Onze Familienamen
Waarom staat de Duitsche arbeider wel
achter Hitier
Voorheen en th^ns
Heemkunde
Oorlog s~ lente
Ook de uitbreiding der gemeentelijke
bedrijven ten koste van de particuliere
werd socialistisch opgevat. Ook hier,
mocht de enkeling dgar dan ook wei-
n ig van merken, zette zich het algemeen
belang door ten koste van de particu
liere interessen. Ook in deze richting
kwam het „socialisme der in wording
zijnde werkelijkheid" een stuk verder.
In de eerste plaats gold dit voor de
sociale verzekering, welke bij haar op
richting door de sociaal-democratische
partij als product der gehate overheids
staat, was bestreden, nu echter door
de vakvereenigingen, die dichter bij de
werkelijkheid stonden, begunstigd en
verdedigd werd. De werkloosheidsver
zekering, die na den wereldoorlog tot
stand kwam en die den arbeider eenige
mate van zekerheid in de up-and-
downs van het bedrijfsleven bood,
werd als een bijzonder groote aanwinst
begroet én gewaardeerd. Indien men
in deze 'richting verder bouwde, dan
zou men langzamerhand de zekerheid
van den werkenden mensch voor alle
wisselvalligheden des levens grooter
hebben 'gemaakt.
Uit een reeks van dergelijke bestand-
deelen kwam datgene tót stand, wat
men ónder „bedrijfsdemocratie" ver
stond en men spande zich in, den ar
beider, die aan de overwinning van
het socialisme g sloofde, een én ander
bij te brengen. Het was, zooals reeds
opgemerkt, niet altijd even gemakke
lijk, deze rijkelijk theoretische gedach-
tengang, voor de groote massa begrij
pelijk ie maken. Want mocht dan ook
in eenige gevallen het onmiddellijk nut
voor de hand liggen, zooals bijv. bij het
oprichten der bedrijfsraden .of bij de
sociale verzekering, in vele andere ge
vallen waren de voordeelen toch eerst
in de verte te zien. Hoe uit dit alles
dan tenslotte het socialisme zich ont
wikkelen zou, daarvoor moest men al
tijd weer zijn toevlucht nemen tot lange
en omslachtige bewijsvoeringen. Doch
de geschoolde vakarbeider gaf zich ae
moeite dit alles te kunnen volgen, zoo
als hij vroeger de leerstelling, dat het
kapitalistiscne bedrijfsleven zich direct
in een socialistische zou veranderen,
had geloofd.
Dit alles scheen góed te gaan, zoo
lang het bedrijfsleven zich in zijn
schijnbloei verheugde. De cabeider kon
zijn positie nog steeds in de gekenschet
ste richting verstevigen, hier en daar
kon nog altijd een klein succes worden
behaald,"hetwelk dan door een druk
doende partij-reclame als nieuwe bouw
steen voor het in wording zijnde ge
bouw van het nieuwe socialisme, werd
voorgesteld.
Dit beeld moest zich echter op het
zelfde oogenblik veranderen, waarop
de bloei in het bedrijfsleven ten eindè
was, toen n.l. de groote crisis in het
jaar 193Cf het Duitsche bedrijfsleven in
zijn grondvesten deed beven. Toen
werden alle instellingen der „bedrijfs
democratie" in hooge mate twijfelach
tig. De loonvermindering, die zich nu
met alle kracht doorzette, kón - door
geen bedrjfsraad worden tegengehou
den. Hij had zich evenals de vakver-
eenigingsleider te schikken naar de
ijzeren wetten van den particulier-ka-
pitalistischen vrijhandel. Hij kon het
stilleggen der bedrijven, het ontslag
van duizenden en nog eens duizenden
arbeiders niet verhinderen.
Tegelijkertijd werden ook de arbei-
dersbedrijven ten zwaarste door de
crisis getroffen. Meer dan één coöpe
ratieve verbruiksvereeniging geraakte
in financieele moeilijkheden. Ook de
gemeentelijke bedrijven werden het
slachtoffer van de crisis. Het viel niet
langer te loocherfèn en dit werd ook
door de arbeiders Ingezien, h~e weinig
al deze instellingen, waarop de leiders
zoo trotsch waren geweest en waarvan
men vol overtuiging de verdiensten
Een lezer zendt ons, den inhoud van
onderstaanden bisschoppelijken brief
De Aartsbisschop en de Bis
schoppen in Nederland.
Aan de hun toevertrouwde ge-
loovigen Zaligheid in den Heer.
Met het oog op de moeilijke tij
den, die de oorlog ons doet beleven,
op de ontberingen, die wij ons moe
ten getroosten en dje zich in den
aanstaanden winter zeer zek^r nog
heviger doen gevoelen, meenen wij
Onze Geloovigen te moeten aanma
nen tot nederige berusting in het
harde lot, dat hen treft, hen te moe
ten opwekken.om de bittere beproe
vingen, die Gods Voorzien'theid
over ons laat neerkomen, mei gela
tenheid te verduren. Het is Onze
herderlijke plicht, er met nadruk op
te wijzen, dat de Overheidsmaatre
gelen, waarbij in deze hachelijke
tijden buitengewone lasten worden
opgelegd, genomen worden in het
algemeen belang, dat de strekking
der maatregelen betreffende levens
behoeften is, allen gelijkelijk de las
ten van den oorlog te doen dragen
en voorkomen, dat minder gegoe
den geheel aan gebrek worden prijs
gegeven.
Met allen aandrang moeten Wij
derhalve Onze Geloovigen verzoe
ke^ de Overheidsmaatregelen, al
heffen ze soms gevoelig, te eerbie
digen, ep zich in dagbladen en op
vergaderingen te onthouden van
had helpen verdedigen, toch eigenlijk
in- werkelijkheid beteekenden.
De zwaarste slag viel eerst toen de
sociale verzekering haar verplichtingen
niet meer in dezelfde mate kon nako
men. Alle takken van het verzeke
ringsbedrijf zagen zich gedwongen,
tengevolge van den ontzaglijken ach
teruitgang in de bijdragen, hun ver
plichtingen belangrijk te bekrimpen. De
werkloozenverzekering, waarop men
juist in het eerste crisis-jaar nog zoo
trotsch was geweest, geraakte nu met
het toenemen van het aantal werkloo-
zen, in steeds meer moeilijkheden, ter
wijl de subsidies, die het rijk steeds
weer gaf, haar niet afdoende konden
helpen. Ook hier was een sterke ver
mindering in de uitkeeringen onver
mijdelijk.
In den storm van deze ingrijpende
economische crisis brokkelde langza-
- merhand stuk voor stuk het gebouw der
bedrijfsdemocratie af, dat door de vak
vereenigingen als een voorlooper voor
het nog niet voor verwezenlijking vat
bare socialisme was opgericht. Even
wel, de trouw, die van oudsher een
kenmerk der Duitschers is geweest,
was toch nog zoo sterk, dat zij zelfs
dan nog de oude vlag trouw bleven,
toen hun isder greintje hoop op de
verwezenlijking en tenuitvoerlegging
van hun idealen ontnomen was. De ge
organiseerde vakarbeiders gaven niet
toe aan de divefSe parolen der radi
cale leiders, die op een massa-oproer
en een dictatuur van' het proletariaat
aandrongen. Ze waren te goed ge
schoold om aan een dergelijke radi
cale oplossing te kunnen gelooven. Ze
hadden pok te dikwijls Legien's welbe-
kende woorden gehoord, dat een al-
gemeene staking algemeene onzin is
en ze waren er trotsch op te weten,
hoe gecompliceerd het moderne be
drijfsleven eigenlijk is, en dat Kier met
geweld .niets kon worden bereikt. Ze
schonken echter ook. geen gehoor aan
de parolen der nationaal-socialistische
leiders, die hun arbeid en brood be
loofden. Zou dat niet het brood der
kneèhtsctótp en de arbeid der slavernij
beteekenen
Men had weliswaar hier en daar de
organisatie der nationaal-socialistische
bedrijfscellen als een bond leeren ken
nen, die wist hoe te strijden en die on
tegenzeggelijk de belangen van den
arbeider behartigde, doch men was
wantrouwend.
En de joodsche pers beschouwde het
als haar voornaamste taak dit mistrou
wen dag in dag uit levendig te houden,
het constant aan te wakkeren en alles,
wat rok maar den geringsten schijn
van de bevreesde reactie droeg, buiten
alle proporties op te blazen. Het mee-
rendeel der arbeiders liet zich dit critiek-
loos welgevallen. Het stond immers in
de courant te lezen, dat de Nazi's den
arbeider alles zouden ontnemen, dat
ze hem tot slavernij zouden vernederen.
Zoo bleven de arbeiders hun orga
nisaties trouw. Ze konden zich van de'
toekomst geen voorstelling maken. De
leiders der vakvereenigingen verklaar
den hun steeds weer, dat de crisis, ?oo-
als ieder andere in de achter fcn lig
gende jaren, voorbij zou gaan, dat men
-slechts geduld moest hebben.
Dit geduld hadden ze, doch het geloof
en het vertrouwen, dat alles weer beter
zou-worden, verloren ze gedurende de
drie harde en zware crisis-jaren meer
en meer. En hoewel van al hetgeen,
dat de Weimfctrsche -Republiek door in
spanning had verworven, niet veel
meer was overgebleven, waarvoor het
geloond had zich op de bre§ te zetten,
zoo hadden zij zich toch nog verweerd,
indien de leiders hén daartoe hadden
aangespoord. Doch deze leiders wa
ren oud, opgebruikt en besluiteloos.
(wordt vervolgd.)
Een ieder is er zelfs van overtuigd, dat
in dit opzicht de huidige Overheid nog
heel wat meer presteert dan die van
1917, toen de invloed van het libera
lisme zich nog ten volle kon laten
gelden.
Waar blijft echter nu het bisschop
pelijk vermaan Bestaat er nu opeens
geen herderlijke plicht meer om er met
nadruk op te wijzen, dat de overheids
maatregelen, waarbij in deze hache
lijke tijden buitengewone lasten wor
den opgelegd, genomen worden in het
algemeen belang
Of bestaat die,plicht nog wel, maar
weegt er iets anders zwaarder?
Dat iets anders nu is hetgeen voor
ons een meten met twee maten bétee-
kent, waartegen ons oprechtheldsge-
voel in opstand komt. Een meten met
twee maten, dat wij al meermalen heb
ben moeten constateeren, ook toen in
Juni van het vorige jaar de voor Eu
ropa zoo noodzakelijke bestrijding van
den bolsjewistischen vloedgolf begon.
Ook toen zwegen namelijk de bis
schoppen van Nederland, terwijl zij
hadden moeten erkennen, dat met den
strijd van de Duitsche en verbonden
legers in het Oosten het behoud of de
Ondergang van geheel Christelijk Eu
ropa gemoeid was.
Wij verbazen er ons bij zooveel po
litiek christendom dan ook niet meer
over, dat thans een brief als op 25
September 1917 nog steeds niet ge
volgd is.
verbittering-wekkende kritiek en van
het stellen van onbillijke eischen.
Wij vertrouwen integendeel, dat een
ieder naar best vermogen de Over
heid zal steunen bij het volbrengen
^er zware taak, die haar thans op
e schouders rust, en die, naar wij
reezen, in de naaste toekomst nog
- il verzwaard worden.
En zal dit Ons herderlijk schrij
ven, op den 22en Zondag na Pink
steren, in alle tot Onze Bisdommen
beKoorende kerken, alsmede in de
kapellen, waarover een rector is
aangesteld, onder .alle vastgestelde
H.H. Missen op 'de gebruikelijk#
wijze van- den predikstoel worden
.afgelezen.
Gegeven te Utrecht, den 25en Sep
tember 1917.
H. van de Wetering,
Aartsbisschop v. Utrecht.
W. van de Ven,
Bisschop van 's-Bosch.
A. J. Collier,
Bisschop van Haarlem.
L. J .A. H. Schrijnen,
Bisschop van Roermond.
P. Hopmans.
Bisschop van Breda.
Ieder bemerkt dat hetgeen in boven
staand schrijven wordt gezegd, juist
is. Ook nu tracht de Overheid door
krachtdadig optreden tegen den zwar
ten handel, prijs-opdrijving e. d., te be-'
reiken, dat allen gelijkelijk de lasten
van den oorlog te dragen krijgen en
voorkomt zij, dat minder gegoeden ge
heel aan gebrek worden prijsgegeven.
stamme opgegaan in-de Saksen en
de Franken. Deze Friezen, Saksen en
Franken, die de drie hoofdstammen
uitmaakten, zijn onze voorouders ge
worden. Het onderling verschil dezer
drie stammen is in den loop der tijden
verbleekt, hoewel uit taal, lichaams
bouw en zeden nog wel merkbaar is,
van welke dezer hoofd-elementen onze
hedendaagsche bevolking afstamt.
In Holland en in'Zeeland en vooral
in het zuiden werden de Friezen groo-
tendeels verdrongen door de Franken.
Naar afkomst is de Zeeuwsche bevol
king een gemengde.
De Zeeuwen zijn blijkbaar van ver
schillende stam. In het laalst der 16e
en in het begin der 17e eeuw kwamen
in Zeeuwsch Vlaanderen veel uitgewe
kenen uit de Zuidelijke Nederlanden,
de Vlamingen en ook Walen. Na 1680
kwamen daarbij de Fransche réfugiés
of Hugenoten, waaraan ons tal van
namen als Risseeuw, Hennequin, de
Hullu, -Becu enz. herinneren. Boven
dien vestigden zich in 1734 in Groede
de Oostenrijksche uitgewekenen, de
Salzburgers, waaraan ons nog familie
namen herinneren als die van Keymel,
Riz, Callenfels, Wemelsfelder enz.
Hiermede betreden we een onder
deel der he emkunde, een terrein, dat
Sibbekunde genoemd wordt. M.
Hoe onstaat het heem
Uit de schorren is het Zeeuwsche
heem ontstaan en ontstaat het nog.
Eén der 'eerste zorgen na het ontstaan
daarvan is -het beveiligen van dien
g-rond tegen onzen erf-vijand, het zee
water, door het leggen van waterkee-
rende dijken bij de inpoldering, door
het oprichten van een polder of water
schap met een polderbestuur, aan
'welks hoofd meestal een dijkgraaf
staat (ih Holland spreekt men van
Heemraad en Hoogheemraden). Na
de omwenteling van 1795 werd de'
rechtsprekende bevoegdheid aan den
Heemraad ontnomen en hij behield al
leen het bestuur over de waterstaats
aangelegenheden.
Deze polderbesturen hebben een
voortdurende zorg, niet alleen om de
achterliggende landerijen en heemen
tegen het zeewater te beschermen,
maar ook om het water in de polders
op de juiste hoogte te houden, in het
belang van het in kdRuar brengen van
dien grond, van den landbouw en tuin
bouw. De zorg der polderbesturen
strekt zich daardoor niet alleen uit tot
den eigen polder, maar ook voor het
achterliggende landschap, niet alleen
voor het platteland, maar ook voor de
stad en toch moesten de waterschaps
lasten alleen gedragen worden door de
ingelanden van een polder. Ook de
stadsbewoners zouden daarin hun deel
moeten betalen, omdat zij tegen water
vloeden beschermd worden door de
aan zee grenzende en tusschen gele
gen polders.
Bewoonbaarmaking van 't heem.
Uit het bovenstaande blijkt reeds,
dat heemkunde ook omvat de beschrij
ving van het geleidelijk bewoonbaar
maken van den bodem. Elke nieuwe
polder krijgt zijn eerste bewoners, die
weer zorgen voor de instandhouding
van hun geslacht. Wie onzer voor
ouders behoorde tot één der eerste be
woners van een onzer Zeeuwsche pol
ders, of wie van hén behoorde tot de
indijkers Daar is in het heem het be
gin van ons itoorgeslacht, van ons
bloed en dat voorgeslacht heeft ons
heem bewoonbaar gemaakt en gehou
den. Behalve dat ons voorgeslacht
zorgde voor de ontginning en de ontj
watering van den nieuw gewonnen
bodem, moest het daarna zorgen om
het nieuwe heem in kuituur te bren
gen. Met het verder in kuituur bren
gen van den bodem houdt de verdere
bewoning gelijken tred en ontstaat een
nieuwe nederzetting, waardoor meteen
de gebouwen verrijzen. Zoo vestigde
zich in het nieuwe polderland oris
bloed en onistonden daar de eerste
boerenhoeven en daardoor naderhand
de eerste buurten en dorpen.
Bij het onderzoek naar het bloed op
onzen bodem en de bewoners van ons
heem zijn we gekomen tot de beant
woording van de vraag naar ons ras,
onze stam of sibbe. Hierbij moeten wij"
ons niet in de veelzijdigheid verliezen,
doch ons beperken tot den eigen bo
dem, ons Zeeuwsche heem, omdat
daarop onze wieg heeft gestaan.
Ons voorgeslacht
De Germanen, die zich sedert dui
zenden jaren in ons land vestigden,
waren in verschillende stammen ver
deeld, als Friezen, Kaninefaten, Ba
taven, Tubanten, Marezaten, enzoo-
voorts. De Marezaten, wat beteekent
„aan zee gezetenen", bewoonden Zee
land. De Friezen vindt men alleen nog
in Friesland, al hebben zij eenmaal de
geheele kuststrook van ons land tot
het oude Zwin bewoond. Behalve de
Friezen, wier naam tot op heden be-<^
waard is gebleven, zijn de andere
De wind joeg wild door het lentewoud
En zweepte de bladeren neer.
Maar ik, in je armen, had het niet koud
Aanden oever van 't rimpelend meer.
Dc lucht was grauw als in najaarstijd
En het mos was vochtig en zacht,
Maar ik, aan je bofffcend hart gevlijd,
Heb blozend je kussen verwacht.
Het bed op weeken, geurenden grond
Hield hefc ruischende bosch voor ons "klaar*
Met lippen, verzegeld door je mond,
Was ik toen nog eens achttien jaar.
Straks neemt weer oorlog je van mij af
Uit mijn armen in hel van vuur.
Maar ik, die jou mijn rijkdom gaf,
Geniet van dit roekeloos uur.
„Ik wil je geven mijn vleesch en bloed
Als het pand van soldatentrouw.
Tot leven heb je voor twee den moed,
Want nu ben je voor gced mijn vrouw.
Geschut in de duinen dreunde zwaar
En boven ons loeide de wind,
'Maar ik streelde stil "jè blonde haar
En droomde verrukt van ons kind.
Nog joeg de wind door het lentewoud
En zweepte de bladeren neer.
Maar ik,»in je armen, had het niet koud,
Want verliezen kan 'k je niet meer,
MARIA MARE.
IL
2. Aardrijkskundige namen,
huisnamen, enz.
Deze groep familienamen 'komt zeker zoo
veel voor als die van groep 1.
Deze namen geven de afkomst in dien zin,
dat iemands, naam aangeduid werd' naar zijn
plaats van Jjerkomst (dorp, landschap, provin
cie, enz.).
Zoo ontstonden namen alsDe Vries, De
Hollander, De Zeeuw, enz.
Plaatsnamen inVan Steenbergen, Van
Barneveld, Van Rodenburg (dit was de oude
naam voor Aardenburg), Reimerswaal, Roe
merswaal of Remmerswaal (naar het door de
zee verzwolgen Reimerswaal), Van Gent, Van
Vlissingen, Bevelander, Opzoomer (naar Ber
gen op Zoom), Hildernisse (naar het verdron
ken stadje in West-Brabant), Tholenaar, Van
Cruyningen, enz.
Ook buitenlandsche plaatsen komen vóór. Uit
Duitschland vestigden zich ^roeger hier velen,
wat blijkt uit namen alsVan Aken, Van Keu
len, Van Goch, Van Wezel, Van Munster,
Van Ossenbruggen (Osnabrück), enz.
Vooral uit de Zuidelijke Nederlanden zijn
destijds duizenden uitgeweken naar het Noor
den, waarvan nakomelingen thans nog leven.
Nanjen als: Van Antwerpen, Van Damme,
Van Lier (Liere), Van Lokeren, herinneren
hier nog aan.
Tot deze groep familienamen behooren tevens
die, welke ontleend zijn aan een meer algemeen
aardrijkskundige benaming. BijvoorbeeldVan
den Berg, Van Dijk/ Van der Plas, Van den
Heuvéf, Van den Bosch, Van der Putte, Van
de Velde, Van de Voorde (een voorde was
een doorwaadbare plaats in een rivier, ver
gelijk bijv. Westervoort), Van der Zee, enz.
De zeer in Zeeland verspreide naam Van de
Kreeke kan natuurlijk in verband gebracht wor
den met een kreek (Zeeuwschkreeke) een
watertje of wetering.
Uiteraard komen veel namen voor met of
zonder dè toevoeging „van" of „van der".
Soms samengetrokken tot „ver-", bijv.: Verha
gen, Verhoeven, Verschuure, enz. Verder de
voorvoegsels aan, op, over, bij, onder, ten, ter.
Bijv. Aan de Brug, Op 't Hof, Overvoorde,
Onderwater, Ten Brink, Ter Horst, enz.
Nog zeer vele van dit soort namen zijn er,
echter te veel om er in dit kleine overzicht
dieper op in te gaan.
In vroeger jaren had in de steden elk huis
meestal zijn eigen naam, welke was uitgebeéld
in den gevel of op een uithangbord. Hier en
daar vindt men ze nog wel. Het is begrijpelijk,
dat zulk een naam overging op den bewoner.
Om de eene Klaassen van de andere te onder
scheiden noemde men ze naar wat hun uithang
bord of gevelsteen voorstelde.
Zoo kreeg de Amsterdamsche dichter Ger-
brand Adriaansz. Bredero zijn naam van hun
uithangbord van zijn ouderlijke woning „In de,
Heer van Brederode". Op deze wijze zijn na
mén, welke op het eerste gezicht min of meer
komisch aandoen, verklaarbaar. Bijvoorbeeld
Vogelpoot, Kroon, Helm, Piek, Dolk, Gouden-
hoofd en Toutenhoofd (eigenlijk 't (H)outen
hoofd, voorkomend in onze provincie, waar de
welbekende „k" is weggelaten).
Vele uithangteekens droegen verder beelte
nissen van dieren, planten, enz.
3. Namen ontleend aan ambachten,
bedrijven, enz.
Ook deze groep is rijk vertegenwoordigd.
Reeds in de middeleeuwen komen dergelijke
namen voor.
Namen ontleend aan handwerkberoepen zijn
Bakker (ook Koekebakker, Bollebakker), Slag
ter (ook Vleeschhouwer, Beenhakker)Smid,
Dekker (ook Leyendekker, Rietdekker), Schoen-
makez\ Timmerman,' Molenaar (ook Mulder,
Van der Molen, Van der Meulen, Meulenaar),
Kousemaker (deze naam herinnert aan de wijze
waarop kousen ontstonden, voordat men het
breien uitgevonden had).
Aan kerkelijke waardigheden 'zijn ontleen.d
Bisschop, Koster (Coster), Pater, Paap, De
Munnik (ook De Munck of Muynck), enz.
Aan wereldlijke waardigheden Schout (ook
Schouten), Baljuw, Drost, Meester, Schrijver,
Klerk, Tollenaar (ontvanger van tolgelden),
enzoovoorts.
Namen' alsJager, Valckenier, Vogelaar,
Wildschut (jager), zijn aan het jachtbedrijf
ontleend.
Namen alsHerder, Schaper, Schaapman,
Koeman, aan het veehoudersbedrijf.
Namen als Bouwman, Landman, Akkerman,
Tuinman, Hofman, Hovenier, De Zaayer, De
Pachter, Heyboer (heideboer), Kloosterboer "(de
boer van een kloosterhóeve) en nog tallooze
andere, aan den landbouw.
Het is vanzelfsprekend, dat de meeste van
deze namen door verschillende, onderling niet
verwante families, gedragen worden. Immers,
geen dorp zoo klein of het had een smid, een
bakken, enz., wier beroepsnamen tot eigenna
men aangenomen konden worden, daar hij de
eenige in dat dorp was, rdie zijn beroep ver
tegenwoordigde.
4. Namen van allerlei oorsprong.
a. Ontleend aan persoonlijke eigenschappen
In vroeger dagen oorspronkelijk bedoeld als
spotnamen zijn verschillende namen, welke de
menschen gegeven werdep naar aanleiding van
iets persoonlijks, familienaam geworden.
Aan deze wijze van naamgeving danken vele
families, hun naam als, bijv.: De Groot, Klein,
De Lange, De Korte, De Kromme, De Jonge,
De Regt, Scheele, enz. De kleur van het haar
kon aanleiding zijn tot namen alsDe Roode,
De Witte, De Zwarte, De Bruine.
Andere eigenschappen gaven aanleiding tot
namen alsBreebaart, Bruynooge, Korthals,
enzoovoorts.
Karaktereigenschappen deden de volgende
namen ontstaan: De Goede, De Milde, De
Vroome, Goedbloed, enz.
b. Ontleend aan de planten- en dierenwereld
Niét altijd werden dergelijke namen ontleend
aan dier of plant zelve. Iemand, die zeer snel
ter been waè, heette al gauw Kievit, en iemand
die erg vreesachtig was De Haas. Ook uithang
borden en gevelsüeenen hadden veel voorstel
lingen van dieren en planten (zie hier voren
Overigens werden dierennamen wel gegeven
aan menschen, die een zeker diersoort verhan
delde. Zoo ontving een zekere palingvisscher
Hendrik Harmenszoon de bijnaam van Hein Pa»
ling, welke naam later als geslachtsnaam op
zijn kinderen is overgegaan.
Ook vogelnamen komen zeer veel voor
Arend (van den Arend), De Gier, Kraai, Koe-
Koek, Vink, Veldhoen, De Z^waan, enz.
Namen van visschen is Vis of Visch, Steur,
Bot, Baars en in namen van Vischspijzen Pan-
nevis, Stokvis, Pekelharing.
Namen, ontleend aan het plantenrijk zijn
Boom, Lindeboom, Wijnstok, Hagedoorn, .Ro
zelaar (fëzeboom), Eekhout (eikenhout), Dor-
hout, Van der Flier, Van de Peppel (populier),
Van den Abeelen. Meer algemeen zijn Van
den Bosch, Van Hout,of Van Houten. Verder
nogRoos, Lely, Tulp, Hop, Thijm, Pijnap
pel, Juynhol, enz.
c. ontleend aan alle mogelijke dingen
Verder bestaan er nog namen, ontleend aan
de meest uiteenloopende zaken, zooals spijzen,
dranken, kleedingstukken, munten, heiligena-
men, denkbeelden, enz. enz.
Als-voorbeeld moge navolgende namen die
nen
Zuurdeeg, Pannekoek, Wittewrongel (wron
gel is gestremde melk), Wijn, Bier, Mantel,
Das, Borstlap, Blaauwbroek, Katoen, Penning
of Penninck, Braspenning (vroeger een munt,
waar men voor 'smullen (brassen") kon), Cent,
Fortuin (Fortuna), Sintnikolaas, Schoonheid,
Jonkheid, De Redelijkheid, Trouw, Vrede,
Hoop, enz.
Verder bestaan er nog vele familienamen, die
soms heel zonderling aandoen. Van velen ech
ter zal de oorsprong wel ten eenenmale onver
klaarbaar blijven.
Als voorbèeld, namen alsPotjewijd, Bree-
snee, Helleganger, Almekinders, Vroegindewey,
Schietekatte (naar het middeleeuwsche belege
ringswerktuig Vreugdenhil (een heuvel?),
Elenbaas (edele baas?).
Zooals ik reeds hiervoren opmerkte, vinden
vele families bun herkomst uit Duitschland of
de Zuidelijke Nederlanden.
In het bijzonder in onze provincie zijn namen
uit de Zuidelijke Nederlanden wel te herkennen.
Daarnaast echter vindt men hier ook veel
namen, afkomstig of afgeleid van Fransche na
men. Na de opheffing van het Edict van Nantes
in 1685 toch zijn duizenden uitgeweken naar
Holland en Zeeland.
Van de oudere emigranten stammen nog vele
boerenfamilies hier in de provincie af.
Dr. Meertens noemt in zijn boekje „De Ne-
derlandsche familienamen" o.a. de navolgenden
Baljé (in het Fransch ba'illi is baljuw), Butein
(Fransch butin is oogst), Cal jouw (Fransch
caillou is -klei), Cevaal (Fransch cheval is
paard), Labruyère (Fransch bruyère'is heide),
Oreel (Fransch oreille is oor), Luteyn (Fransch
lutin is kabouter).
Vele namen zijn verbasterd en het blijft on
mogelijk hun beteekenis te vinden, zoolang men
hun oorspronkelijken vorm niet kent.
En hiermede wil ik dit kleine overzicht slui
ten.
De Nederlandsche namenstudie is nog van
zeer jongen datum integendeel met bijvoorbeeld
Duitschland, waar vele belangrijke uitgaven
over familienamen en hun beteekenis het licht
zagen.
In ons fend heeft de Friesche oudheidkundige
Winkler in 1885 een studie over „De Neder-
landsche geslachtsnamen in oorsprong, geschie
denis en beteekenis" uitgegeven, hetwelk nog
immer het eenige boek is, waarin een overzicht
gegeven wordt over Nederlandsche familiena
men. Wat daarna bp dit gebied verschenen is,
beperkt zich tot publicaties in tijdschriften en
kranten en kleine werkjes.
Met Dr. Meertens ben ik van' meening. dat
het van groote beteekenis zou zijn, indic.. wij
een volledig overzicht hadden van de geogra
fische verspreiding der Nederlandsche familie
namen. Het zou aan de hand Van deze gege
vens met één oogopslag duidelijk' worden, hoe
groot bijvoorbeeld hét Friesche of het Vlaam-
'sche elpment in ons volk is. -Welke grpepea
meer hokvast zijn en welke meer neiging be
zitten uit te zwermen.
Zoo - verdient, naast het dialect-onderzoek#,
naast de heem- en volkskunde, ook onderzoek^
der familienamen een plaats, als een* onmisbare
schakel, in de keten der onderzoekingen betref
fende verleden, aard en samenstelling van ons
volk.
H. M. STOPPELENBURG.