Onze Familienamen Waarom staat de Duitsche arbeider wel achter Hitier Voorheen en th^ns Heemkunde Oorlog s~ lente Ook de uitbreiding der gemeentelijke bedrijven ten koste van de particuliere werd socialistisch opgevat. Ook hier, mocht de enkeling dgar dan ook wei- n ig van merken, zette zich het algemeen belang door ten koste van de particu liere interessen. Ook in deze richting kwam het „socialisme der in wording zijnde werkelijkheid" een stuk verder. In de eerste plaats gold dit voor de sociale verzekering, welke bij haar op richting door de sociaal-democratische partij als product der gehate overheids staat, was bestreden, nu echter door de vakvereenigingen, die dichter bij de werkelijkheid stonden, begunstigd en verdedigd werd. De werkloosheidsver zekering, die na den wereldoorlog tot stand kwam en die den arbeider eenige mate van zekerheid in de up-and- downs van het bedrijfsleven bood, werd als een bijzonder groote aanwinst begroet én gewaardeerd. Indien men in deze 'richting verder bouwde, dan zou men langzamerhand de zekerheid van den werkenden mensch voor alle wisselvalligheden des levens grooter hebben 'gemaakt. Uit een reeks van dergelijke bestand- deelen kwam datgene tót stand, wat men ónder „bedrijfsdemocratie" ver stond en men spande zich in, den ar beider, die aan de overwinning van het socialisme g sloofde, een én ander bij te brengen. Het was, zooals reeds opgemerkt, niet altijd even gemakke lijk, deze rijkelijk theoretische gedach- tengang, voor de groote massa begrij pelijk ie maken. Want mocht dan ook in eenige gevallen het onmiddellijk nut voor de hand liggen, zooals bijv. bij het oprichten der bedrijfsraden .of bij de sociale verzekering, in vele andere ge vallen waren de voordeelen toch eerst in de verte te zien. Hoe uit dit alles dan tenslotte het socialisme zich ont wikkelen zou, daarvoor moest men al tijd weer zijn toevlucht nemen tot lange en omslachtige bewijsvoeringen. Doch de geschoolde vakarbeider gaf zich ae moeite dit alles te kunnen volgen, zoo als hij vroeger de leerstelling, dat het kapitalistiscne bedrijfsleven zich direct in een socialistische zou veranderen, had geloofd. Dit alles scheen góed te gaan, zoo lang het bedrijfsleven zich in zijn schijnbloei verheugde. De cabeider kon zijn positie nog steeds in de gekenschet ste richting verstevigen, hier en daar kon nog altijd een klein succes worden behaald,"hetwelk dan door een druk doende partij-reclame als nieuwe bouw steen voor het in wording zijnde ge bouw van het nieuwe socialisme, werd voorgesteld. Dit beeld moest zich echter op het zelfde oogenblik veranderen, waarop de bloei in het bedrijfsleven ten eindè was, toen n.l. de groote crisis in het jaar 193Cf het Duitsche bedrijfsleven in zijn grondvesten deed beven. Toen werden alle instellingen der „bedrijfs democratie" in hooge mate twijfelach tig. De loonvermindering, die zich nu met alle kracht doorzette, kón - door geen bedrjfsraad worden tegengehou den. Hij had zich evenals de vakver- eenigingsleider te schikken naar de ijzeren wetten van den particulier-ka- pitalistischen vrijhandel. Hij kon het stilleggen der bedrijven, het ontslag van duizenden en nog eens duizenden arbeiders niet verhinderen. Tegelijkertijd werden ook de arbei- dersbedrijven ten zwaarste door de crisis getroffen. Meer dan één coöpe ratieve verbruiksvereeniging geraakte in financieele moeilijkheden. Ook de gemeentelijke bedrijven werden het slachtoffer van de crisis. Het viel niet langer te loocherfèn en dit werd ook door de arbeiders Ingezien, h~e weinig al deze instellingen, waarop de leiders zoo trotsch waren geweest en waarvan men vol overtuiging de verdiensten Een lezer zendt ons, den inhoud van onderstaanden bisschoppelijken brief De Aartsbisschop en de Bis schoppen in Nederland. Aan de hun toevertrouwde ge- loovigen Zaligheid in den Heer. Met het oog op de moeilijke tij den, die de oorlog ons doet beleven, op de ontberingen, die wij ons moe ten getroosten en dje zich in den aanstaanden winter zeer zek^r nog heviger doen gevoelen, meenen wij Onze Geloovigen te moeten aanma nen tot nederige berusting in het harde lot, dat hen treft, hen te moe ten opwekken.om de bittere beproe vingen, die Gods Voorzien'theid over ons laat neerkomen, mei gela tenheid te verduren. Het is Onze herderlijke plicht, er met nadruk op te wijzen, dat de Overheidsmaatre gelen, waarbij in deze hachelijke tijden buitengewone lasten worden opgelegd, genomen worden in het algemeen belang, dat de strekking der maatregelen betreffende levens behoeften is, allen gelijkelijk de las ten van den oorlog te doen dragen en voorkomen, dat minder gegoe den geheel aan gebrek worden prijs gegeven. Met allen aandrang moeten Wij derhalve Onze Geloovigen verzoe ke^ de Overheidsmaatregelen, al heffen ze soms gevoelig, te eerbie digen, ep zich in dagbladen en op vergaderingen te onthouden van had helpen verdedigen, toch eigenlijk in- werkelijkheid beteekenden. De zwaarste slag viel eerst toen de sociale verzekering haar verplichtingen niet meer in dezelfde mate kon nako men. Alle takken van het verzeke ringsbedrijf zagen zich gedwongen, tengevolge van den ontzaglijken ach teruitgang in de bijdragen, hun ver plichtingen belangrijk te bekrimpen. De werkloozenverzekering, waarop men juist in het eerste crisis-jaar nog zoo trotsch was geweest, geraakte nu met het toenemen van het aantal werkloo- zen, in steeds meer moeilijkheden, ter wijl de subsidies, die het rijk steeds weer gaf, haar niet afdoende konden helpen. Ook hier was een sterke ver mindering in de uitkeeringen onver mijdelijk. In den storm van deze ingrijpende economische crisis brokkelde langza- - merhand stuk voor stuk het gebouw der bedrijfsdemocratie af, dat door de vak vereenigingen als een voorlooper voor het nog niet voor verwezenlijking vat bare socialisme was opgericht. Even wel, de trouw, die van oudsher een kenmerk der Duitschers is geweest, was toch nog zoo sterk, dat zij zelfs dan nog de oude vlag trouw bleven, toen hun isder greintje hoop op de verwezenlijking en tenuitvoerlegging van hun idealen ontnomen was. De ge organiseerde vakarbeiders gaven niet toe aan de divefSe parolen der radi cale leiders, die op een massa-oproer en een dictatuur van' het proletariaat aandrongen. Ze waren te goed ge schoold om aan een dergelijke radi cale oplossing te kunnen gelooven. Ze hadden pok te dikwijls Legien's welbe- kende woorden gehoord, dat een al- gemeene staking algemeene onzin is en ze waren er trotsch op te weten, hoe gecompliceerd het moderne be drijfsleven eigenlijk is, en dat Kier met geweld .niets kon worden bereikt. Ze schonken echter ook. geen gehoor aan de parolen der nationaal-socialistische leiders, die hun arbeid en brood be loofden. Zou dat niet het brood der kneèhtsctótp en de arbeid der slavernij beteekenen Men had weliswaar hier en daar de organisatie der nationaal-socialistische bedrijfscellen als een bond leeren ken nen, die wist hoe te strijden en die on tegenzeggelijk de belangen van den arbeider behartigde, doch men was wantrouwend. En de joodsche pers beschouwde het als haar voornaamste taak dit mistrou wen dag in dag uit levendig te houden, het constant aan te wakkeren en alles, wat rok maar den geringsten schijn van de bevreesde reactie droeg, buiten alle proporties op te blazen. Het mee- rendeel der arbeiders liet zich dit critiek- loos welgevallen. Het stond immers in de courant te lezen, dat de Nazi's den arbeider alles zouden ontnemen, dat ze hem tot slavernij zouden vernederen. Zoo bleven de arbeiders hun orga nisaties trouw. Ze konden zich van de' toekomst geen voorstelling maken. De leiders der vakvereenigingen verklaar den hun steeds weer, dat de crisis, ?oo- als ieder andere in de achter fcn lig gende jaren, voorbij zou gaan, dat men -slechts geduld moest hebben. Dit geduld hadden ze, doch het geloof en het vertrouwen, dat alles weer beter zou-worden, verloren ze gedurende de drie harde en zware crisis-jaren meer en meer. En hoewel van al hetgeen, dat de Weimfctrsche -Republiek door in spanning had verworven, niet veel meer was overgebleven, waarvoor het geloond had zich op de bre§ te zetten, zoo hadden zij zich toch nog verweerd, indien de leiders hén daartoe hadden aangespoord. Doch deze leiders wa ren oud, opgebruikt en besluiteloos. (wordt vervolgd.) Een ieder is er zelfs van overtuigd, dat in dit opzicht de huidige Overheid nog heel wat meer presteert dan die van 1917, toen de invloed van het libera lisme zich nog ten volle kon laten gelden. Waar blijft echter nu het bisschop pelijk vermaan Bestaat er nu opeens geen herderlijke plicht meer om er met nadruk op te wijzen, dat de overheids maatregelen, waarbij in deze hache lijke tijden buitengewone lasten wor den opgelegd, genomen worden in het algemeen belang Of bestaat die,plicht nog wel, maar weegt er iets anders zwaarder? Dat iets anders nu is hetgeen voor ons een meten met twee maten bétee- kent, waartegen ons oprechtheldsge- voel in opstand komt. Een meten met twee maten, dat wij al meermalen heb ben moeten constateeren, ook toen in Juni van het vorige jaar de voor Eu ropa zoo noodzakelijke bestrijding van den bolsjewistischen vloedgolf begon. Ook toen zwegen namelijk de bis schoppen van Nederland, terwijl zij hadden moeten erkennen, dat met den strijd van de Duitsche en verbonden legers in het Oosten het behoud of de Ondergang van geheel Christelijk Eu ropa gemoeid was. Wij verbazen er ons bij zooveel po litiek christendom dan ook niet meer over, dat thans een brief als op 25 September 1917 nog steeds niet ge volgd is. verbittering-wekkende kritiek en van het stellen van onbillijke eischen. Wij vertrouwen integendeel, dat een ieder naar best vermogen de Over heid zal steunen bij het volbrengen ^er zware taak, die haar thans op e schouders rust, en die, naar wij reezen, in de naaste toekomst nog - il verzwaard worden. En zal dit Ons herderlijk schrij ven, op den 22en Zondag na Pink steren, in alle tot Onze Bisdommen beKoorende kerken, alsmede in de kapellen, waarover een rector is aangesteld, onder .alle vastgestelde H.H. Missen op 'de gebruikelijk# wijze van- den predikstoel worden .afgelezen. Gegeven te Utrecht, den 25en Sep tember 1917. H. van de Wetering, Aartsbisschop v. Utrecht. W. van de Ven, Bisschop van 's-Bosch. A. J. Collier, Bisschop van Haarlem. L. J .A. H. Schrijnen, Bisschop van Roermond. P. Hopmans. Bisschop van Breda. Ieder bemerkt dat hetgeen in boven staand schrijven wordt gezegd, juist is. Ook nu tracht de Overheid door krachtdadig optreden tegen den zwar ten handel, prijs-opdrijving e. d., te be-' reiken, dat allen gelijkelijk de lasten van den oorlog te dragen krijgen en voorkomt zij, dat minder gegoeden ge heel aan gebrek worden prijsgegeven. stamme opgegaan in-de Saksen en de Franken. Deze Friezen, Saksen en Franken, die de drie hoofdstammen uitmaakten, zijn onze voorouders ge worden. Het onderling verschil dezer drie stammen is in den loop der tijden verbleekt, hoewel uit taal, lichaams bouw en zeden nog wel merkbaar is, van welke dezer hoofd-elementen onze hedendaagsche bevolking afstamt. In Holland en in'Zeeland en vooral in het zuiden werden de Friezen groo- tendeels verdrongen door de Franken. Naar afkomst is de Zeeuwsche bevol king een gemengde. De Zeeuwen zijn blijkbaar van ver schillende stam. In het laalst der 16e en in het begin der 17e eeuw kwamen in Zeeuwsch Vlaanderen veel uitgewe kenen uit de Zuidelijke Nederlanden, de Vlamingen en ook Walen. Na 1680 kwamen daarbij de Fransche réfugiés of Hugenoten, waaraan ons tal van namen als Risseeuw, Hennequin, de Hullu, -Becu enz. herinneren. Boven dien vestigden zich in 1734 in Groede de Oostenrijksche uitgewekenen, de Salzburgers, waaraan ons nog familie namen herinneren als die van Keymel, Riz, Callenfels, Wemelsfelder enz. Hiermede betreden we een onder deel der he emkunde, een terrein, dat Sibbekunde genoemd wordt. M. Hoe onstaat het heem Uit de schorren is het Zeeuwsche heem ontstaan en ontstaat het nog. Eén der 'eerste zorgen na het ontstaan daarvan is -het beveiligen van dien g-rond tegen onzen erf-vijand, het zee water, door het leggen van waterkee- rende dijken bij de inpoldering, door het oprichten van een polder of water schap met een polderbestuur, aan 'welks hoofd meestal een dijkgraaf staat (ih Holland spreekt men van Heemraad en Hoogheemraden). Na de omwenteling van 1795 werd de' rechtsprekende bevoegdheid aan den Heemraad ontnomen en hij behield al leen het bestuur over de waterstaats aangelegenheden. Deze polderbesturen hebben een voortdurende zorg, niet alleen om de achterliggende landerijen en heemen tegen het zeewater te beschermen, maar ook om het water in de polders op de juiste hoogte te houden, in het belang van het in kdRuar brengen van dien grond, van den landbouw en tuin bouw. De zorg der polderbesturen strekt zich daardoor niet alleen uit tot den eigen polder, maar ook voor het achterliggende landschap, niet alleen voor het platteland, maar ook voor de stad en toch moesten de waterschaps lasten alleen gedragen worden door de ingelanden van een polder. Ook de stadsbewoners zouden daarin hun deel moeten betalen, omdat zij tegen water vloeden beschermd worden door de aan zee grenzende en tusschen gele gen polders. Bewoonbaarmaking van 't heem. Uit het bovenstaande blijkt reeds, dat heemkunde ook omvat de beschrij ving van het geleidelijk bewoonbaar maken van den bodem. Elke nieuwe polder krijgt zijn eerste bewoners, die weer zorgen voor de instandhouding van hun geslacht. Wie onzer voor ouders behoorde tot één der eerste be woners van een onzer Zeeuwsche pol ders, of wie van hén behoorde tot de indijkers Daar is in het heem het be gin van ons itoorgeslacht, van ons bloed en dat voorgeslacht heeft ons heem bewoonbaar gemaakt en gehou den. Behalve dat ons voorgeslacht zorgde voor de ontginning en de ontj watering van den nieuw gewonnen bodem, moest het daarna zorgen om het nieuwe heem in kuituur te bren gen. Met het verder in kuituur bren gen van den bodem houdt de verdere bewoning gelijken tred en ontstaat een nieuwe nederzetting, waardoor meteen de gebouwen verrijzen. Zoo vestigde zich in het nieuwe polderland oris bloed en onistonden daar de eerste boerenhoeven en daardoor naderhand de eerste buurten en dorpen. Bij het onderzoek naar het bloed op onzen bodem en de bewoners van ons heem zijn we gekomen tot de beant woording van de vraag naar ons ras, onze stam of sibbe. Hierbij moeten wij" ons niet in de veelzijdigheid verliezen, doch ons beperken tot den eigen bo dem, ons Zeeuwsche heem, omdat daarop onze wieg heeft gestaan. Ons voorgeslacht De Germanen, die zich sedert dui zenden jaren in ons land vestigden, waren in verschillende stammen ver deeld, als Friezen, Kaninefaten, Ba taven, Tubanten, Marezaten, enzoo- voorts. De Marezaten, wat beteekent „aan zee gezetenen", bewoonden Zee land. De Friezen vindt men alleen nog in Friesland, al hebben zij eenmaal de geheele kuststrook van ons land tot het oude Zwin bewoond. Behalve de Friezen, wier naam tot op heden be-<^ waard is gebleven, zijn de andere De wind joeg wild door het lentewoud En zweepte de bladeren neer. Maar ik, in je armen, had het niet koud Aanden oever van 't rimpelend meer. Dc lucht was grauw als in najaarstijd En het mos was vochtig en zacht, Maar ik, aan je bofffcend hart gevlijd, Heb blozend je kussen verwacht. Het bed op weeken, geurenden grond Hield hefc ruischende bosch voor ons "klaar* Met lippen, verzegeld door je mond, Was ik toen nog eens achttien jaar. Straks neemt weer oorlog je van mij af Uit mijn armen in hel van vuur. Maar ik, die jou mijn rijkdom gaf, Geniet van dit roekeloos uur. „Ik wil je geven mijn vleesch en bloed Als het pand van soldatentrouw. Tot leven heb je voor twee den moed, Want nu ben je voor gced mijn vrouw. Geschut in de duinen dreunde zwaar En boven ons loeide de wind, 'Maar ik streelde stil "jè blonde haar En droomde verrukt van ons kind. Nog joeg de wind door het lentewoud En zweepte de bladeren neer. Maar ik,»in je armen, had het niet koud, Want verliezen kan 'k je niet meer, MARIA MARE. IL 2. Aardrijkskundige namen, huisnamen, enz. Deze groep familienamen 'komt zeker zoo veel voor als die van groep 1. Deze namen geven de afkomst in dien zin, dat iemands, naam aangeduid werd' naar zijn plaats van Jjerkomst (dorp, landschap, provin cie, enz.). Zoo ontstonden namen alsDe Vries, De Hollander, De Zeeuw, enz. Plaatsnamen inVan Steenbergen, Van Barneveld, Van Rodenburg (dit was de oude naam voor Aardenburg), Reimerswaal, Roe merswaal of Remmerswaal (naar het door de zee verzwolgen Reimerswaal), Van Gent, Van Vlissingen, Bevelander, Opzoomer (naar Ber gen op Zoom), Hildernisse (naar het verdron ken stadje in West-Brabant), Tholenaar, Van Cruyningen, enz. Ook buitenlandsche plaatsen komen vóór. Uit Duitschland vestigden zich ^roeger hier velen, wat blijkt uit namen alsVan Aken, Van Keu len, Van Goch, Van Wezel, Van Munster, Van Ossenbruggen (Osnabrück), enz. Vooral uit de Zuidelijke Nederlanden zijn destijds duizenden uitgeweken naar het Noor den, waarvan nakomelingen thans nog leven. Nanjen als: Van Antwerpen, Van Damme, Van Lier (Liere), Van Lokeren, herinneren hier nog aan. Tot deze groep familienamen behooren tevens die, welke ontleend zijn aan een meer algemeen aardrijkskundige benaming. BijvoorbeeldVan den Berg, Van Dijk/ Van der Plas, Van den Heuvéf, Van den Bosch, Van der Putte, Van de Velde, Van de Voorde (een voorde was een doorwaadbare plaats in een rivier, ver gelijk bijv. Westervoort), Van der Zee, enz. De zeer in Zeeland verspreide naam Van de Kreeke kan natuurlijk in verband gebracht wor den met een kreek (Zeeuwschkreeke) een watertje of wetering. Uiteraard komen veel namen voor met of zonder dè toevoeging „van" of „van der". Soms samengetrokken tot „ver-", bijv.: Verha gen, Verhoeven, Verschuure, enz. Verder de voorvoegsels aan, op, over, bij, onder, ten, ter. Bijv. Aan de Brug, Op 't Hof, Overvoorde, Onderwater, Ten Brink, Ter Horst, enz. Nog zeer vele van dit soort namen zijn er, echter te veel om er in dit kleine overzicht dieper op in te gaan. In vroeger jaren had in de steden elk huis meestal zijn eigen naam, welke was uitgebeéld in den gevel of op een uithangbord. Hier en daar vindt men ze nog wel. Het is begrijpelijk, dat zulk een naam overging op den bewoner. Om de eene Klaassen van de andere te onder scheiden noemde men ze naar wat hun uithang bord of gevelsteen voorstelde. Zoo kreeg de Amsterdamsche dichter Ger- brand Adriaansz. Bredero zijn naam van hun uithangbord van zijn ouderlijke woning „In de, Heer van Brederode". Op deze wijze zijn na mén, welke op het eerste gezicht min of meer komisch aandoen, verklaarbaar. Bijvoorbeeld Vogelpoot, Kroon, Helm, Piek, Dolk, Gouden- hoofd en Toutenhoofd (eigenlijk 't (H)outen hoofd, voorkomend in onze provincie, waar de welbekende „k" is weggelaten). Vele uithangteekens droegen verder beelte nissen van dieren, planten, enz. 3. Namen ontleend aan ambachten, bedrijven, enz. Ook deze groep is rijk vertegenwoordigd. Reeds in de middeleeuwen komen dergelijke namen voor. Namen ontleend aan handwerkberoepen zijn Bakker (ook Koekebakker, Bollebakker), Slag ter (ook Vleeschhouwer, Beenhakker)Smid, Dekker (ook Leyendekker, Rietdekker), Schoen- makez\ Timmerman,' Molenaar (ook Mulder, Van der Molen, Van der Meulen, Meulenaar), Kousemaker (deze naam herinnert aan de wijze waarop kousen ontstonden, voordat men het breien uitgevonden had). Aan kerkelijke waardigheden 'zijn ontleen.d Bisschop, Koster (Coster), Pater, Paap, De Munnik (ook De Munck of Muynck), enz. Aan wereldlijke waardigheden Schout (ook Schouten), Baljuw, Drost, Meester, Schrijver, Klerk, Tollenaar (ontvanger van tolgelden), enzoovoorts. Namen' alsJager, Valckenier, Vogelaar, Wildschut (jager), zijn aan het jachtbedrijf ontleend. Namen alsHerder, Schaper, Schaapman, Koeman, aan het veehoudersbedrijf. Namen als Bouwman, Landman, Akkerman, Tuinman, Hofman, Hovenier, De Zaayer, De Pachter, Heyboer (heideboer), Kloosterboer "(de boer van een kloosterhóeve) en nog tallooze andere, aan den landbouw. Het is vanzelfsprekend, dat de meeste van deze namen door verschillende, onderling niet verwante families, gedragen worden. Immers, geen dorp zoo klein of het had een smid, een bakken, enz., wier beroepsnamen tot eigenna men aangenomen konden worden, daar hij de eenige in dat dorp was, rdie zijn beroep ver tegenwoordigde. 4. Namen van allerlei oorsprong. a. Ontleend aan persoonlijke eigenschappen In vroeger dagen oorspronkelijk bedoeld als spotnamen zijn verschillende namen, welke de menschen gegeven werdep naar aanleiding van iets persoonlijks, familienaam geworden. Aan deze wijze van naamgeving danken vele families, hun naam als, bijv.: De Groot, Klein, De Lange, De Korte, De Kromme, De Jonge, De Regt, Scheele, enz. De kleur van het haar kon aanleiding zijn tot namen alsDe Roode, De Witte, De Zwarte, De Bruine. Andere eigenschappen gaven aanleiding tot namen alsBreebaart, Bruynooge, Korthals, enzoovoorts. Karaktereigenschappen deden de volgende namen ontstaan: De Goede, De Milde, De Vroome, Goedbloed, enz. b. Ontleend aan de planten- en dierenwereld Niét altijd werden dergelijke namen ontleend aan dier of plant zelve. Iemand, die zeer snel ter been waè, heette al gauw Kievit, en iemand die erg vreesachtig was De Haas. Ook uithang borden en gevelsüeenen hadden veel voorstel lingen van dieren en planten (zie hier voren Overigens werden dierennamen wel gegeven aan menschen, die een zeker diersoort verhan delde. Zoo ontving een zekere palingvisscher Hendrik Harmenszoon de bijnaam van Hein Pa» ling, welke naam later als geslachtsnaam op zijn kinderen is overgegaan. Ook vogelnamen komen zeer veel voor Arend (van den Arend), De Gier, Kraai, Koe- Koek, Vink, Veldhoen, De Z^waan, enz. Namen van visschen is Vis of Visch, Steur, Bot, Baars en in namen van Vischspijzen Pan- nevis, Stokvis, Pekelharing. Namen, ontleend aan het plantenrijk zijn Boom, Lindeboom, Wijnstok, Hagedoorn, .Ro zelaar (fëzeboom), Eekhout (eikenhout), Dor- hout, Van der Flier, Van de Peppel (populier), Van den Abeelen. Meer algemeen zijn Van den Bosch, Van Hout,of Van Houten. Verder nogRoos, Lely, Tulp, Hop, Thijm, Pijnap pel, Juynhol, enz. c. ontleend aan alle mogelijke dingen Verder bestaan er nog namen, ontleend aan de meest uiteenloopende zaken, zooals spijzen, dranken, kleedingstukken, munten, heiligena- men, denkbeelden, enz. enz. Als-voorbeeld moge navolgende namen die nen Zuurdeeg, Pannekoek, Wittewrongel (wron gel is gestremde melk), Wijn, Bier, Mantel, Das, Borstlap, Blaauwbroek, Katoen, Penning of Penninck, Braspenning (vroeger een munt, waar men voor 'smullen (brassen") kon), Cent, Fortuin (Fortuna), Sintnikolaas, Schoonheid, Jonkheid, De Redelijkheid, Trouw, Vrede, Hoop, enz. Verder bestaan er nog vele familienamen, die soms heel zonderling aandoen. Van velen ech ter zal de oorsprong wel ten eenenmale onver klaarbaar blijven. Als voorbèeld, namen alsPotjewijd, Bree- snee, Helleganger, Almekinders, Vroegindewey, Schietekatte (naar het middeleeuwsche belege ringswerktuig Vreugdenhil (een heuvel?), Elenbaas (edele baas?). Zooals ik reeds hiervoren opmerkte, vinden vele families bun herkomst uit Duitschland of de Zuidelijke Nederlanden. In het bijzonder in onze provincie zijn namen uit de Zuidelijke Nederlanden wel te herkennen. Daarnaast echter vindt men hier ook veel namen, afkomstig of afgeleid van Fransche na men. Na de opheffing van het Edict van Nantes in 1685 toch zijn duizenden uitgeweken naar Holland en Zeeland. Van de oudere emigranten stammen nog vele boerenfamilies hier in de provincie af. Dr. Meertens noemt in zijn boekje „De Ne- derlandsche familienamen" o.a. de navolgenden Baljé (in het Fransch ba'illi is baljuw), Butein (Fransch butin is oogst), Cal jouw (Fransch caillou is -klei), Cevaal (Fransch cheval is paard), Labruyère (Fransch bruyère'is heide), Oreel (Fransch oreille is oor), Luteyn (Fransch lutin is kabouter). Vele namen zijn verbasterd en het blijft on mogelijk hun beteekenis te vinden, zoolang men hun oorspronkelijken vorm niet kent. En hiermede wil ik dit kleine overzicht slui ten. De Nederlandsche namenstudie is nog van zeer jongen datum integendeel met bijvoorbeeld Duitschland, waar vele belangrijke uitgaven over familienamen en hun beteekenis het licht zagen. In ons fend heeft de Friesche oudheidkundige Winkler in 1885 een studie over „De Neder- landsche geslachtsnamen in oorsprong, geschie denis en beteekenis" uitgegeven, hetwelk nog immer het eenige boek is, waarin een overzicht gegeven wordt over Nederlandsche familiena men. Wat daarna bp dit gebied verschenen is, beperkt zich tot publicaties in tijdschriften en kranten en kleine werkjes. Met Dr. Meertens ben ik van' meening. dat het van groote beteekenis zou zijn, indic.. wij een volledig overzicht hadden van de geogra fische verspreiding der Nederlandsche familie namen. Het zou aan de hand Van deze gege vens met één oogopslag duidelijk' worden, hoe groot bijvoorbeeld hét Friesche of het Vlaam- 'sche elpment in ons volk is. -Welke grpepea meer hokvast zijn en welke meer neiging be zitten uit te zwermen. Zoo - verdient, naast het dialect-onderzoek#, naast de heem- en volkskunde, ook onderzoek^ der familienamen een plaats, als een* onmisbare schakel, in de keten der onderzoekingen betref fende verleden, aard en samenstelling van ons volk. H. M. STOPPELENBURG.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Stroom | 1942 | | pagina 2