££5
Een dominee beleedigt
den Führer! Ophitserij
tegen den arbeidsdienst
N.S.V.O.
Reisavonturen van een moderne vrouw
Zolders opruimen
DE NIEUWE ORDE
EN DE KERK
Neerlands zonen
in den marsch vooraan
Hot is zoo de gewoonte geworden,
3(t diverse dominees in Zeeland van
tot tijd eens lucht geven aan hun
Opgekropte haatgevoelens. Zij gebrui
ken daarvoor den kansel of de cate-
öhisatiekamer.
Échter, zij zijn meestal zoo uitgesla
pen, dat zij geen man en paard noe
men, doch alleen zinspelingen en toe
spelingen maken, die zelfs de domste
kerkbezoeker nog wel kan verstaan.
Natuurlijk worden dergelijke haat-pre-
dicaties, inplaats van de liefde-leer,
met graagte en gnuivende opgelepeld.
Het resultaat is, dat dominee een extra
zwart hammetje of graan-portie wordt
toegeauwd op een donkeren winter
avond.
Voor wat hoort wat.
De gereformeerde voorganger van
de gemeente Vrouwenpolder, die Zon
dag 7 November j.l. 's morgens den
dienst in één onzer Walchérsche ge
meenten verrichtte, maakte het ditmaal
wel erg bont. Mijnheer begon met te
vertellen, dat overal in de wereld wordt
geroepen naar opbouw en éénheid,
Sa, dat men dat van één man ver
wachtte (bedoeld is Adolf Hitler, maar
diens naam verzwijgt de lafaard).
Échter, dominee moesi niets van op
bouw en dien man en éénheid hebben I
Hij wees op den tekst„Wentel den
weg op den Heer 1" Alsof dat n.b. een
tegenstelling is. Alsof ten eerste de
Nationaal Socialisten niet eveneens
$pn zegen van God verwachten en
ftlsof dan toch niet allereerst zegen kan
worden ingeroepen over een arbeid,
d.ie voor aller heil is, en niet voor een
land van kapitalisten, stempelaars en
enkele begenadigden, waaronder ook
dominee behoort.
Vervolgens over het communisme
sprekende, vond hij dit ook wel niet
goed, maar ja, zoo merkte.hij op, an
deren roepen alles in het geweer en
ten arbeid orn dit communisme te kee-
ren, ja, zelis laai men de vrouwen hier
aardappelen daarvoor schillen), doch
dominee wilde liever niets doen dan
afwachten, de barbaren stilletjes laten
k'omen, zeggendeWentel den weg
Op den Heer!
Ik vermoed, dar Stalin_en zijn god-
looze trawanten zulk een preek prach
tig yinden. Het volk-weerloos houden,
ophitsen tegen Adolf Hitler, tegen den
arbeidsdienst, het is alles in het be
lang van het communisme. Maar zulk
een opmerking is o.i. een opwekking
tot sabotage van den Arbeidsdienst.
Wanneer men dergelijke klets-taal
hoort, die niets meer te maken heeft
friet de evangelie-verkondiging, maar
tille perken van fatsoen te buiten gaat,
kookt men van binnen.
Terwijl aan hei verre front onze jon
gens vechten, sterven en gewond lig
gen, komt me daar zoo'n mijnheer de
bevolking even vertellen, dat we maar
niets moeten doen, dan saboteeren. En
Sat krijgt daar ook nog salaris voor 1
Wentel den weg op den Heerel
£>aaronder verstaan de Nationaal So
cialisten onder meer dit: Keer U af
van het godlooze systeem van Bolsje
wisme en Kapitalisme, verdedig ze te
gen hen, «die onze beschaving, onze
Cultuur, en dus ons volk dreigen te ver
nietigen. Ga in het vuur en geef U
tot den dood toe aan dat .groote glan
zende ideaal, een wereld van meer*
{iefde en rechtvaardigheid en moed op
te bouwen. Zoo ge dat doet, volgt gij
des Heeren weg
Lafhartiger kan het immers niet,- om,
rekenende op de goedheid der autori
teiten, hen te beleedigen in den per
soon van den Führer en dit alles onder
dekmantel van Christendom en Evan
gelie.
Weg met deze voixsmenners en op
hitsers in een zoo ernsiigen tijd als
dezen I
Dominee noemde zich en zijn kudde
nota bene .ook'nog „Jóódsche nationa
listen". Wij gaan het gelooven, wan
neer wij zulk een huichelachtige preek
hooren, een preek, waaraan gelukkig
meerderen zich terecht dan tóch nog
geërgerd hebbenwij zouden anders
niet van zoovele kanten zijn verzocht,
deze politieke ophitsing eens aan de
kaak te stellen, hetgeen wij bij deze
met genoegen doen.
Het wordt hoog tijd, dat er eindelijk
eens paal en perk gesield Wordt aan
deze soort bediening des heiligen
woords. Zij ontaardt helaas veelal in
een verkrachting van Góds Woord en
Góds wil.
Over het practische werk, van de
N.S.V.O. hoop ik binnenkort nadere
bijzondere mededeelingen te doen.
Hier volgt een keuze uit vele versla
gen van werkzaamheden in het laat
ste kwartaal 1943 door leden van de
N.S.V.O. gezamenlijk verricht. Zij zijn
ontleend aan de opgave in het Decem-
ber-nummer van „Nederlandsch Vrou
wenleven", 't maandblad der N.S.V.O.
Winterswijk organiseerde een pad
denstoelen-excursie, Wassenaar en de
Kring Noorderkwartier- ieder een jaar-
'markt, (de laatste te Schagen N.-H.),
waar vooral de „textiel"-afdeeling goe
de zaken deed, Leeuwarden een kame
raadschapsmiddag voor vrouwen van
frontstrijders, het district Utrecht, teza
men met dat der N. S. Fr-auenschaft,
een bijeenkomst, waarin de beide lan
delijke leidsters het woord voerden. De
kring Dordrecht hield een vormings
bijeenkomst, waar de landelijk leidster
sprak over onze plichten in dezen tijd.
Voor den onderkring Doetinchem sprak
een kam.ske over „De vrouw en het
rassenvraagstuk". Voor de groep Vries
(Drente) werd o.a. het onderwerp „Ras
en Sibbe" behandeld.
Genoemd Wintermaand-nummer be
vat verder o.a. een artikel van den be
kenden folklorist D. J. van der Ven, ge
titeld: „De Vrouw in den feestelijken
joeltijd", een schetsje „De Lichtboom",
een bespreking van de films „De
Vlaschaard" (Streuvels) en „Münch-
hausen" en vele wenken voor het ma
ten van (Kerstversieringen enz., ook
voor kinderen, alsmede de gebruike
lijke recepten.
Hieronder volgen het tweede en het
derde couplet van het lied der N.S.V.O.
Wi^ vrouwen van Neerland,
Op ons rust de taak
Het vaderland méé op te bouwen,
Door reinheid van zeden,
Door vroomheid van ziel,
Door onwankelbaar Godsvertrouwen.
Ons hartvuur zij heilig
En veilig onz' haard,
Gelóóft in de zege,
Om 't vaandel geschaard.
Gij, vrouwen van Neerland,
Weest moedig en sterk,
In dienen en trouw ligt uw streven.
Veredelt de Natie,
Door vrouw'lijke deugd,
Dan zal Neerland bloeien en leven.
Dc volle bus.
Het was vroeg en koud. Vinnig, doordrin
gend, ergerlijk waterkoud. Wij draafden aan
de bushalte volhardend heen en weer, teneinde
onze bloedsomloop normaal op gang te houden.
Wij hadden groote plannen. Wij wilden na-
menlijk op reis en wel naar Amsterdam. Dit
Is in dezen oorlogstijd een hachelijke onderne
ming. Wij waren op alles voorbereidop
koude wagens, tochtende portieren, ongemoe
delijke medereizigers, karrevrachten bagage
(meestal vol nachtzwarte waren) en bovenal
op een staande reis. Maar niets kon onze, al
thans mijn ondernemingslust vernietigen. Een
jeis, al is die dan ook ipaar van Goes naar
Amsterdam, is voor een vrouw een gansch
avontuurlijke gebeurtenis. De man, nuchter van
aard, reist en verder niets. De vrouw beleeft.
Wat een zalige, geheimzinnige mogelijkheden
kunnen zich al niet voordoen in die paar uren
De moeilijke mogelijkheden begonnen al in de
bus. Alles vol, dus staan. Dit Wil wel eens
bezwaarlijk zijn in een propvolle, schokkende
bus. Ik ben gewend, steeds eerst eens het zit
tend publiek te overzien. Mogelijk is er onder
alle gelukkige mannen, die daartoe behooren
één heer die zijn plaats offert, gelijk dat in
den grijzen voortijd gebruikelijk was te doen
.als een vanzelfsprekende handeling. Maar het
aangeboren ridderlijkheidsgevoel sterft uit on
der de mannen dezer eeuw, althans hier in
Nederland. Natuurlijk stond niemand op.
De jeugdige juffrouw»
Maar opeens ontdekte ik vlak, onder mijn
Verbaasden blik een zitplaats naast een jeugdige
juffrouw, dewelke deze zitplaats, als behooren-
ae tot haar persoonlijk territorium, behayelijk
had omgetooverd in een goederenopslagplaats,
met volslagen voorbijzien van de bagagenetten,
die daartoe toch dienen. Nu had ik pas in de
'courant gelezen, dat het ten eenen male ver-
Verantwoordelijk voor den inhoudDe hoofd
opsteller A. J. Klooté te Goes. - Uitgever:
District 14, Zeeland v. d. Nationaal-Socialis-
tjsche Beweging. - Verschijnt eenmaal per mnd.
Abonnementen buiten Zeeland fl.50 per jaar.
P.V. 1894/16. Gratis verspreiding. K945.
Drukkerij- Gebrs. Siepman, Goes.
boden is, een plaats dusdanig in beslag te
nemen. Ik stond dus sterk en ik trok terstond
ten strijde. „Juffrouw, als U zoo vriendelijk
wilt zijn die tasch weg te nemen, kan ik zitten".
De juffrouw wendde het beregenkapte hoofd,
keek mij misprijzend .aan en op haar gelaat
stond ten duidelijkste haar ongekende verba
zing over mijn ongepast gedrag te lezen.
De tasch verdwijnt.
Waarom wilde ik ook zitten "en dat nog
wel juist op dat gezellige plaatsje aan het
raam, alwaar de dierbare tasch zoo'n aange
naam uitzicht genoot? „Als U die tasch weg
neemtherbegon ik nog kalm en nog
steeds beleefd uit te leggen. „Ja, dan kan er
iemand zitten," viel eeij zeer forsche oudere
heer mij met luider stemme bij. De juffrouw
besloot eindelijk, mij dan maar mijn zin te ge
ven. Met een wanhoopszucht over dit ver
dwaasde menschdom heesch zij de tasch op
haar schoot. Maar zitten kon ik nog altijd
niet, want twee flinke koffers stonden tegen
de bank gestapeld. „Nou kan nóg niet
zitten," ontdekte de" juffrouw triomfantelijk.
„Kunnen die koffers in het net vroeg ik be-
heerscht. „Dat moet U dan maar aan die inen-
schen vragen," oordeelde de lieftallige jonk
vrouw afwerend met een hoofdknik in de ruim
te. Het leek mij wel frat bezwaarlijk, „die
menschen", hetgeen zeer onbepaald klonk,
onder al de aanwezigen te vinden. Maar ik
besloot, nu maar handelend op te treden en
ziet, zoodra ik een besliste handgreep naar de
koffers deed, sprak het eigendomsrecht. Ang
stige en tegelijk vertoornde blikken van een
dame bespiedden mijn bewegingen en opeens,
op wonderbaarlijke wijze, waren de belaagde
koffers verdwenen, waarheen, dat zal wel
voor eeuwig een der vele raadselen dezer
wereld blijven.
„Ilr móet v jan de volgende halte uit V
„Wilt U even opschuiven vroeg ik maar
weer beminnelijk aan detasch juffrouw, maar
deze fiere ma^gd wist van geen wijken en
troonde gelijk een houten beeld der primitieven
op haar plaats. Ik schoof dus in 's hemels
naam maar langs haar heen, wat een heele
bereddering is. Het is wat nauw in een bus.
„Ik moet er aan de volgende halte uit," ver
Het is misschien nog niet allen be
kend, dat de Dienst Nationaal Socialis
tisch Museum van het Hoofdkwartier
een groote ruimte ter beschikking heeft
gekregen in het pand Lange Elisabeth-
straat 17, Utrecht. Hier is alles onder
gebracht wat deze dienst aan materiaal
beziter wordt hard gewerkt om al het
materiaal te schiften en te ordenen;
het blijkt dan dat er nog zeer veel ont
breekt.
Zoo b.v., jaargangen van de vroe
gere kringbladen dit bijna alle kringen
en de tegenwoordige disirictsbladen.
Deze zijn voor het Museum van veel
belang, omdat deze bladen een beeld
geven van den strijd en de ontwikke
ling van de Beweging.
Wanneer U dus bij het opruimen van
uw zolders enz. deêe bladen tegenkomt,
zendt ze dan aan-ons. Het spreekt van
zelf dat ook op ander materiaal hoogen
prijs wordt gesteld, vooral het plaatse
lijke materiaalin tal van steden zijn
bij verschillende belangrijke gelegen
heden plaatselijke acties gevoerd, uit
den aard van de saak zijn wij niet in
het bezit van dit materiaal, omdat wij
niet altijd kunnen weten wanneer en
waar een dergelijke actie is gevoerd.
U bewijst er ons een grooten dienst
mee.
Dus, kameraden en kameraadskes,
functionarissen van kring en district,
kijkt uw zolders na en zendt ons dat
gene wat U missen kunt.
In mijn woonplaats staat een mooie
kerk. Daar zijn wij trotsch op. Onze
vrome» voorvaderen hebben haar ge
bouwd en hebben er in tijden van
vrede en odftog, van voor- en tegen
spoed in gebeden, gezongen, gebiecht
en in de eeuwen na de reformatie naar
de preelcen geluisterd, of niet geluis
terd. Onze boeren bevolking is van
Ruis uit kerksch. Het behoort tot den
goeden toon, des Zondags minstens
eenmaal ter kerke te gaan. Dat is een
goede zedeSpeciaal in deze tijden
loopt de kerk Zondag aan Zondag vol.
Een schare van ettelijke honderden
ménschen zit er geregeld onder den
preekstoel en laat zich er stichten en
voorlichten.
En prompt eiken Zondag, meestal
zelfs twee maleri, kan men den voor
ganger in, zijn gebeden klachten hoo-
r.en uiten óver den "druk der tijden, de
vervolgingen, die er zijn of dreigen, en
- hooren smeeken om uitredding voor
de gemeente en de kerk
Gaat het de kerk of de kerken dan
zóó slecht in dezen tijd?, heb ik mij
vaak afgevraagd. Is er reden, tastbars—
reden tot klagen en gejammer? Met-
andere woorden, is er aan^-'mg tot-
deze gebeden
Men zou zoo zeggen, als men om
zich heen ziet in onze kerk en de ker
kelijke blaadjes en dergelijke leest, is
er eerder reden tot dankzeggingDe
kerken zijn in doorsnee voller dan in
gewone tijden. De collecten voor kerk
en zending en armen zijn beter dan
ooit te voren. Wat willen de predi
kanten dan nog meer? Een vraag, die
niet gemakkelijk te beantwoorden is.
Ik heb vaak gelezen in godsdienstige
geschriften en boeken, dat de kerke
Christi het meest en het best tot haar
recht komt in tijden van druk. Zooals
men zegt, dat de palmboom groeit on
der den druk Of zooals „de drukking
der melk de boter voortbrengt". Zooals
weelde en luiheid voor den mensch
oorzaak zijn van moreelen teruggang,
zóó is, zegt men, vrede en tijd van rust
voor de kerk de periode van inslapen
en verslapping.
Een predikantzeide mij eerlijk, met
klaarde de engel aan den forschen heer, mijn
helper n sooeven. De volgende halte kwam,
maar 2^ bleef zitten. De daarop volgende
halte kwam, zij blééf zitten. „Ik dacht, dat U
eruit moest", zei de heer een weinig verstoord
en terecht. De juffrouw hoorde niets. In Goes
stopte de bus. Wij stonden alle op, ook de
juffrouw. „Ja, hier moeten we d'r allemaal
uit, U bent een leukerd," verweet de stevige
h?er. En ik bedacht, hoeveel genoegelijker
deze moeilijk bewoonbare wereld zou zijn. als
wij nu allemaal maar eens één keer- per dag
probeerden mensch te zijn. Ach, waaróm zijn
er zooveel Jiouten poppen als vrouw verkleed
En nu, terug. I
Ik reisde wegens onvoorziene omstandighe
den alleen terug. In Rotterdam zou ik over
stappen. Het was benauwend druk voor de
trein naar Zeeland. Het geluk, dat geen een
zame vrouw op reis geheel en al in den steek
laat, bracht mij vlak vóór een nog leege coupé,
terwijl de trein nog reed. Achter mij dromden
vele mannen' (let wel: ik schrijf niet: heeren).
Zij riepen mij in koor aanmoedigend toe
„Stapt U toch in, dame 1 Toe, vooruit maar
Ik had opeens het verwarrende gevoel, als
ware ik op het punt 'een moeizaam door ande
ren veroverd wereldrecord te breken. Maar
ik was wijzer en wachtte, tot de tréin stond.
De mannen wachtten natuurlijk noch op den
trein, noch óp mij en waren reeds druk bezig
a'lle plaatsen te beleggen. Maar ik ben geluk
kig slank en dus kon ik nog net bij het raam
neerzijgen. Zoo rust de ^veldheer uit na den
gewonnen slagIk was de eenige vrouw
die zat, want in het gangpad stonden vele on
gelukkige zusters.
Bijna sen heer.
Eén man nam een grootsch besluit, greep
zijn koffer en bood die een veel oudere dame,
die juist aangeworsteld kwam, aan. „Het is
een beetje hard, mevrouw, om je plaatsje af
te staan, als je dat met veel1 moeite veroverd
hebt, maar ik wil toch iets voor U doen. Gaat
U maar op mijn koffer zitten." De edelaardige
persoon 'droeg een vromen glans op het gelaat,
waarop -hij een stevigen oorvijg Verdiende.
„Zoudt U niet liever zélf op dien kostbaren
koffer gaan zitten en die dame Uw zitplaats
aanbieden De wijze woorden lagen mij op
de tong, doch ik slikte ze wijselijk weer in,
want waarom het woord te doen voor anderen,
die er mij niet eens dankbaar voor zouden
betrekking' tot zijn etgör.» gameenta:
Nog nooit hebben we zoo'n goeden tijd
gehad, als thans. Het is ©en wonder
in onze oogen. Steeds een goed ge
hoor. Prachtige collectes. En een be
langstelling in geestelijke zaken, als
nooit te voren. We beleven kerkelijk
een goeden tijd."
Maar in de kerk, leen ik zijn preek
bijwoonde, ving ook hij aan te klagen.
Over de vele zorgen en moeilijkheden.
De donkere wolken, die voor volk en
kerk den hemel verdonkerden. De
druk, die er lag op de gezinnen en op
het geheele leven. Enz., enz., enz. Al
les heel erg mooi en gevoelig. Maar
ook waar? Dat is de vraag, voor wie
geen vreemdeling is in het kerkelijk
labyrinth.
Is dat klagen en zonder oorzaak vra
gen niet ook een vorm van politiek?
"Zit daar niet achter de verborgen be
doeling, ook bij de schare de schrik
en de ontevredenheid met wat is en
te komen staat, er in te houden? Een
verschrikte kudde dringt zich om den
herder en laat zich leiden. En een bang
gemaakte gemeente weigert meesten
deels te luisteren naar wat zich als
nieuw aankondigt.
In mijn woonplaats haalt de Zending
per jaar een bedrag aan geld op van
.1500 a 1600 gulden. Dat is ongeveer
een gulden per inwoner, klein en groot
door elkaar gerekend. De dominee
vindt dit nog niet genoeg en dé Zen
dingscommissie ook niet. „Men geve,
geve mild en overvloedig voor dit hoog
noodige en God verheerlijkend werk,"
zoo zegt en schrijft men.
In mijn woonplaats keert Winterhulp
in élk seizoen bijna een zelfde bedrag,
dat is anderhalf duizend gulden, uit
aan armen en behoeftigen. Maar de
collecten voor Winterhulp bedragen
als regel in een winter-seizoen niet
meer dan vier a vijf honderd gulden,
met moeizaam werken verzameld. En
dat bedrag is volgens .de zendings
mannen en -juffers in ons dorp nog te
-veel„Men geve niet aan Winterhulp,
noch leene zich, er iets van aan te ne
men," zoo fluisiert en raadt men in
onze gemeente. Want Winterhulp, dat
is de Nieuwe Tijd, waarvoor dommee
en de 'kerkeraad zoo beducht zijn.
Steunt de -Zending onder de verre hei
denen, maar werkt tegen de armen
zorg, waar de Nieuwe Tijd mee aan-
kofht
En zóó leven en kerken en strijden
wij dan op ons dorp. Met de kerk in
het middenMaar zou het zóó moe
ten Zoo Naar menschelijk en god
delijk inzicht en gebod? „De honde
kens eten de kruimkens, de kinderen
het brood," zegt de Schrift In ons dorp
leert en doet men net omgekeerd.
Hoe vreemd, die gebedenHoe
vreemd, die collectenJa, we leven
in een zeer, zeer verwarden tijdEr
moet een Nieuwe Orde komen.
En die komt ook. God wil het
T.
„Wrj Neerlandsch Jeugd vereend te saam,
voor het schoone ideaal."
Een schaar stormers marcheert zingend dooi
de straten van de stad. Ze worden met ver-
schillende opmerkingen bekeken, becritiseerd, of
men zegt„Een stel flinke kerels".
Ook Karei marcheert mee in de zingende
schaar fiet als zoovele, maar als een deel van
het geheel, als een deel van die groote Natio
nale Jeugdstorm. Nu marcheert hij mee. Doch
eên goed half jaar geleden stond ook hij aan
de kant, stond ook hij met zijn handen in zijn
zakken als de Jeugdstorm voorbij kwam, en
begreep er niets van, dat deze „knullen" die
toch hun vrijheid kwijt waren, zoo konden
zingen.
Maar nu, nu kijkt Karei of er wel iemand is,
die spottend naar hun, naar zijn Vendelvlag
durft te kijken.
Het jeugdige hart is- vol geestdrift. Hoe dat
nu zoo ineens
wezen. De dame leek mij te behoor-en tot het
slagf vrouwen, die zich overal in het gebruike
lijke hoekje laten duwen en ook nu zat zij daar
in den meest letterlijken zin. De eigenaar van
den koffer maakte het zich ondertusschen ge
makkelijk. Over mij zat een zeer jong en zeer
zelfbewust manspersoon, die zeer veel over
bodige drukte maakte.
Mannen zijn soms inconsequent.
Ondertusschen reed de trein. Maar een paar
met stapels "bagage beladen vrouwen renden
hard mee en trachtten op de treeplank te
springen. Toen gebeurde het wonderlijkede
zelfde mannen; die mij zooeven nog met alle
mannenmacht hadden aangeraden, toch in den
nog Tijdenden trein te stappen, Schudden nu
gezamenlijk de wijze hoofden over die dwaze
vrouwen, die hun leven waagden om een trein
te halen. Ik was het in stilte roerend met hen
eens, dat het springen op een rijdenden trein
een halsbrekende bezigheid is, doch verbaasde
mij over de inconsequentie van al deze man
nen. Onlogisch en onredelijk is de vrouw, vol
gens den man. Maar waar bleef hier dan de
mannelijke zin voor logica en rede Is de naam
van het raadsel niet evengoed man dan vrouw
Getrouwd zijnde zweeg ik en dacht er alleen'
het mijne van. Mannen kunnen wel eens zeer
wonderlijk doe».
Rotsbodem-
„Ja, ik vind het ellendig, hoor, om ongalant
te zijn en te zitten, als er zooveel vrouwen
staan, maar je kunt nu eenmaal niet anders
tegenwoordig," zei de jonge en drukke man
schuin tégenover mij en beet met smaak in een
appel, gewis niet dien van Eva. Die zou zich
wel tweemaal bedacht hebben, eer zij dezen
Adam de verleidelijke vrucht had aangeboden.
Er stonden veel vrouwen in het gangpad, maar
ik bemerkte volstrekt niets van eenige gewetens
wroeging. In Oudenbosch stapte er een groote,
forsche pater in met een goèdmoedig blozend
gezicht. Mijn drukke overbüur sprong op als
de veer uit het doosje met het bekende dui
veltje. Maar de pater drukte hem lachend op
zijn plaats met- een blik naar de dames in het
gangpad en zei,,'t Is maar een eindje, ik
sta wel even." Maar de jongeman leek de
wenk niet te begrijpen en zat verder v/eer waar
hij zat. De pater keek mij een? aan en ik hein»
Samen keken wij naar den bitter. Ik vond dien
pater een groot opvoeder. Helaas viel het zaad
op den rotsbodem,.....
Karei is op cch
geweest en heelt ou met eigen. oogéi> gezien,
wat de Jeugdstorm wèt i*, heel anuen dnn zijat
vrienden he.n dat Ë&d.aeu grssgd. Hij ziet tnctr.
cheeren niet inper «Js iets,vri]heIdsb.eroow»1 dti1
maar als zelftucht en d'ScipHn;.
Zingen Och dat doet cok elke l*v«ns!\ut.ge
jongen of meisje, En de Vaanenig die daur
heeft gesproken, had het maar vat gt>*..l ge
zegd. „Geen schotjes-geest" zei h:j,
iedere Nederlandsche jongen of iceisje in e<n
jeugdorganisatie, zoodat de jeugd weer krachtig
zal zijn naar lichaam en geest, cén m«t vóór-
en nageslacht" Ja, zoo had tvj het gezegd,
Ook dat we respect mersten hebben voor onze
voorouders. Dat had Karei gevoeld. Dat
hadden hem zijn vrienden nooit gezegd. Karei
was na afloop naar den Vaandrig gestapt en
er werd afgespfoken, dat hij eens een Jeugd.-
stormdienst zou meemaken. Sinds dien tijd be
zocht Karei regelmatig de diensten van den
Jeugdstorm, maakte de Jongmaatsopleiding mee
en toen kwam de groote dag dat het exameu
werd afgenomen. Hoe zou dat afloopen
En verdikkeme, Karei slaagde en was zoo
blij alsof hij ik weet' niet wat had verworven.
Toen de Streekleider bekend maakte, dat de
geslaagde makkers de volgende Zaterdag plech
tig geïnstalleerd zouden worden door den Ge
westleider, toen zwol zijn borst van trots.
Karei ziet zich nog staan met géstrekte arm.
„Ik, stormer, beloof, dat ik moedig, eerlijk en
trouw alles zal geven voor het Vaderland.
Nu marcheert hij met zijn schaar door de stad,
trots en fel. De dienst was afgeloopen en
Karei stapte ook naar huis. Zijn moeder zag
trots, ondanks de bezwaren die zij vroeger had,
naar haar jongen, die nu ii\ den Jeugdstorm
was opgenomen. Zijn vader echter gromde iéts
voor zich heen en Karei ging in een boek wat
lezen. Hij was nu zeventien jaar en had pas
een mooi boek van zijn moeder gekregen.
Toen Karei den volgenden morgen opstond,
ontving zijn vader hem met de woorden„De
Duitsche troepen zijn de Russische grenzen
overschreden en er is oorlog tusschen Duitsch-
land en Rusland".
Karei 'duizelde even. „Zou Duitschland nu
de kastanjes uit het vuur gaan halen? Nu
krijg- je den grooten strijd tusschen Nationaal-
Socialisme en Bolsjewisme." Het eene bericht
rolde over het andere en het bleek aldra, dat
Rusland systematisch een leger had opgebouwd
om Europa onder de voet te pletter te loopen. 1
De roep weerklonk„Vrijwilligers voor I"
Deze roep vond ook in ons Vaderland ge
hoor en de besten onder ons trokken weg, ver
van huis en haard, om tegen het roode monster
te strijden.
Ook Jeugdstormers meldden zich. Eén van
deze was Karei. Ook hij voelde dat hier meer
op het spel stond dan alleen het lot van
Duitschland, ook hij trok weg van huis en
haard, hoe jong hij ook was en ondank*_öat
zijn vader hem dreigde dat hij nooit meer thuis
hoefde te komen.
Zaterdags nam Karei afscheid op den dienst
van zijn Jeugdstormkaméraden en den volgen
den dag vertrok hij met het continent Neder
landsche vrijwilligers naar de Waffen-SS.
Hij maakte vervolgens de opleiding mee, d'
iedere soldaat moet meemaken en dacht d
dikwijls aan zijn ouders en de Jeugdstorm.
Uit de brieven die hij ontving^ van zijn
makkers bleek, dat de Jeugdstorm groeide en
Karei was blij en trots.
Toen brak de tijd van inzet aan het front
aan, waar zij alleft zoo naar verlangden om
nu eens te laten zien wat zij konden en om
nu daadwerkelijk tegen het bolsjewisme te
strijden. Zij werden in een Front-„Abschnitt"
ingezet waar hevig gevochten werd.
Vele zijner kameraden vielen in ^en hevigen
strijd. Zoo brak de hevige winter aan, met
felle koude. Karei stond op wacht in de Barre
steppenmet half bevroren gezicht. Hij moest
echter waken, waken voor zijn kameraden.
Het was doodstil, alleen verlichtte nu en
dan een lichtkogel de verlaten steppen. Uit
Kareis borst welde een snik omhoog „moeder"
en hij dacht weer aan huis, aan den Jeugdstorm.
Nog steeds ontving hij brieven, die spraken
van kameraadschap en jeugdigen wil. Hij zag
zichzelf weer staan met gestrekten arm„Ik,
stormer, beloof, dat lk moedig, eerlijk en trouw
in Godsvertrouwen alles zal geven voor het
Vaderland".
r,Pantsers scootén door, stuka's vallen aan,
Neerlands Zonen in den marsch vooraan 1"
E.Q.
Het Toppunt.
Na Bergen op Zoom begon het zitten blijk
baar toch een weinig te vervelen, want mijn
overbuur posteerde zich een wijle voor het
raampje, met het doel waarschijnlijk zijn ver
moeide leden eens uit te rekken. Eén der Ujde
ressen van het staanpad dacht de kans schoon
en nam zijn plaats in. Ik verheugde mij bij
voorbaat op het beteutërde gezicht wanneer de
jonkman zich eens zou omdraaien, hetgeen
even later geschiedde. „Zeizoo, die kan gaan
uitrusten van het zitten," bedacht ik zielstevre
den. Maar neen, een verbaasd gebaar en een
„pardon" maakte de dame duidelijk, dat zij
in overtreding was* In haar plaats zou ik niet
aan weer opstaan gedacht hebben. Maar waar
achtig, haastig stond zij op en vluchtte naar
haar staanplaats terug en het beminnelijk jong-
mensch liet haar gaan bovendien Toen wérd
het zijn reiskameraad die naast mij zat te
zitten toch tè bar en hij vermaande „Ga nou
pok eens even staan." „O ja," ontdekte de
brave borst en riep zoo waar de verdreven
dame terug. ,„'t Geeft niets," verklaarde hij
grootmoedig en had een bevallig en uitnood -
gend handgebaar naar zijn plaats. „Ik kan er
nog wel- tusschen," bedacht de listigaard toen
weer en wrong zich naast de dame, die zich
nog bereidwillig klein maakte ook. Ik zat a':
deze handelingen schijnbaar lijdelijk, doch inner-
lijk ziedend aan te zien. Met diepen weemoe
gedacht ik den geest der edele ridders uit vorig
eeuwen, den geest, die niet meer vaardig schijr-
over vele mannen van heden. Ik peinsde ovè
het hartfveroverende gedicht van Schiller, De
Hmidschuh, dat wij als jringe en ijverige leer
linè |èn der meisjesschool uit het hoofd leerde
en waarin sprake is van een ridder, die berei
is, tot in den leeuwenkooi door te dringen, om
de achteloos daarin neergeworpen handschoen
van zijn dame op te visschen. Van de kanc
der edelvrouwe was het bedoeld als een we
wat gevaarlijke proefneming en het leek nn
steeds alleszins verklaarbaar, dat de fiere jonk
man aan bet slot van het lied afwijzend zegt
v „Den Dank, Dame, begehr ich nietMaa
ondertusschen trotseerde hij toch maar die
leeuwen. Kom daar tegenwoordig eens om
Zelfs een zitplaats wordt nog niet voor on.-
opgeofferd, laat staan het levenEn hoe innig
zouden wij den galanten man dankbaar zijn
temeer, waar hij een zeldzaam en dus opmer
kelijk verschijnsel geworden is.