Wat bepaalt onze houding?
Vriji
Ds. Schouten s Roep tot Bezinning.
Ze leeren het nooit
fat m\lm de Mmn er wel
I
LEZERS fVRAGEN
Sport voor meisjes
wl
Ok de door dezen bekenden Gereformeerden predikant geschreven brochure
ontkenen wij het onderstaande, zijnde een gedeelte van het derde hoofdstuk i
J£èf 1» voor zeer velen van onze landge-
nQOten, maar vooral voor kerkelijke menschen,
lijkbaar heel moeilijk om de juiste houding
tè vinden ten opzichte van de huidige tijds
omstandigheden.
Dat is om meerdere redenen begrijpelijk.
Da wereld is zóó verward geworden, dat het
efen heele toer is om in dien doolhof den goeden
we.g te vinden. Is eenmaal maar weer een
meer geordende en constante toestand ingetre
den, zijn de gemoederen gekalmeerd, dan (zoo
oordeelen zij, die van hun rust houden), dan
wordt het vanzelf gemakkelijker om alles te
overzien. Maar (zoo gaat de redeneering
verder) de st^jjd, en niet alleen die op de
slagvelden, maar ook en niet minder - op
staatkundig en maatschappelijk gebied, is nog
in vollen gang. De wolken van geschillen
over wat dan de beste methode van samen
leving is, zoowel voor de bewoners van een
bepaald land, als voor de landen onderling,
en wat aan de volken het meest ten goede komt,
vliegen nog omhoog. De groote massa kan dus
nog niet zieh en wil liever ook nog niet zien,
welken kant het uit moet. Wie heeft, zoo
vraagt men, het nu eigenlijk bij het rechte eind
Engeland, N.-Amerika, 'wij zelf voorheen met
wat dan de democratie heet, of Duitschland
met het Nationaal-Socialisme en Italië met het
fascisme
Daarbij komt, dat de meeste menschen te
weinig onderzoeken, om tot een zelfstandig
oordeel te kunnen geraken en te veel zich laten
lelden door evenmin goed gefundeerde en ge-
orienteerde gidsen. Ook al koestert men de
overtuiging, dat men ter zake kundig is, prac-
tisch is men van wat er in de wereld omgaat
alleen op de hoogte door wat dag- en week
bladen, tijdschriften en onderlinge conversatie
doorgeven.
Als men tenminste nog leestDat mag er
heusch wel bij gezegd worden. Want ook dat
laat zeer veel te wenschen over. Wat niet
alleen geldt voor den doorsneé-burgpr. Maar
evenzeer voor een groot deel der intéllectueelen
of wat zich voor intellectueel houdt. Als ik
aan ieder van mijn collega's predikanten, die
„Mein Kampf" gelezen hebben, een gulden
geven moest, dfcn zou ik er zeker niet arm van
worden. Ook al lezen ze anders wel de werken
van theologische tegenstanders, het standaard
werk van Hitier kennen ze niet. In dezen
volharden blijkbaar de meesten liever in on
wetendheid. En dat in zulk een tijdWil
iemand iets verstaan, van wat er in de wereld
gaande is en niet slechts anderen napraten,
1 dan moet hij toch tenminste dat boek ge
lezen hebben. Ik zeg dit mede uit eigen er
varing.
Want ieder weet, kan althans weten, dat
on$e Nederlandsche Pers, na den oorlog van
19Ï4—1918, allengs meer anti-duitsch gewor
den was. Vóórdien was dat lang niet alge-
ineen. Om maar één voorbeeld te noemen
de toenmalige leider der Anti-revolutionaire
partij, wijlen Dr. A. Kuyper Sr., was in de
jaren 1914—1918 zeer pro-Duitsch, Zijn lijf
blad „De Standaard" bewees het duidelijk.
Later veranderde deze gezindheid hier te
lande sterk. Sinds het opkomen der Nationapl-
Socialistische strooming onder Adolf Hitler,
\$jzigde zich, vooral in kerkelijke, maar ook
in Liberale en Sociaal-Democratische kringen,
de stemming radicaal. Bij de kerkelijke groepen
was dit vooral een gevolg van de meening,
dat men in de N.S.D.A.P. een beweging van
zuiver anti-godsdienstige strekking moest zien.
Vooral toen de partij in Duitschland bij de
Rijksdagverkiezingen een zoo groot aantal
stemmen op zich vereenigde, dat in januari
1933 Hitier de leiding van het staatsbewind
op zich kon nemen, sloeg hier te lande den
meesten menschen de schrik om het hart. Nu
zou, zoo meende men in vollen ernst, in
Duitschland de Kerk het loodje moeten leggen.
En de meer belezenen bij ons, die althans af
wisten van het bestaan van Alfred Rosenbergs
befaamde boek „der Mythus des XXsten Jahr-
hunderts", zagen in gedachten niet alleen de
Joden, maar ook de Christelijke Kerken reeds
vervolgd. Van dat laatste was Ds. Niemöller
dan wel het heel duidelijke bewijs, al was
hun allesbehalve duidelijk waarom deze
nt gevangen zat.
:n de werkelijke -toestanden in Duitsch
land wist en weet men, over' het algemeen,
bitter weinig af. Dat het kerkelijk leven zijn
gewonen gang, gingdat ieder ongemoeid
bleef, die God wilde dienen naar diens Woord
en naar de overtuiging van eigen geweten,
ȕs hij zelf geen ongeoorloofde handelingen
pleegde, geloofde men niet en gelopven velen
hu nog niet. Qcjheb In de laatste paar Jaren
velen ontmoet, die eerlijk meenden, dat. in
Duitschland de kerkgebouwen zoo goed als
leeg blevendat er geen Christelijke boeken
of bladen meer verschenendat de meeste
priesters en predikanten gevangen zaten. In
allen gevalle, dat het met het kerkelijk en
godsdienstig leven daar al zeer treurig gesteld
tvas.
Als ik ze dan vertelde, dat de samenkomsten
der Kerken geregeld verliepen en velen die
bezochtendat theologische boekwerken en
periodieken geregeld verschenendat de ver
houding van Kerk en Staat, vooral waf de
Luthersche, dus de grootste der protestantsche
Kerken, betreft, altijd zoo heel anders was
geweest dan wij Iji Nederland dat, althans sinds
een eeuw, gewend warendat in Duitschland
de helft van de bevolking Luthersch is en
dat de traktementen der predikanten in die
Kerk, ten bedrage van tientallen millioenen
rijksmarken, volledig door den Staat betaald
worden, alsook ander kerkelijk onderhoud (ih
1940 n.l. 900 millioen rijksmarken) vatt den
Staat ontvangen wordt; dat o.a. het Gerefor
meerd Th^ol^g-sch Tijdschrift in Duitschland
even regehr- verschijnt als bij ons het ge-
lijKnamige f schriften dat in deze Neder
landsche p diek de schrijvers herhaaldelijk
zich beroepe i op de Duitsche theologen van
den laatsten tijdals ik hun dat zelfs liet zien,
dan kon men uiteraard liet wel niet tegen
spreken, maar met vol vertrouwen het aan
nemen deed men blijkbaar ook niet. Wat o.m.
hieruit bleek, dat men achter mijn rug om, mij
pro-Duitsch .noemde alleen omdat ik tegen
het ondoordacht gepraat in, voor de waarheid
opkwam. En dat zelfs was reeds verdacht
Zoo diep geworteld zit de achterdocht. En
geen wonderIn dat wantrouwen zijn we
vooral de laatste tien jaren immers stelselmatig
opgevoed.
Ik wil wel eerlijk erkennen* dat ik een jaar
of acht geleden zelf nog in die richting dacht.
Natuurlijk nh.t in dien zin als zou in Duitsch
land alle kerkelijke leven te gronde zijn ge
gaan maar wel als dreigde uit de nieuwe
richting daar het gevaar, althans meer dan uit
onze democratische instellingen. Maar daar
was ik toch reeds vóór ï$37 van teruggekeerd.
Het voortschrijdend verval, staatkundig en
godsdienstig, in ons eigen land, deed my Inzien
dat de bewaring van het leven met God en
voor God, persoonlijk en In de gezinnen, in
de Kerk en onder ons volk, niets te maken
heeft met Democratie, Fascisme of Nationaal-
Socialismedat in Duitschland en in Italië
de Kerk net zoo min, of wil men dan zeggen
ln even groot gevaar verkeert als in Engeland
en ln Nederland. Dat dit eenvoudig een kwestie
is van persoonlijke trouw. Terwijl Gods
Woord het eene staatkundige stelsel niet boven
het andere aanbeveelt, maar alleen elscht, dat,
onder welk regeeringsstelsel ook, recht en ge
rechtigheid zullen gehandhaafd worden.
Als ik de maatschappelijke verwording zag
in de enorme werkloosheidin de lanterfan-
terende jonge stempelaarsin den afkeer van
werk, zoodat men liever leeg liep dan voor
hetzelfde bedrag als dat van den steun, of
voor een paar gulden meer de handen uit de
mouw te steken, terwijl onze regeeringen dat
alles maar lieten begaan; toen de staatkundige
verwatering met het neutrafë kabinet-Colijij
en de wegvaging der nieuwe editie van zijn
bewind door een Roomsch-Katholieke-Sociaal-
Democratische manoeuvre, alsook het niets-
nutterig gepraat in de Kamers der Statep-
Generaal mij begonnen te walgentoen ik de
niets zeggende radio-réde van onze Koningin
hoorde over „geestelijke en moreele herbewa
pening", waarvan niemand wist wat hij er
mee-beginnen moest (zcodat bijv. de commis
saris der Koningin in de provincie Overijsel de
burgemeesters bijeen riep en hun voorstelde om
dan maar een soort stichting voor stakkerige
menschen in het leven te roepen) toen ik
maar waarvoor zal ik nog meer noemen?
toen kwam bij mij de volledige ommekeer van
waardeering.
Als de menschen nog niet geheel geheugen
loos zijn geworden en niet tot eiken prijs den
toenxnaligen nedergang van ons volk willen
ontkennen, dan zal ieder moeten toestemmen,
dat het zoowel in de regeering van ons land,
als in maatschappelijk opzicht, slecht ging»
Het is eenvoudig de nuchtere waarheid, Er
naar terug verlangen, zooals velen dan toch
maar zeggen te doen, is dwaas.
In kerkelijk 'opzicht ging het niet beter. Om
nu maar bij mijn eigen kerkèlijken kring te
blijven, r— het was al richtingsstrijd en theolo
gische haarkloverij wat de klok sloeg. Namen
noem ik niet, om allen schijn van persoonlijk
heid te vermijden. Een jaar of vier geleden
heb ik, na mijn aanvankelijk ziekteherstel, in
ons plaatselijk kerkblad, mijn hart eens gelucht
over den gang van ons theologisch geharre
war. Men heeft dat toen van mij geduld.
Meer ook niet. Maar iemand maakte mij de
welgemeende opmerking„toen ik Uw artikel
las, heb ik gezegd„dat is geschreven door
iemand, die uit een andere wereld teruggekeerd
is". Nu dat wist ik zelf ook. Want God had
mij in dien tijd veel geleerd en tot een on
voorwaardelijk aanvaarden van Zijn weg ge
bracht. Eerst voor mij zelf wat de consequen
ties van het ziekteverloop voor mijn eigen
leven betreft. Maar tóen in Mei 1940.de omme
keer kwam voor ons land, heb ik even beslist
daaruit de consequenties voor ons volk ge
trokken. Dit js eenvoudig Gods weg geweest.
Daar mag ik en daar mag geen Nederlander
zich tegen verzetten.
Wordt vervolgd
Verantwoordelijk voor den inhoudde hoofd
opsteller A. J. Klooté Goes. - Uitgever
District 14,. Zeeland v. d. Nationaal-Socialis-
tische Beweging. Verschijnt eenmaal per maand.
Abonnementen buiten Zeeland f 1.50 per jaar.
P.V. 1894/23. Gratis verspreiding.
Vroeger deden we in Nederland aan
liefdadigheid, en hoe Meer dan. 8000
liefdadigheids-instellingen telde ons
landje, d.w.z. iedere 1000 inwoners
hadden zoo hun eigen instellinkje.
Onder deze 8000 waren vele goede.
Wat echter ontbrak was de eenheid,
en dat in een land waar men zoo trots
was op -de spreuk „eendracht maakt
macht".
Deze verdeeldheid hadden wij te
danken aan de Fransche Revolutie.
Weet U nog wel lezer: vrijheid, ge
lijkheid, broederschap, of beter gezegd,
ieder voor zich, God voor ons allen.
En nu beleven we een nieuwe revo
lutie, n.l. die van het Nationcrcd-Socia-
lisme. En nu geen vrijheid, gelijkheid,
broederschap, maar: „gebondenheid
in eigen volk". Wat dit zeggen wil
Ieder geeft zijn werkkracht aan de
gemeenschap en wanneer nu de en
keling, buiten zijn schuld in moeilijke
omstandigheden komt te verkeeren,
dan heeft hij het recht zich tot diezelfde
gemeenschap te wenden om hulp en
bijstand.
Wij hooren als Nederlanders te sa
men en hebben den plicht elkaar te
helpen.
Een en ander komt dus hier op neer
lezer, dat U de plicht hebt als Neder
lander lid te worden van den Nederl.
Volksdienst, daartegenover staat, dat
U het recht hebt altijd bij den Nederl.
Volksdienst aan te kloppen wanneer
U in móeilykheden zit.
U behoeft dan niet eerst eens uit
8000 vereenigingen uit te zoeken, wie
van Uw kleur en Uw richting is, de
Volksdienst helpt ongeacht politieke of
kerkelijke gezindheid, zij helpt U enkel
en alleen omdat gij Nederlander zijt
Zeeuwsche zondaars
Wat is Petoeten
We hebben allemaal Op school
geleerd dat onze voorvaderen, de
stoere Batavieren, behalve een hef
tige neiging tot jagen en visschen,
een pracht van een dorst van
daar de ondeugende woordspeling
van Vatebieren en een groote
voorliefde hadden voor het kans
spel. Zoo kon het b.v.- gebeuren
dat zij, wanneer ze hun laatste
everzwijntanden vergoktsjrodden,
hun vee inzetten en wanneer ook
dat verspeeld was. dat ze dan ten
slotte dobbelden om hun vrouw.
Wanneer men tegenwoordig de
vela processen-verbaal ziet, opge
maakt wegens het uitoefenen van
hazardspel, dan wordt 't duidelijk,
Hat de schoolboekjes niet gejokt
hebben, doch dan begrijpt men
tevens, dat sommige huisvrouwen
vrees Mgen het lot te deelen van
haar vSor-moederen.
Wat zegt U lezer? Een stukje uit
een courant van vóór 10 Mei 1940
Misgeraden I U leest hier een stukje
overgenomen uit Het Dagblad van N.
Brabant en Zeeland van Woensdag 20
October 1943.
Hoe is het eigenlijk nog mogelijk, dat
in dezen tijd het een of ander miserabel
redacteurtje nog den moed heeft om
de onzin, die ons vroeger op de school
werd voorgezet, nog eens op te rake
len Weet U, meneer de redacteur,
nu nog steeds niet, dat het nu eenmaal
in de kraam der gevluchte heeren en
hun aanhangers te pas kwam om onze
(dus ook Uw) voorouders zoo beroerd
mogelijk voor te stellen. Ja, natuurlijk,
meneer de redacteur, wij moesten ons
toch t.o.v. die lieve, aardige joodjes
zoo klein mogelijk voelen. Ja, juist, wij
moesten ons toch ijjets verbeelden,
kun je begrijpen, lieden met zulke
wilde voorouders konden niet tippen
aan die géachte joden met hun nette
voorouders.
Maar nu in ernst. Laat de 'redactie
van Het Dagbl. v. Nrd.-Brab. en Zeel.,
die foch werkelijk het nieuwe dat ko
mende is reeds aardig begrijpt, in de
toekomst dergelijke zotte praal toch
achterwege laten.
Heusch, iedere Nederlander mag met
recht trots zijn op zijn Germaansche
voorouders. Onze jeugd zullen we
leeren die stoere eerste bewoners, die
mannen en vrouwen uit één stuk te-
waardeeren. Een hard geslacht, dat in
een strijd tegen de zeer zeker niet zacht
zinnige natuurelementen de overwin
ning wist te behalen en dat nog krach
tiger uit dezen strijd te voorschijn is
gekomen.
Onze voorouders waren gave men
schen, gaaf van uiterlijk en gaaf in hun
innerlijk leven. Dit in tegenstelling tot
die der Joden, maar hierover hoef ik
niemand iets ie vertellen. 'C. N.
De avond is donker. De regen valt
in stroomen neer. Een colporteur belt
aan. Meneer staat op en begeeft zich,
met zijn slaperige hersens reeds lang
op 't nachtslot, als een trein door een
donkere tunnel, met zijn sloffende pan
toffels door \et nauwe gangetje naar
de voordeur. Gelijk bij de' vrijlating
van een boef uit de gevangenis, worden
met veel lawaai de noodige grendels,
waarbij Tiet-" gekraak en gepiep als
noodkreten om een druppel olie, het
eentonige gekletter van de regen over
stemmen, verwijderd, de deur wordt
geopënd en twee slaperige oogen
doorboren moeizaam de duisternis. Op
de vraag van den colporteur of me
neer eens VoVa wil koopen ter oriën
teering in het huidige wereldgebeuren,
verraadt de stralenbundel van zijn zak
lantaarn een bevende hand tengevolge
van zijn innerlijke bewogenheid. Me
neer zoekt steun aan de gangmuren en
voelt zich even later als een pas ge
bouwde bunker in de houten bekisting.
Na algeheel© mobiliseering zijner
krachten, als voerde hij een inwendi-
gen totalen oorlog, stamelt hij, waarbij
zijn spreekorgaan meer lijkt op een
storingzendef dan op stembanden, dat
hij niet aan politiek doet. De colporteur
tracht meneer duidelijk te maken dat
deze tijd niemand onberoerd laat en
leder zijn houding heeft te bepalen.
Na een korte vormingsles aan de deur
hijscht meneer moeizaam, als had hij
een mud aardappelen te tillen, zijn
portemonnaie uit zijn broekzak. De col
porteur begeeft zich weer in de duister
nis en meneer trekt zich met zijn VoVa
in een hoekje van de kamer terug,
achter het rookgordijn van een „zwarte"
sigaar. Rustig ademend, naar alle
zijden gedekt en veilig, neemt hij arg
wanend en met een vrijwel afgegren
delde geest kennis van den inhoud.
Na eenige maanden achtereen VoVa
gelezen te hebben,^ voelt meneer zijn
ideeënwereld wankelen. De«gestadige
Nationaal-Socialistischepetroleumdrup-
pel heeft de democratische roest in
zijn hersens opgelost en meneer rede
neert al aardig gezond.
De druk zijner omgeving weerhoudt
hem evenwel verdere stappen te doen.
Plechtig legt hij in handen van zijn
vrouw de gelofte af, nooit iets van zijn
oogênschijnlijk veranderde geesteshou
ding naar buiten te laten merken. Want
wat zouden immers de buren er wel
van zeggen, wanneer hij in plaats van
met een smetteloos wit boord zich in
een zwart hemd op straat begaf
Als een paria zou hij moeten voort
leven. Kwade blikken zou hij moeten
opvangen. Hoofden zouden zich voor
hem omdraaien.
Neen, dat is alles te veel geleden
voor het Vaderland I
Wanneer het rookgordijn, boven Uw
fauteuil, is opgetrokken, tracht U zich
dan eens, slap meneertje, een beeld
te vormen Van den heldenstrijd onzer
frontsoldaten in het Oosten. Stel dan
eens hun ware doodsverachting tegen
over Uw klein burgerlijk: gedoe.
dan in Uw gedachten Uw bijdrage aan
Neerlands redding en die een onzer
frontsoldaten eens op de weegschaal,
dan zult U constateeren, voorzoover
U zich niet reeds eerder in een hoekje
van de kamer zit te schamen, dat deze
met groote snelheid in zijn voordeel
doorslaat 1
UkJ
Waarheen
De thans woedende oorlog nadert met rassche
schreden zijn hoogtepunt. Ook voor den mili
tair en politiek minst geschoolden leek staat
dat op het oogenblik vast. En zelfs hij, die
aanvankelijk gemeend heeft dezen oorlog als
een hevige, doch kortstondige stormvlaag over
zich heen te laten razen, moet zich tegenover
den naderenden climax met zorg afvragen
„Waar gaan wij in Nederland heen
Op het „wij" nu, komt het aan.
Bedoelen wij daarmede onszelf, zonder ook
maar aan iets of iemand in onze omgeving
te denken Of heeft dit „wij" nog een andere
heteekenis
Het antwoord kan, na drie jaar daadwerke
lijk in den oorlog betrokken te zijn, voor
iederen Nederlander, die niet ziende blind en
hoorende doof is, thans wel duidelijk zijn.
De oorlog gaat niet om één óf andere kleine
groep, en in dezen oorlog valt ook niet in de
eerste plaats het belang daarvan veilig te
stellen. Zelfs niet van een grootere groep, die,
hetzij door godsdienstige, hetzij door .economi
sche belangen, tesamengebracht zijn.
De oorlog heeft in dit opzicht althans alles
vereenvoudigd en tot zijn juiste proporties terug
gebracht.
Het gaat maar om één dingHET NEDER
LANDSCHE VOLK
„Waar gaan wij heen", heeft dan ook geen
andere heteekenis en mag geen andere beteê- v
kenis hebben dan„waar gaan wij, Neder
landers, dus waar gaat de Nederlandsche volks
gemeenschap heen, en .welke toekomst gaat die
volksgemeenschap tegemoet
Deze vraag is dan alleen te beantwoorden,
als men goed inziet dat Nederland niet achter
een Chineeschen muur ligt, en ook, dat het er
nimmer .belang bij kan hebben,.daar achter te
liggen. Dat de lasten van dezen oorlog voor
het belangrijkste deel op de schouders van het
Duitsche volk drukken, valt iyet te ontkennen.
Ook het Nederlandsche volk draagt echter
zijn deel, en in het bijzonder draagt de een
voudige werker dat, die zich niet#rfkan permit-
teeren zijn beurs te vullen met winst door
zwarte handel en andere, uit- sociaal oogpunt
afkeurenswaardige handelingen. Wil deze een
voudige werker den zin van dezen oorlog ver
staan en wil hij ondanks alle moeite en ellende
den blik op de toekomst gericht houden, dan,
moet die toekomst hem ook iets te bieden
hebben, wil hij niet ten onder gaan in den
niet te loochenen kommer van dtf oogenblik,
dan moet er iets zijn, waardoor hij dragen
kan wat het lot hem thans oplegt. Er is maar
één ding, dat dit kan. Dat is het onverander
lijke doel, dat ook in het verleden, zij het
langs verkeerde en op dwaalsporen leidende
wegen, is gezocht
Het Socialisme,
Wil dit Socialisme echter verwerkelijkt
worden, wil het leven en, levend blijven, dan
is het noodig, dat dan ook thans voor eens
en voor altijd afgerekend wordt met alles wat
Socialisme naar hef leven staat, en dat den
machten, die de tegenspelers zijn van dat So
cialisme, voorgoed het zwijgen wordt opgelegd.
Dit nu is een questie, die niet alleen andere
volken, maar ook ons Volk raakt.
Ons volk als geheel, maar ook de afzonder
lijke werkers. De tijd va» vage aanduidingen
is voorbij. In het gezicht van een harden en
verbitterden oorlog is het goed de dingen bij.
hun naam te noemen. „Waar gaan wij heen"
geldt voor het Nederlandsche volk, dat be-
teekent voor de werkers van dat volk, als kern
daarvan.
Op welk doel richten wij ons niet alléén
met woorden, maar ook in daden Daarvoor
is maar één antwoordWij richten ons op
een hecht en sterk Europa, niet gebukt onder
het kapitalistische juk uit het Westen en
evenmin onder het - bolsjewistische juk uit het
Oosten, omdat, een hecht en sterk Europa de
éénige mogelijkheid biedt voor het Socialisme,
dat voor de volkeren van Europa, dus ook
voor ons volk, een levensbelang kan verwer
kelijken.
Het is overbodig om alle beperkingen, die
het lot velen werkers oplegt, hier nog eens
de revue te laten passeeren. Het is zelfs over
bodig te zeggen, dat daar beperkingen bij zijn,
.die door halfheid en laksheid van sommigen
en dan zelfs sommigen, die den schijn aan
nemen voor een nieuwe .gemeenschap te
strijden zwaarder drukken dan noodig is.
Het komt tenslqfte op de hoofdzaak aan. En
de hoofdzaak is, dat thans alle werkers in
Nederland de handen ineen slaan.
Dat zij militaire terreur en bommenhagei
ten spijt ondanks alles wat «en vertwijfeld
kapitalisme en een verpestend bolsjewisme
thans als een zegening aan Europa op willen
dringen, na gefaald te hebben in eigen land,
duidelijk doen uitkomen, dat zij maar één doel
kennen„het strijden", ook voor hun dage-
lijksch werk, voor een Socialistisch Europa,
en dan daarna voor een Socialistisch Neder
land, dat als rots in de branding staat 1
Thans ideaal, waarnaar wordt uitgezien,
morgen of wellicht overmorgen werkelijkheid,
mede^ door den gemeenschappelijken arbeid van
alle Nederlandsche werkers.
Strijd om de idee.
Velen zijn dusdanig door haat bezeten, dat
zij van eiken werkelijkheidszin zijn gespeend.
In den voedingsbodem van dien haat schiet
elk gerucht gretig wortel. Het verstand van
deze menschen is in die mate beneveld, dat de.
ontzenuwing van het gerucht door de werke
lijkheid niet wordt aanvaard. In hun wensch-
droomen tooveren zij zich telkenmale, met voor
hen wiskundige zekerheid, het einde van den
oorlog voor oogen. Zij weigeren hardnekkig te
begrijpen, dat deze oorlog niet alleen is een
strijd met de wapenen, maar bovenal een
strijd om de verwezenlijking van een Idee en
de wording-van een waarlijk Socialistische
Europeesche volkerengemeenschap.
Toch zullen zij ook eenmaal in die gemeen
schap een plaats innemen welke uitsluitend
bepaald zal worden door de prestatie.
Nu weten wij zeer goed, dat door de harde
practijk van allen dag het uitzicht op de
toekomst en op de vorming van die Socialisti
sche gemeenschap, waarvoor Europeesche sol
daten zich met hun leven hebben ingezet, wordt
vertroebeld.
Ook de werker, die steeds gehunkerd heeft
naar de erkenning van zijn arbeid en zijn vol
waardigheid, waarvan thans wel de zwaarst»
offers worden gevraagd, is spoedig geneigd do
practijk van heden te verwarren met een So
cialistische gemeenschap,
In oorlogstijd heerscht de wet van den oorlog
in al haar consequenties. In Duitschland bijv*
Is een grootsch wonlngbouwprogram ontworpen,
de uitvoering ervan moet wachten.
Totale oorlog.
De Nederlandsche arbeider trekt naar
Duitschland. Hij moet zijn woning verlaten
en wordt in kampen ondergebracht. Van den
arbeider die hier blijft, wordt een verhoogde
krachtsinspanning gevraagd. Hij moet harder
werken en krijgt, uitgedrukt in verbrulksgoe-
dereti, minder dan in vredestijd.
De oorlog is een totale oorlog geworden en
de productieve krachten worden dus in de
allereerste plaats gericht op de vervaardiging
van goederen voor de oorlogvoering.
Met den afloop van dien oorlog staat of valt
Europa.
Een verhooging van hét geldloon over de
geheele linie, zou het goederenloon niet ver
beteren. Integendeel, een opvoering van het
algeheel loonpeil, zónder de vergrooting van
de productie van verbTuiksgoederen zou ons
op het hellende vlak der inflatie brengen.
Loonen en prijzen zijn onverbrekelijk ver
bonden.
Wij weten echter evenzeer, dat de toestand
voor velen, die met hun loon het z.g.n. distri
butie-pakket niet kunnen koopen, onhoudbaar
is geworden. Dit beteekent dat anderen in den
schoot valt, wat hun niet toekomt. Verder
staat1 het vast, dat nog vele onder de kapita
listische machtsverhoudingen kromgetrokken
loonsverhoudingen moeten worden rechtgezet.
Het N.A.F. paraat!
Het arbeidsfront is op dit gebied paraat I
Het doet een dringend beroep op den Ge
machtigde voor den Arbeid om het proces van
ordening der loonen te bespoedigen. De oorlog
grijpt iedereen aan en zelfs de sterkste harten
kloppen wel eens onregelmatig. Er gaapt als
het ware een kloof tusschen het heden en de
Socialistische gemeenschap, die in de toekomst
ligt. De overzijde van die kloof kan slechts
worden bereikt, indien alleen die tot arbeiden
in staat zijn, het geloof in de zekerheid van
die toekomst in zich dragen. De kloof moet
worden overbrugd. j
In den maalstroom van dezen zwaren tijd
worden telkenmale stukken gemaakt. Moeizaam
ntoet man voor man en vrouw voor vrouw
gewonnen worden voor de idee, dat de brug
moet worden voltooid.
Het Nederlandsche Arbeidsfront, dat zich zoo
nauw verbonden weet met het arbeidsleven, aan
welke poorten dagelijks zoovelen met hun
nooden kloppen, weigert voor den dag van
heden schoone beloften te doen, beloften, die
thans niet kunnen worden ingelost. Het wil
zich gedragen weten door die werkende man
nen en vrouwen in wier harten dat verlangen
leeft naar een waarlijk Socialistische gemeen
schap en wier geestkracht het mogelijk maakt
niet alleen staande te blijven in dezen tijd,
maar bovenal door den kruitdamp heen de
toekomst te zien. Zij zullen tesaam vereenigd
in het Arbeidsfront, ondanks alles, de brug
voltooien.
Verschillende vragen over distribu
tiezaken, loongeschillen of arbeidsza
ken zijn schriftelijk aan de vragers be
antwoord. Ook in de toekomst zullen
dergelijke vragen, die slechts van be
lang zijn voor den vrager, rechtstreeks
worden beantwoord. Alleen vragen
van algemeen' belang worden ln De
-Zeeuwsche Stroom beantwoord.
Anonieme brieven gaan ongelezen in
den prullemand. Men spare zich hier
voor de portkosten.
Tijdens een bezoek, dat de Leider
dezer dagen bracht aan den tweeden
beroepskaderleergang voor leidsters
van den Jeugstorm te Blaricum, heeft
Mussert zijn jonge kameraadskes o.m.
gewezen op de verkeerde opvattingen,
die heerschen omtrent wedstrijdsport.
„Het gaat er om, dat de meisjes be-
hdorlijk' kunnen loopen, dat ze lenig
worden, behoorlijk een kamer binnen
komen en aan 'tafel ziften", zeide de
Leider.
„Er moet een onderscheid komen
tusschen de sportbeoefening door de
jongens en die door de meisjes.
Het is heel sportief, wanneer een
flink meisje met haar vriendin eens om
het hardst loopt. Een storinster vindt
er een eer in, om harder te loopen dan
de ónderen, dat spreekt vanzelf. Wan
neer echter stelselmatig „wedstrijdren-
nen" voor stormsters worden gehouden,
leidt dat allerminst tot de harmonische
opvoeding, die wij voor jonge meisje3
voorstaan. Het is fout, om iemands
kwaliteiten alleen af te meten naar het
feit, dat zij (of hij) de 100 meter een-
tlende seconde sneller weet te loopen
dan iemand anders
Het- staat een meisje ook niet, oip
met krampachtig vertrokken gezicht 'n
zwaren kogel weg te stooten of een
knots weg te slingeren.
Er moet een echt-vrouwelijke sport
beoefening in den Jeugdstorm komen.
Wij zijn voorstanders van een harmo
nieuze ontwikkeling en niet van het
kweeken van vrouwelijke soldaten."
Ondergeteekende
adres
te
verzoekt hem (haar) te willen inschrijven als lid der N.S.B.
Op te zenden naar -het
Diensthuis van de N.S.B.
Koningstraat 4 Goes.
...194 Onderteekening t
Law
geen i
gehom;
partij®
teeken
Wij va
de pa:
rende L
zichzel;
dachte|
en do
terug/1
ringen1
zen sk|
schen
door di
wanneI
fpudon
gens
in Indi
Is dan
M:f
wl
wil
Gil
Inf
wl
Wil
Cl
V
ui
zl
\l
E