ÏHRISTILIJHISTORISCH BLAD. Zaterdag- 8 Juli. 1878. BINNENLAND. HET ZUIDE tt j ^-1 U ïtgever: ALBERT WEDDING, te MIDDELBURG. Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, "behalve op Christelijke feestdagen. Prijs per drie maanden francoƒ2, Enkele nommers- 0,07 Prijs der Adyertentiën Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1G regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. II. Is zij gewenscht? Geloofsverdeeldheid, ont aard in godsdiensthaat met al de gevolgen van dien, wie zou ze wenschen, wie ze verdedigen? Allerminst de discipel van Hem, die, als Hij gescholden werd, niet wederschold en, als Hij leed, niet dreigde. Het zwaard over den Chris ten, die het zwaard nemen zou om zijn geloof anderen op te dringenDoch men wijze ons in de achttien eeuwen der christenheid een oogen- blik aan, waarop zulk een strijd aangevangen' werd, op last van den Vorst, wiens koninkrijk niet van deze wereld is. Wij, in navolging van Hem, vragen geene andere wapenen dan ons geloof, ons voorbeeld, ons »er staat geschre venen de liefde tot allen, die allen overwint. _/Oor overtuiging èn overreding, nic+ door overrompeling wenschen' wij ons geloof in gang te doen vinden. Ook dan nog, wanneer onze tegenstanders wereldsche wapenen ter hand nemen om ons te bestrijden, blijven wij, zoo we christenen zijn willen, de geestelijke wapenen alleen hanteeren. Bestaat de verdeeld- leid echter alleen en geheel in het uitspreken én door woord èn door daad van d?t<rene, wat wij gelooven, onderscheidt zich alzoo ieder ge- loovige in eene persoon of zaak, welke ook, van den niet-geloovige, wij voor ons juichen deze verdeeldheid van harte toe. Iedere andere 1 oorzake des geloofs keuren wij af, en wij meenen, dat het onzen tegenstander zeer moei lijk zou zijn, ons aan te toonen, dat de chris ten zóó bij uitstek deze in haat en nijdigheid ontaarde verdeeldheid heeft gezocht of nog zoekt. Dat zij vóórgekomen is, wie zal het ontkennen, >loch niet naar den ontrouw der enkele belijders mag men de grondregelen van een geloof be- oordeelen. Dat zij vóórgekomen is, wie zal het tegenspreken, doch ook dan nog schermde de christen niet in de lucht, en waar twee kijven, onze tegenstander, daar hebben beiden schuld. )och evenzeer als wij deze verdeeldheid afkeu- evenzeer stellen wij ons tegenover de heer sende zucht des tijds om 1300 millioen m te onthoofden en op al die armzalige één groot, één monsterachtig hoofd te het eigen hart te ontrooven met geweld op te dringen ^sterkste. En welk hoofd, iq eq4- zijn, doch hij weet, dat die dag eerst geboren worden zal als daar geen zonde, geen geweld, geen eigenbaat meer lieerscht-, maar Christus alles zal zijn in allen. Tot zoolang staan wij geloofsverdeeldheid voor, omdat zij onvermij de- lijk, omdat zij gewenscht is. Immers zij ver oorzaakt wrijving. Zij spoort tot nadenken aan. Zij leidt tot onderzoek. Zij brengt tot een heilzaam toetsen van eigene meening aan die van anderen. Zij noopt tot de ontdekking van verkeerde, zij voert tot versterking van zuivere begrippen. Zij geeft kracht tot zelfbewustzijn en zelfstandigheid in datgene, wat men voor waar en goed houdt. Zij doet een werkzaam leven geboren worden, een leven met een, als wensckelijk en plichtmatig -begrepen, doeleinde. Zij is de eerste voorwaarde tot de overwinning, immers zonder strijd geen zegepraal, geen buit. Zóó is de bron der verdeeldheid liefde, die an deren even gelukkig wenscht als zijzelve is, en de eenige wapenen zijn: p red. king der eigene overtuiging in woord en daad, vergezeld met de stille of luide bede om zegen tot Hem, in wien men gelooft. Zulk eene verdeeldheid7*is niet slechts on vermijdelijk, niet alleen gewenscht, ze is ook de roeping van ieder mensch, die zegt te ge looven. Hij is deze toewijding, deze arbeid, deze strijd verschuldigd, allereerst aan het We zen, in hetwelk hij gelooft. Hij is die verplicht a-Ia de menschheid in het algemeen. Immers wij zijn allen wars van een geloof, dat zijne belijders zou toestaan anderen te doen dwalen, als zij zei ven slechts de vermeende waarheid be zitten. Zulk een geloof, welk een schoonschij nende naam het voeren mocht, zou een Kain als vader zichiuaar erkennen en het »ben ik mijns broeders hoeder?" wie durft het openlijk als de grondtoon zijns levens belijden? Eindelijk is hij om al de redenen bovengenoemd het zoeken dezer verdeeldheid verplicht aan zichzelven, zal hij het doel zijns levens en de buit uit den levensstrijd niet missen. Nog één stap verder. Is deze verdeeldheid plichtmatig, dan is ieder, die zich daarbuiten stelt, schuldig. Of het uit onverschilligheid voor elk geloof, uit lauwheid en moedeloosheid tegen over het geloof, dat men belijdt, ontsta, schuld is het, onzijdig te zijn in zulk een strijd. Of we alleen door eigenbelang gedreven worden, en anderen laten voor hetgeen zij zijn, dan ons eigenbelang met dat van andereu vergeten, Geloofsverdeeldheid is dus onvermijdelijk, ge wenscht, plichtmatig. Weg dan ook met de schoonklinkende leuze: Christendom boven ge loofsverdeeldheid. Laat ons te midden der ver deeldheid, die geloof werkt, trachten het geloof te behouden, de werking en vruchten van ons geloof te toonen en geloovigen te winnen, op dat de overwinning, waarin we geloofd hebben, ons niet ontga. Provinciale Staten. Heden morgen werd eene openbare zitting der provinciale Staten gehouden. Na onderzoek der ingezonden geloofsbrieven, nam den Heer Buteux zitting. Aan de orde was, de benoeming van een buitengewoon lid der Gedeputeerde Staten. Mr. W. Ph. Vis werd met 37 van de 40 uitgebrachte stem men herbenoemd. Daarna had de benoei^ng plaats voor een lid der Gedeputeerde Staten, ter vervanging van Mr. H. I. van Deinse, die, wegens hooge leeftijd, ontslag uit die betrekking genomen had. Met alge- meene stemmen, een biljet was blanco ingeleverd werd gekozen dhr. I. P. I. Buteux. De IVecIcrlanclscSie Jfawisteai-vercenigiiig zal vergaderen te Middelburg, van 24 tot 26 Aug. a.s. Op die dagen zullen respectievelijk worden besproken voogdij van regenten, bewijs door tusschenpersonen en verzekering der nakoming van civiele verbindte- nissen. Woensdag morgen te 8 uren heerschte aan boord van de te Ylissingen in het dok als wachtschip lig gende kanonneerboot eene meer dan gewone drukte. In tegenwoordigheid van de geheele bemanning der boot werd op de meest eervolle wijze en niet dan op herhaald verzoek van den belanghebbende, ontslag uit 's lands dienst verleend aan den heer Jan Hobciii, opperstuurman bij de marine, Ridder der militaire Willemsorde, Broeder van den Nederlandschen Leeuw en versierd met de groote gouden medaille voor 50- jarigen trouwen dienst. De 66jarige Hobein, wiens naam in de geschied- rollen van ons Vaderland met eere vermeld staat, in het jaar 1826 als scheepsjongen in dienst getreden, onderscheidde zich tijdens den Belgischen opstand in de jaren 1830 en 1831 door buitengewonen moed en vaderlandsliefde. Onder het hevig vuur van den vijknd, slaagde de jeugdige held er toenmaals in, eene Nederlandsche vlag, die zonder hem zeker een buit van den vijand zou zijn geworden, ongeschonden al zwemmende, aan boord van zijn schip te brengen, waardoor hein eene dubbele onderscheiding te beurt viel. Door Z. M. den Koning vereerd met de militaire

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1876 | | pagina 1