderzoek der geloofsbrieven toetelaten. Ingekomen was afschrift van een koninklijk be sluit, waarbij ongegrond verklaard werd het hooger beroep van den gemeenteraad tegen een besluit van gedeputeerde staten, in zake voorwaardelijke tracte- meuts-verhooging van hulponderwijzers. Benoemd werden tot leden der plaatselijke school commissie, nadat aan de leden der vorige commissie op verzoek eervol ontslag was verleend, de heeren J. A. Tak, I. P. J. Buteux, J. J. L. Luti, P. H. van Moerkerken, C. D. Tielenius Kruijthoff, mr. E. P. Schorer, dr. J. G. Vögler en dr. H. A. de Jongh Tot lid van het bestuur der godshuizen is benoemd de heer G. Alberts Lz., in plaats van het naar elders vertrokken lid E. H. F. W. Mathon. Voorts werd

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1876 | | pagina 1