Over
den ^Nederlandschen
Staat
in het nieuwe Europa
De Jeugdstorm
roept
UITGAVE VAM DE NATIONAAL-SOCIALISTISCHE BEWEGING.
DISTRICT 21ZEELAIMD
Wat het N»A*F* wil
en wat het in Zeeland bereikt heeft
2e Jaargang, No, 10
Mussert sprak op den Goudsbergv
Donderdag 27 Oogstmaand 1942
>g'
id boek.
te Am-
peelman
Bryun.
roman,
rmet zijn
che land
ca weer
der Vla-
ook als
eest van
fielf. Zijn
iroom op
et Lange
als hij
[rden her
ein heeft
I meer en
bpmarsch
|umor en
een ge-
kelaars.
bliotheek
keiaars"
llustraties
Fill©, sobei
gaat het
har broer,
bn rauwe
die naast
lat wij ze
ijlt klagen,
liun einde,
een maat-
r de wer-
ep tot de
lis.
ie roman.
tan uit de
bor Wytz^
bft als on-
et tweede
j wij deze
en beeld
jiun gods-
aen den
feen klein
de opsian-
Mj als on-
'tte zelf als
dische rijk
[ossen van
iet In hun
■oeren leef-
sogenlooze
schten en
n geofferd
>n.
d tusschen
n. Boven
in van den
volgehou-
iet de zege
>k dan nog
an de vele
te wennen
te houdep.
C' M. B.
inhoud
uerman, Mid-
Zeeland, van
PV 1894/23,
i
K 94S
Verschijnt tweemaal per maand vaif huis tot huis door geheel Zeeland
Hoofdopsteller Drs. G. 'Schuermen, Middelburg
REDACTIE POSTBUS 58, MIDDELBURG. Abonnement buiten Zeelend f 1,50 per jeer
i
h-iemtta
vo or ziuacle
evenals die
worden
Ieder Germaansch volk heeft zijn
Rijk en ieder Germaansch volk heeft
ook zijn staatsbegrip. De groote revo
lutie van onzen tijd zal ook den inhoud
van deze begrippen wijzigen, na het
noodige gekrakeel en. de noodige ver
warring, welke iedere revolutie van
grooten omvang onvermijdelijk bege
leiden. Het is nu reeds onze taak om
aan de ontwikkeling richting te geven.
Met deze woorden begint de Leider
der N.S.B., Mussert, een zeer belang
rijke, principieele uiteenzetting „Over
deri Nederlandschen Staat in 't nieuwe
Europa" in het weekblad „Volk en Va
derland".
De Leider beschrijft vervolgens, hoe
een aantal Europeesche staten in de
17de, 18de en 19de eeuw er toe over
ging vrijwel de geheele-bekende wereld
te koloniseeren, waarop de Middel-
Europeesche volkeren, toen deze een
maal van hun onderlinge twisten waren
fjersfeld, te laat kwamen om nog aan
git proces deel te nemen. Dit leidde
fiiede tot den oorlog van 19141918.
Deze oorlog zal in de historie nog
na honderden jaren bekend staan als
net einde van het tijdperk dat in de
ï6de eeuw begon.
Het is deze oorlog, die Europa ver
zwakte en de werelddeelen daarbuiten
Zoodanig verstrerkte, dat Europa^ he
gemonie over de wereld onherstelbaar
Werd geschokt. Vast staat reeds nu,
dat het Natlonaal-Sociali3me en het
Fascisme historisch noodzakelijk waren
om Europa te behouden. Zonder deze
leidinggevende en scheppende stroo
mingen der 20ste eeuw, zou" Europa
reeds nu vernietigd zijn door het Com
munisme. Het is de onvergankelijke
verdienste-yan Hitler en Mussolini, dat
zij Europa daarvoor bewaren. Men ziet
het duidelijk, dat het in deze geweldige
Worsteling gaat omde vorming van
Continenten. De tijd, waarin het voor
de Staatjes mogelijk was, om oorlog
te voeren of zgn. neutraal te zijn, is
voorbij. .Zelfs de tijd, dat een groote
staaf alleen tegen een anderen staat
gorlog voerde, behoort tot het verleden.
Er zal een solidair Europa moeten ont
staan uit de worsteling van dezen tijd
of Europa zal te gronde gaan na 20.
SO of 100 jaren, wCmneer een nieuwe
beproeving over ons werelddeel zal
komen.
Het winnen van den oorlog tegen het
Verbond van het Aziatisch Communis
me en het Amerikaansche kapitalisme
zal gevolgd moeten worden" door het
winnen van den vrede binnen Europa,
door de ordening def Europeesche vol
keren, de samenwerking, het elkander
respecteeren en waardeeren, zoodat- de
verdediging van Europa wordt beleefd
als een algemeen belang en een al-
gemeene plicht. Zou deze vrede niet
kunnen worden gewonnen, dan zullen
de honderdduizenden, die in deze jctren
hun jonge leven in den strijd laten,
Europa niet redden, doch slechts uitstel
van executie geven.
Germaansche samenwerking.
Het krachtigste deel van Europa zal
zonder twijfel moeteiv\yorden gevormd
door het gemeenebest^der Germaan-
sche volkeren, dat met elkander in be
trekkelijk korten tijd 150 millioen zielen
zal moeten omvatten, wil het kans,
hebben zich in de toekomst in de
wereld te handhaven.
Men kan zonder overdrijving zeggen,
dat van den vredp tusschen de Ger-
maansche volkeren, hun wil tot samen
werking, hun bereidheid om het belang
van het gemeenebest te doen voorgaan
boven het belang van ie'der afzonder
lijk, de toekomstige bestaansmogelijk
heid van Europa afhangt.
De Germaansche Statenbond zal ook
een levensruimte moeten hebben. In
de eerstfe plaats vallen hier natuurlijk
onder de woongebieden van het Duit-
sche volk, het Nederlandsche volk, het
Zweedsche, het Noorsche en het Deen-
sche. Daarenboven Noord- en Oostzee
als binnenzeeën en voorts zeker ook
de groote Oostruimte, gelegen tusschen
de Oostzijde van de woonruimte van
het Duitsche volk en de Oostgrens van,
het toekomstige Europg, waar ons
werelddeel dus verdedigd zal worden.
De Leider der N.S.B., Anton
Mussert, heeft op den Gouds-
berg te Lunteren een zeer
indrukwekkende, richtingge
vende rede gehouden over
de toekomst van den Neder
landschen Staat, welke rede
in haar geheel gepubliceerd
werd in Volk en Vaderland
van 21 Aug. 1942. Een ieder
die het wel en wee van zijn
volk ter harte gaat, dient
deze rede te lezen en te be-
studeeren. Om ook in Zee
land de noodige belangstel
ling voor deze rede te wek
ken, plaatsen wij hieronder
de samenvatting van de rede,
zooals deze weergegeven is
door de V.P.B.
Er gaan stemmen op, zoowel te lande
als in Duitschland, ln Nationaal-Socia-
listischen kring, die er voorstander van
zijn om deze geheele levensruimfe
samen te vatten onder de benaming
„Germaansch Rijk", korter nog: „het
Rijk".
De invoering van het begrip „Ger
maansch Rijk" als omvatting van de
Germaansche levensruimte, behoeft bij
niemand op eenig bezwaar te stuiten.
Te spreken zonder meer van „het Rijk'1
is bewust of onbewust verwarring stich
ten en koren op den molen van onze
vijanden. De term „het Rijk" („das
Reich") is op dit oogenblik een volko
men vaststaand begrip voor het Duit
sche volk en zijn leidende figuren. Het
is niet meer en niet minder dan de
Duitsche eenheidsstaat, omvattende alle
Duitschers.
Men moet echter van ieder politiek
inzicht verschoond zijn of opzettelijk
(zooals de Engelschen sinds jaren doen)
wantrouwen en haat zaaien tusschen
de Germaansche volkeenr van het Con-
tinênt, om een theorie te verkondigen,
die daarop neerkomt, dat de Germaan-
sche volkeren „Heim ins Reich" moe
ten. „Das Reich" is tót en met den hui-
digen dag datgene, wat de Duitschers
er onder verstaan, n.l. de Duitsche een-
heidsstaat. Het is juist onze taak, als
Nationaal-Socialisten, om het tegendeel
te bewerken en het is de verantwoor
delijkheid van de N.S.B. om daarin de
Leiding te hebben.
Staat in plaats van Rijk.
Ik acht het niet onmogelijk, dat er
een tijdstip zal komen, waarop de Ger
maansche volkeren in plechtige samen
komst, ieder voor zich, afstand zullen
doen van de benaming „Rijk", zoodat
er dan geen Groot-Duitsch -Rijk, geen
Nederlandsch Rijk èn geen Scandina
vische Rijken meer zullen zijn, doch 'n
Staat en Scandinavische Staten, welke
Staten te samen den Germaanschen
Statenbond zullen vormen, onder lei
ding van den Fuehrer.
Vervolgens herinnert de Leider aan*
de woorden van den Rijkscommissaris
„Van onzen kant, als Duitschers, geen
imperialisme. Gij, Nederlanders, van
uw kant, geen separatisme". Uitvoerig
houdt hij zich. bezig met de gevallen,
waarin van Nederlandsche of Duitsche
zijdegjn strijd met de in die woorden
besloten liggende vriendschapsgedach
te werd gehandeld, ten koste van de
goede, verstandhouding tusschen beide
volkeren. Hij komt dan tot de conclu
sie Noodig voor de samenwerking
is, afweer "van imperialisme en-sepera-
tisme. Daarbij moet er tegen gewaakt
worden, dat rechtvaardige, billijke
Duitsche belangen niet worden geofferd
uit vrees daarvoor, dat zij als imperia
lisme worden uitgekreten. Daarbij moet
er tegen gewaakt worden, dat 'recht
vaardige, billijke nationale aspiraties
van het Nederlandsche volk zouden
worden onderdrukt, onder voorwendsel
van het tegengaan van seperatisme.
ók ben er van overtuigd, zoo' zeide
de Leider, dat de Nederlandsche sol
daat, behoorlijk afgericht, modern be
wapend- en goed aangevoerd, niet zal
behoeven onder te doen voor een
Duitsch soldaat, en dat zij dus in de
toekomst, gelijk gerechtigd, naast el
kander zullen kunnen staan. Wij kun
nen er zeker van zijn, dat de grenzen
van Europa blijvend bewaakt zullen
moeten worden. Wij zeiven wonen aan
de Westgrens en dat wij dus o« aan
deel zullen hebben bij te dragen in de
verdediging van de Westkust van Eu
ropa, spreekt vanzelf. Doch evenzeer
zal de wacht in het Oosten betrokken
moeten worden.
Onze mannen, die aan het Oostfront
staan, weten, dat zij hun vaderland
daar verdedigen, en putten daaruit de
bereidheid en de kracht om te offeren
en te dienen.
Economische samenwerking.
Wat de economische samenwerking
bqjreft merkt Mussert op, dat het kapita
lisme de groote vijand van het Natio-
naal-Socialisme is.
Als goede Nationaal-Socialisten kee-
ren wij ons niet alleen tegen de orde
ning voor de vriendjes, maar evenzeer
tegen de ordening voor de bankiers en
de trusts. Wanneer wij dat doen, stui
ten wij op Duitschers die verkondigen,
dat de N.S.B. toch niet zoo „Deutsch-
freundlich" is als zij wenschelljk achten.
Ons antwoord day.yip is dat inder
daad dit door hèn gewenschte soort
De leider Provinciale Pers -en Propaganda-
- dienst van het N.A.F. in Zeeland schrij'ft ons
Zooals U allen weet, is op 1 Mei het Neder
landsche Arbeidsfront opgericht.
De oprichting van dit Arbeidsfront heeft nog
al wat stof doen opwaaien, niet alleen in het
kamp der georganiseerden, maar ook daar
buiten. En ja, waarom eigenlijk? Was men
het met de genomen besluiten niet eens, of
schuilde het addertje ergens anders
Laten wij de zaak eens nader onder de loupe
nemen en eens nagaan waarom een enkeling
nog meent niet te kunnen toetreden tot het
Arbeidsfront,
Vóór de oprichting van het Arbeidsfront be
stond het N.V.V., hetgeen weer is voortge-
kom«i uit verschillende andere organisaties.
Zonder aan de groote verdiensten van het
voormalige N.V.V. afbreuk te doen, hebben
wij geconstaateerd, dat het een klassestrijd-in-
strument was. En hoe zouden wij in - dezen
nieuwen tijd, waarin juist de gemeenschapsge
dachte zoo sterk naar voren wordt gebracht,
nog kunnen werken met een instrument, dat een
uitvloeisel is van den klassestrijd. De tegen-
stelling tusschen werkgever en werknemer, die
vóór den oorlog onvermijdelijk scheen te .zijn,
moest verdwijnen en om daartoe te komen was
het noodzakelijk, dat het N.V.V. verdween en
hiervoor ln de plaats Iets anders moest komen,
iets wat geen klassestrijd meer predikte, maar
juist de samenbundeling beoogde van werk
gever en werknemer.
In het voorbije tijdperk leefde de mensch
als een op zichzelf staand wezen en beschouwde
zichzelf als het belangrijkste in het middelpunt.
Er kon hoogstens een „samenleving" van af
zonderlijk werkende volksgenooten bestaan, het
begrip gemeenschap ontbrak geheel en al en
men deinsde er zelfs niet voor terug om zich
zelf te bevoordeelen ten koste van de gemeen
schap.
Omdat de arbeidskracht afhankelijk was van
het goud, dat in vreemde handen was, werd
veelal de arbeidskracht niet op de juiste wijze
aangewend en deed de leuze „als het mij maar
goed gaat" opgeld.
Dat deze wijze van handelen op den duur
tot ineenstorting móest leiden, zal wel niemand
kunnen ontkennen.
Eén van je eerste opgaven van het Arbeids
front is düs, om de idee, dat het volk in zijn
geheel het voornaamste is, ingang te doen
vinden en dat ieder individu gebonden is aan
het geheele volk.
Het is dan ook volkomen logisch, dat de
welvaart van de gemeenschap de welvaart van
den enkeling bepaalt.
Nu bestaat in het Nederlandsche volk de
idee, omdat het Arbeidsfront is opgericht, dat
men niet meer vrij is in de wijze van organi»
seeren. Dat dit onlogisch is volgt hieruit, dat
de mensch een deel Is van het groote geheel
en daardoor de vrijnèid van den mensch na
tuurlijk beperkt en gebonden is aan de ge
meenschap. De arbeidskrachten moeten worden
gebundeld en gericht worden op hetzelfde doel
de gemeenschap.
Om het resultaat van den arbeid zoo groot
mogelijk te doen zijn, moet de uitvoering hier
van onder de meest bekwame leiding staan. De
begrippen werkgever en werknemer in de be-
drijfsgemeenschappen konSn te vervallen, maar
zij zijn allen werkers in dienst van het Neder-
„Deutschfreundlichkejt" ons vreemd is
en dat wij hen aanraden "zich te her
inneren dat de Fuehrer gezegd heeft
„Ik ben als Nationaal-Socialist ten oor
log getrokkenik zal als nog fanatieker
Nationaal-Socialist terugkeeren."
Economische samenwerking in Ger
maansch verband en daarbovenuit in
'Europeesch verband, stelt natuurlijk
voorop, dat de volksche ontplooiing
niet wordt belet om te voldoen aan de
zelfzucht ten koste, van het algemeen.
Activiteit zal zooveel mogelijk bevor
derd moeten wordën en"**alleen daar
worden ingeperkt,, waar zij zich zou ont
plooien ten koste van een doeltreffende
ordening die 't welzijn van het alge
meen vordert. Daarvan zijn wij natuur
lijk ver verwijderd, hetgeeii ons niet
moet beletten vertrouwen ta hebben in
een Nationctal-Socialistische toekomst.
Als derde belangrijk punt der Ger
maansche samenwerking, staat dan 't
geweldige vraagstuk van de Europeg-
sche levensruimfe, ln het Oosten. Het
spreekt vanzelf,.dat het hierboven ge
geven slechts een beknopt overzicht
vormt, dienende om de nieuwe Euro
peesche orde gestalte te geven. Dit is
de noodzakelijke voorwaarde om ver
der met vrucht te kunnen spreken over
den democratisehen staat.
De taak en de rechten van den Staat
worden dus in de eerste plaats beperkt
doorhet lidmaatschap van den ger
maanschen Statenbond en doordat de
Leider van dien bond (de Fuehrer) tot
zich moet trekken datgene, wat alge
meen Germaansch geregeld moet wor
den en waarover het bovenstaande
handelde. Daaraan verleent de Staat
zijn medewerking, voor zoovfer die ge-
wenscht is. Overigens heeft de Staat
een zuiver Nederlandschen taak en
wordt daarbij gestuwd en geleid door
de Beweging, als eenige politieke ver
antwoordelijke wilsuiting van het Volk.
lajjtdsche valk. Het begrip, dat goud de rijkdom
van een volk uitmaakt, is natuurlijk een waan
denkbeeld, er is maar één rijkdom, en dat is
de hoeveelheid arbeidskracht. Een volk is zóó
rijk, als het zijn arbeidskracht weet te organi-
seeren.
Wat de organisatie van het ^frbeidsfront in
Zeeland betreft zijn wij zoover, öat de oprich
ting van de 53 plaatselijke kantoren reeds ge-
ruimen tijd gereed is gekomen en hun arbeid
in vollen omvang verrichten.
Naast de leiders van deze plaatselijke kan
toren staan weer de verschillende medewerkers
van deze/ te weten van de afdeelingenRechts
bescherming, Vreugde en Arbeid, Pers en Pro
paganda, Vrouwen, Jeugd, Sociaal-Economische
enzoovoorts.
Zoo is het dus mogelijk, dat in ieder plaat
selijk kantoor voor gevraagde inlichtingen steeds
de juiste man aanwezig is, daar het onmogelijk
is, dat één man voor alle diensten de gewenschte
inlichtingen kan geven.
Naast deze verschillende medewerkers staat
de leider geldzaken, die met behulp van boden
de flnancieele zijde van het Arbeidsfront be
hartigt.
Voor alles wat in een plaatselijk kantoor ge
beurt, is de plaatselijk leider verantwoordelijk,
daar men in het Arbeidsfront van de leiders
gedachte uitgaat.
Zoo is dus een plaatselijk kantoor een orga
nisatie op zichzelf en de- leider hiervan is ver
antwoordelijkheid schuldig aan den Provinciaal
Leider.
De groote taak van al deze medewerkers is,
om de werkers van hoofd en hand allen samen
te brengen in het N.A.F. en de voornaamste
stellingen waarmede zij dit bereiken zijn deze
Niettegenstaande alle ondergrondsch gekuip
komt het N.A.F. er tochvoorts het werken
op het gezonde verstand van den Nederland
schen arbeiderverder, omdat de vijanden
van de arbeiders ook de vijanden van het
N.A.F. zijn, en wat wel de voornaamste stel-"
ling is, dat de oude socialistische wenschen- en
verlangens in vervulling gaan door het Ar
beidsfront.
Mét stelligheid kan worden beweerd, dat er
niet één arbeider is, die, als hij er eerlijk voor
uitkomt maar dat doen de meesten juist niet
het oude terug zou willen.
Het eigenaardige verschijnsel doet zich voor,
dat zij wel het nieuwe willen, doch dat zij het
niet willen via het N.A.F.
Dat zij niet zonder meer direct aannemen
hetgeen wij willen doen gelooven, kan men hun
niet kwalijk nemen, daar zij in het verleden
tallooze malen met valsche leuzen zijn zoet ge
houden en zij nu wat het N.A.F. betreft yan
dezelfde veronderstelling uitgaan.
Maar wij moeten en zullen den Nederland
schen werker voor ons winnen en om dit te
bereiken, zullen wij met het geheele apparaat
en njet inzet van onze geheele persoonlijkheid
oris in dienst stellen van den Nederlandschen
werker.
Eenmaal komt de tijd, dat de arbeider het
oogenblik zal zegenen, waarop het Nederland
sche Arbeidsfront is opgericht tot heil van heel
het Nederlandsche volk, en dat het bewezen
zal hebben, dat het tot stand komen hiervan
het eenige middel is gewee# om de algemeene
volkswelvaart weer op j^l te brengen.
De trommel slaat door hel
Zeeuwsche land.
Het vendel staat aangetreden, fier
wappert de vendelvlag op den wind,
de tambours vooraan, met hun mooie
trommen, die straks het rhythme van
den pas zullen aangeven.
De stormers en meeuwen zijn onge
duldig, want vündaag wordt er een
flinke prestatie van hen geëischt, zij
moeten een marsch maken, en wan
neer zij die halen, zal dit worden aan-
geteekend op hun vaardigheidskaar-
ten.
Deze marsch willen en moeten zij
halen, want ieder van hen wil het zoo
vurig begeerde zwarte of zilveren
meeuwtje in zijn bezit krijgen, al naar
gelang van hun sport-prestaties.
Het is aan de gezichten van de jon
gens te zien, „de wil om te overwinnen
is er".
Gelukkig, daar klinkt het bevel
„Geeft acht, in den pas, marschI"
De tamboers doen hun best. Het Is
een machtig geluid, wat nu tusschen
de huizen opklinkt. Het is alsof de
trommen hun stemmen eens extra la
ten -hooren tot die jeugd, die nog met
misprijzende .blikken, of heelemaal het
hoofd wegdraaiende, hun weg vervol
gen.
Maar de trommen klinken ook tot
hen, die wel belangstelling hebben
voor de keurige groep, die precies in
de maat met fikschen stap de schre
den wendt naar het vrije véld.
Tegen deze groep der jeugd in het
bijzonder, is het, dat de trommen hun
stem laten hooren. Het is alsof ze zeg
gen willen:
„Schaar je ook bij hen, die weten
waarvoor ze strijden en marcheeren,
voor een doelbewuste jeugd in Neder
land, sterk, gezond naar lichaam en
geest, bereid hun zinspreuk „In Gods
vertrouwen alles voor het Vaderland",
te verwezenlijken, alle offers ten spijt."
Vooral in Zeeland is dit op zijn
plaats, want kijken wij terug in de ge
schiedenis, dan kunnen wij bogen op
roemrijke mannen, die alles veil had
den voor hun vaderland. Mannen,
zooals De Ruyter, Joost de Moor, de
Evertsen, en nog tientallen van kerels,
op wie wij als Zeeuwen trotsch kun
nen zijn. Mannen, die ons Volk groot
hebben gemaakt, kerels uit één stuk.
Deze geest moeten wij weer terug
krijgen. Hij kan terug komen, maar
aüeen op de manier van aanpakken
en strijden voor een betere toekomst
voor ons Volk.
Niet het lamlendig gedoe van den
laaisten tijd, waarmede wij ten onder
zouden gaan.
Hoort de stormers nu zingen, uit volle
borst, in tegenstelling tot de slappe
houding van éen groot gedeelte der
jeugd in Zeeland.
Het is een prachtig gezicht, de jon
gens zoo te zien marcheeren, die fris-
sche blauwe hematen, de karpoets met
de oranje-bol, een kleurige combinatie
met de groene akkers in Zeeland.
Veel jongens denken dan ook stil in
hun hart: „was ik hier ook maar bij,
als ik maar van mijn ouders mocht,
dan zou ik ook bij die jongens zijn,
die alles er voor over hebben om het
Nederlandsche Volk weer een vrije
plaats in het nieuwe Europa te doen
innemen."
Voort gaat het weer langs de velden
en wegen van ons mooie Zeeland;
een flinke pas hebben wij er in, want
de uren zijn bepaald, waarin deze
marsch geloopen moet worden.
Zoo bereiken wij ons einddoel. De
marsch zit er op, geen enkele uitvaller
hebben we, wel hier en daar een ver
moeide tred, maar bij ons allen leeft
de blijde gewaarwording, te hebben
voldaan aan den eisch, ons gesteld.
En nis wij zingende terugkeeren met*-
het mooie lietl:
Een 4even vol strijd,
tot alles bereid,
Dietschland, mijn Dietschland,
wij gaan in den slag,
met trommel en vlag,
Dietschland, mijn Dietschland,
marcheert I
dan zijn wij er vast van o vertuigd, dat
straks ook de nog buiten onze rijen
staande jeugd zich onder onze vendel-
vlag zal scharen, en zal mede trilden
voor een nieuw Nederland,
I. Q-