Volg iv overtuiging
Heeft Diets te vrageli?
Waarom staat de Duitsche arbeider wel
achter Hitier 7
Zwarte Handel
Het gerucht
onder, Gods oogen
-
Er is veel in het hedendaagsche
Duitschland, dat de wereld als een
wonder voorkomtde gestabiliseerde
mark, de vaste prijzen, het weer opko
men van den Duitschen boerenstand, 't
doen verdwijnen der algemeens werk
loosheid, de intense bewapening en.
de militaire weerbaarheid van het Rijk.
Verwonderlijker echter dan dit alles,
dat op een ol andere manier nog
technisch te verklaren zou. zijn, schijnt
den buitenlandschen waarnemer nog
altijd het feit toe, dat het Duitsche volk
werkelijk eensgezind achter zijn Führer
staat en dat dit voor alle lagen der
maatschappij geldt. Niet alleen de
boeren staan in dit breede front ge
schaard, niet uitsluitend de onderne
mers, de handwerkslieden, de intellec-
tueelen, doch juist ook de millioenen
arbeiders en ondergeschikten, al deze
proletariërs, die tot 1933 voor verre
weg het grootste deel achter het roode
vaandel marcheerden. Al diegenen,
die met enthousiasme de Internationale
hadden gezongen) zingen nu met over
tuiging het Horst Wessel-lied. Al die
genen, die hun „Weg ermee brul
den, als ze de vlag met het hakenkruis
of den man in het bruine hemd zagen,
roepen thans den Führer hun „Heil"
toe.
Een wonder.
Het is een psychologisch wonder en
het is maar al te begrijpelijk, dat een
buitenlandsche waarnemer, vooral de
buitenlandsche vakvéreenigin^sleider,
dit alles niet vatten kan, ook niet be
grijpen wil. Hij heeft vroeger tiental
len van jaren, vol respect en bewon
dering naar zijn Duitsche' vakvereeni-
gingscollega's opgekeken. Hij is naar
Duitschland gereisd om de instellingen
der Duitsche vakvereenigingen tp be-
studeeren, op internationale congres
sen heeft hij aandachtig naar de raad
gevingen van de Duitsche leiders ge
luisterd. Hoe was het mogelijk, dat
deze infanterie der internationale ar
beidersbeweging, zooals de oude Mac-
Dónald eens het Duitsche vctkvereeni-
gingswezen genoemd heeft, zoo vlug,
zoo volkomen zonder strijd de wapens
had neergelegd, dat die millioenen.,
gedurende tientallen van jaren marxis
tisch geschoolde arbeiders, zich na zoo
korten tijd in het nieuwe front hadden
geschaard
Dwang onmogelijk.
En men wil het niet gelooven. Men
zoekt de verklaring hiervoor daarin,
dat de arbeiders zich dagelijks, ja elk
uur van den dag door een ijzeren
dwang bedreigd voelen, dat overal de
Gestapo achter hen staat, die hen
dwingen zou te marcheeren, „Heil" te
roepen, en 't Horst Weèsel-lied te zin
gen. Door even nuchter na te denken,
zal juist de geschoolde buitenlandsche
arbeider den onzin van dezen gedach-
tengang inzien. Men kan honderden,
ja duizenden arbeiders een tijdlang
onderdrukken en tyragniseeren, doch
men kan niet milloeneif, nu reeds 10
jaren lang, tot een ongeëvenaarde ar
beidsprestatie opzweepen voor de uit
voering van kolossale werken, zohder
de werkelijke bereidwilligheid en in
stemming dezer millioenen. Het is toch
iederen arbeider wel bekend, hoe ge
makkelijk sabotage in een bedrijf mo
gelijk is, hoe met weinig moeite ge
heime vereenigingen zijn op te rich
ten, een ieder weet ook, dat in een
bedrijfsleven, hetwelk op volle toeren
draait, waarin 'n groote navraag naar
alle mogelijke werkkrachten bestaat,
- de arbeider niet gedwongen kan
worden „Heil" te roepen crr aan de
monstraties mede te doen, wanneer hij
zulks werkelijk niet zou willen. Want
het eenige middel, dat hiertoe aan te
wenden zou zijn, n.l. de economische
druk, het dreigement hem van zijn
werk te zullen wegjagen, kan in een
tijd, waarin gebrek aan arbeiders
heerscht, niet meer baten.
Neen, in dwang moet men dan ook
niet de verklaring voor dit wonder
zoeken. Evenmin als daarmede de ca
pitulatie der georganiseerde Duitsche
arbeiders in het jaar 1933 begrijpelijk
te maken is. Men moet veel dieper
grijpen om dit alles te kunnen vatten
en een verklaring voor dit wonder te
vinden. Men moet in de eerste plaats
zich in de geschiedenis der laatste vijf
entwintig jaren verdiepen en den weg,
door den Duitschen arbeider in deze
jaren afgelegd, in oogenschouwing
nemen.
Roes en ontnuchtering.
Met hooggestemde verwachtingen
hebben de Duitsche vakvereenigingen
na het einde van den wereldoorlog, in
het jaar 1918, de nieuwe Duitsche Re
publiek, verwelkomd. Al datgene, wat
een menschenleven lang door socialis
tische leiders in ontelbare bijeenkom
sten verkondigd was, scheen in vervul
ling te gaan. De keizer, en met hem
de overige Duitsche vorsten, verdwe
nen van het tooneel, het militairisme
stortte ineen, de kapitalistische heeren,
voor wie men tot nu toe uitsluitend had
gewerkt en die „den Mehrwert akku-
mulierte" (volgens Marx), zouden vol
gen. De strijd voor de democratie, voor
de heerschappij van het volk, was ge
wonnen. De aanvoerders van de ar
beiders trokken in het Parlement, ze
zaten in de regeering. Wat men zich
tientallen jaren gedroomd had, was
werkelijkheid geworden. Men stond-op
i den drempel van het beloofde land.
Na de eerste -roes volgde al spoedig
de ontnuchtering. Men had nu de
macht in handen, doch men wist niets
met haar aan te vangen. Men wilde
socialiseerèn, doch men wist niet hoe
deze sociqlisatie ten uitvoer te brengen.
Steeds weer hadden de leiders verkon
digd, dat" het socialisme binnen de
kapitalistische maatschappij Uit zich
zelf tot ontwikkeling zou komen. Steeds
weer hadden de voorstanders der
Marxistische leer, zooals Kautsky, Hil-
ferding, Bauer, enz., gewezen op het
feit, dat de ondernemers in het be
drijfsleven zich concentreerden, ze had
den gewezen op de cartels, de con
cerns, de trusts, die men dan op een
goeden dag als bereids in „gemeen
schapsvorm" bestaande instellingen,
en wel op den dag, dat men het gezag
in handen zou krijgen, slechts behoefde
over te nemen om het socialisme te
verwezenlijken.
Druk van buiten.
Nu het zoover gekomen was, en deze
dag werkelijk was aangebroken, nu
wist men toch niet, wat te doen. Com
missies werden geïnstalleerd en men
liet zich adviezen uitbrengen. De tijd
bleef echter niet stilstaan. Terwijl men
zelf nog vergaderde, werd door een
onbarmhartigen vijand, aan wiens
grootmoedigheid en welwillendheid
voor de jonge republiek men had ge
loofd, een vrede gedicteerd, welke zoo
onmenschelijk hard was, dat alle wer
kelijk eerlijk meenende Duitsche volks
leiders daarover evenzoo ontsteld
moesten zijn, als de millioenen arbei
ders het zelf waren.
Van socialisme, ern hdar tenuitvoer
legging, waaraan men een oogenblik
lang werkelijk had geloofd, was nu
geen sprake meer.
Toen men in Oostenrijk, waar de so
cialisten nog meer dan in het Duitsche
Rijk de macht in handen hadden, het
plan koesterde bepaalde bankbedrij
ven onder staatsbeheer te brengen,
teekende de Entente hiertegen dreigend
protest aan.
Aan den eenen kant eischte de
vijand oorlogsschattingen en niets
mocht in 't bedrijfsleven plaats vinden,
waardoor deze betalingen in gevaar
zouden kunnen worden gebracht. Aan
den anderen kant echter scheen hem
iedere ingrijpende verandering in het
economische stelsel van Duitschland
een bedreiging toe voor zijn eigen ka
pitalistische stelsel en'moest reeds om
deze reden worden verhinderd.
Naar Rusland waren legers gestuurd
teneinde de gehate nieuwe verorde
ning weer te niet te doen, voor Duitsch
land en Oostenrijk was een protest,
een verwijzing naar de macht der
wapens, voldoende geweest, om elke
poging een hervorming van het be
drijfsleven tot stand te brengen, in den
kiem-te verstikken.
Wil tot verzet.
Onder den indruk van deze feiten
begon bij den Duitschen arbeider reeds
in de eerste jaren na den oorlog de
nationale wil tot verzet die een tijdlang
bijna uitgedoofd scheen, .weer onder
de asoh te gloeien.
Deze \W1 tot weerstand kon echter
eerst door het nationaal-socialistische
regime tot volle ontwikkeling worden
gebracht. Een nationaal bewustzijn
heeft de Duitsche arbeider altijd gehad
en noch het gepraat ovef het internatio
nalisme der arbeidersbeweging, noch
het feit, dat hoe langer hoe meer joden
onder de leiders te vinden waren, heb
ben dit gevoel ooit heelemaal kunnen
begraven (overigens geldt dit verjood-
sohen veel meer voor de sociaal-de
mocratische partij dan voor de vakver-
eenigitSjeri, waarmede de arbeiders
toch het meeste contact hadden). Juist
onder Ae oudere jaargangen der lei
ders, die nog den harden strijd vóór
1914 hadden gevoerd, kon men juist
een uitgesproken antipathie tegen de
joodsche intellectueelen aantreffen.
Van meer dan één Duitschen vakver-
eenigingsleider wordt «verteld, dat hij
openlijk te kennen had gegeven cmti-
joodsch te zijn. In» de eigenlijke örbei-
dersvakvereemginóren waren dan ook
tot 1933 geen Joodsche leiders te vin
den, slechts een paar joodsche deskun
digen, die ongetwijfeld dikwijls een
zeer ongunstigen invloed op de beslis
singen der leiding hebben uitgeoefend.
Tot het einde toe heeft dan ook ontegen
zeggelijk ee* gespannen toestand tus-
schen de joodsche aanvoerderskliek
der S.D.P. en de leiders der vakver
eenigingen geheerscht, een spanning,
die helaas tengevolge van de zwakheid
en besluiteloosheid der vakvereeni-
gingsleiders geen positieve oplossing
heeft gevönden. Bij de groote massa
der arbeiders was dit gezonde en na
tuurlijke anti-semitisme echter altijd te
vinden geweest. Ook hier heeft het
nationaal-socialisme bij den arbeider
een, dikwijls lang onderdrukt gevoel,
slechts tot bewustzijn behoeven te
brengen.
(wordt vervolgd.)
Volksdïeven.
Nadat laatst achter een kerkorgel en
een altaar een voorraad gehamsterde
waren is ontdekt, bericht de Storm van
deze week oVer een groote hoeveelheid
gestolen goederen in een zaak van
katholiek cachet. Het is fraai
Het is jammer, dat wij de ioto's er
niet bij kunnen opnemen en"Christus'
beeld aan den wand daarneven.
Want men neemt het zoo nauw
niet meer 'de laatste tijden. Hamste
raars in klein en groot schuiven met
Godzalige gedachten kalm aan het
avondmaal en belasteren ook nog an
dersdenkenden, terwijl de geestelijk-
hei^. geen woord van protest laat
hooren. Of een, deel des volks door
deze ploerten honger lijdt, interesseert
hen niet.
Er is maar één antwoord te geven
voor het vuurpeleton met deze rekels
En geen genade meer met groote
noch kleine dieven, van welke stand-
zij zijn en van welke afkomst. Het zijn
dieven, of ze met de geboden daartegen
prevelen, ja of neen.
Voor den muur
In Koudekerke werd dezer dagen
een geweldige voorraad klompen in
bselag genomen, en dat terwijl laatst
een man,' wiens klomp brak en die niet
verder loopen kon, daarvoor 3 gulden
werd gevraagd in dezelfde zaak. Ook
werd een groote hoeveelheid drank be
machtigd.
Wij zijn blij dat tegenwoordig het
volk zelf zoo verstandig is dergelijke
afzetters aan te geven. Als men dat
doet, doet meli een God gevallig werk,
want men roeit dergelijke ongure indi
viduen grondig uit. Hetzij in het groot
of klein gehamsterd den dood aan
dergelijke onsociale elementen.
Wij hebben pas een proces ter waar
schuwing beleefd, laat men er in
Zeeland voor zorgen, dat we hier' geen
repetities beleven. Men zij gewaar
schuwd. En zijn onze waarschuwingen
nfet bewaarheid geworden Men kan
dit vodoende weten uit de gebeurtenis
sen der laatste weken.
Wil men nog meer drama'-s Goed I
Zij zullen dan volgen
„In hoe signo vinces"
In dit teeken zult gij overwinnen
Op den O. Z. Voorburgwal is geves
tigd de Rund-, Kalfs- en Varkensslage
rij annex Fijne Vleesch waren van
H. i J. M. Hesseling, reeds jaren lang
leverancier van diverse instellingen
der Katholieken, zooals daar zijn zie
kenhuizen, kindertehuizen, enz. enz.
Diens zonen waren in hun jeugd
ijverige misdienaars, die devoot ën vol
gratie 't wierookvat wisten te zwaaien.
Wat men zoo in de wandeling noemt
een bon-katholieke familie.
Maar dit alles kon een der zoons
niet weerhouden of was hem een aan
sporing zich te wijden aan de nobelste
sabotage die er bestaat, den Zwarten
Handel. Hij handelt en handelt en
wordt in de biecht blijkbaa%niet ver
maand dit bedrijf te staken, omdat het
zoo patriottisch is. Maar patriottisch of
niet, de kruik gaat zoo lang te water
tot hij breekt. Op een kwaden dag
doet men een inval en het beetje goe
Ondergeteekende
adreste
verzoekt hem (haar) te willen inschrijven als lid der N.S.B.
-v1942. Onderteekening
Op te zenden naar het
Kringhuis van de N.S.B.
Koningstraat 4 Goes.
deren, dat hij zich in het perceel O. Z.
Voorburgwal 272 heeft vergaard, wordt
in beslag genomen.
Het beetje
Duizenden sigaren, duizenden siga
retten, duizendeh pakjes shag, 400 kg.
spek, groote partijen tarwe en vet,
honderden doozen bonbons en choco
lade, cacao, wollen dekens, honderden
flesschen slaolie, gecondenseerde melk
garen en wol, zeemen, soepgroenten,
bruine boonen tot wijnen en smeerolie
toe. Er valt moeilijk iets te bedenken,
dat er niet was.
En van dit alles kon een ieder vrije
lijk profiteeren, mits hij geld,'veel geld
bezat. Dergelijke verzamelingen van
gehamsterde goederen zijn wel meer
ontdekt, maar, er is nog iets anders.
Wij zagen de wijnen, de jenever, de
margarine. Wij zagen de kazen broe
derlijk vereend met de smeerolie. En
dan zagen wij de afdeeling sigaren,
waarvan de kistjes zich in eindelooze
rijen opstapelden.
En dan, dan 'zagen wij aan den
muureen kruisbeeld!
In hoe signoontzag men zich
niet de volksgemeenschap op de meest
weerzinwekkende wijze te benadeelen,
ontzag men zich niet het Judasloon der
meest afzichtige sabotage te innen I
De combinatie schijnt maar heel ge
woon. Zwarte handel ónder het teeken
des kruises. En alsof dit niet voldoende
ware, hing er elders in dit hamsferhol
een Toorop-achtige Christuskop, die
van al dit onzalige gedoe getuige mocht
zijn. Daarnaast prijkte een missieka-
lerider met negerkindertjes, die den
zwarten handelaar blijkbaar heel wat
nader aan het hart liggen/ dan de kin
deren van eigen land en stam, die hij
zonder eenig gewetensbezwaar uit
vuige lust naar gewin het noodige ont
hield.
Zwarte handel onder het teeken des
kruises. Het moge in de oogen van
hen, die zoo uit de kerk naar Suisse
overwipten, om in staat van genade
onder een borrel hun duistere zaken te
bekokstoven, volkomen in órde zijn,
wij walgen van "deze combinatie van
geld en God.
Deze dagen kreeg, ik van een oud
vriend van mij, een arbeider uit Hol
land, een ontroerend schrijven. De meen
had mij reeds- vele malen gevraagd
waarom ik van het oude socialisme
was overgestapt naar het nieuwe. Hij
zelve had eerst als wethouder in de
S.D.A.P. fractie in zijn vroegere ge
meente en later afs Liga-aanhanger,
mij als zijn medestrijder gekend. Hij
kon deze stap niet doen, het was hem
alles nog te vreemd en te nevelig. Tot
ik dezer dagen een brief van hem
kreeg, waarin hij schreef toegetreden
te zijn tot het „Arbeidsfront". Hij citeert
dan het lied, uit vroegere dagen en
schrijft
„Welk een steun dezë dichtregels
o.a. voor jnij weer hadden, deed zich
weer het beste voor mij gelden in mijn
besluit tot aanvaarding van het lid
maatschap van het 1 Mei j.l. opgericht
„Nederlandsch Arbeidsfront".
En hij citeert:
Volg uw overtuiging
Strijdt daarvoor als man.
Weet er voor te lijden
Zoo 't niet anders kan.
Ding niet naar de gunsten
Van de groote hoop.
Biedt uw vrije meening
Nergens voor te koop.
Waakt voor uW karakter,
Sta desnoods alleen,
laat, wat gij voor waar houdf
Nooit met voeten treên.
Als gij van dat voetstuk
Naar beneden ziet,
Treffen U de spatten
Uit de laagte niet.
Bs.
Het sluipt, het waait verder als giftige
gassen. Het plant zich in de hersenen
der onoordeelkundigen, der subjectie-
ven, door een daad, een vermeende
daad, een woord, een vermeend woord,
een gebaar of een vermeend gebaar
van het slachtoffer van het gerucht,
en het verbreidt zich door zijn mond.
Het gerucht is nooit gunstig, wordt
zelden mild beoordeeld, groeit verba
zingwekkend in omvang met een on-
giekende snelheid. Het kan dodelijk
zijn, het kan de rust in onrust doen
veranderenhet vindt gehoor, daar
waar de waarheid niet geduld wordt.
Wanneer het gerucht geboren wordt,
is tevens het „oordeel" der massa ge
vormd. Want, wanneer beweerd wordt,
dat de massa dom is, dan is dit de
waarheid. De massa is dom, omdat
zij niet nadenkt. De massa is op sen
satie belust en daarom verbreidt zij het
gerucht.
Hoeveel leed en verbittering heeft
een gerucht al niet teweeggebracht.
Het gerucht wil, dat er dierlijken
onder ons beschaafden zijn, en de
massa, die de juistheid van het ge
rucht klakkeloos aanvaardt, roept om
wraak enscherpt de bijl, hier
mee vergetende, dat zij zich met deze
daad gelijkstelt met de door haar zoo
zeer verguisde dierlijken.
Mochten er menschen zijn, die de
oorlog verheerlijken, voor iedere echte,
vrouw, ook al is zij geen moeder, is
de oorlog onaanvaardbaar en iedere
echte vroytw zal naar beste weten- er
toe bij willen dragen een systeem op
te bouwen, dat de oorlog vopr altijd
onmogelijk maökt.
Het is afschuwelijk, dat menschen
afgeslacht worden „of verminkt' en de
aanstichters van dit kwaad zullen zich
voor 'een Opperwezen hebben te ver
antwoorden. Het is evenzeer afschu
welijk en onvrouwelijk, huismoèders,
zich noemende „beschaafde" dames,
te horen spreken over bloedwraak,
wanneer, zooals het gerucht wil, „het
eens omdraait".
Tenslotte, gij verbreiders van het ge
rucht, wees een beetje milder in het be-
oordeele'n van uw medemensch.
Scheld hem niet uit, wanneer hij een
in uw oogen onwelgevallige krant
kooptwees een beetje groot in uw
beoordeeling wanneer hij niet blinde
lings alle geruchten belieft te gelooven
welke opgeld doen bij de massa. Wees
niet boos, wanneer een ander onder
zoekt en tracht te begrijpen, wat U
alleen maar veroordeelt. Wanneer ge
debatteert, wees dan rustig, vloek niet,
dat is niet beschaafd, spuw niet op den
grond, dat is zéér leelijk. Tracht niet
met een groote mond iemand te over
bluffen. Wees dame of heer, scheld
iemand niet uit voor verrader, vooral
wanneer ge er niet zeker van zijt zelf
nog nimmer iemand of iets verraden
te hebben.
En wanneer gecollecteerd wordt voor
Winterhulp, denk dan niet eerst aan
het gerucht dat wil, dat groote'bedra
gen naar Duitschland gestuurd ■wor
den, maar denk eerst 'aan uyr eigen
landgenooten, die geholpen worden,
niet bij geruchte, maar in feite en
geeft
Arbeidster.
Wij zullen in hei eerst volgend
nummer een rubriek openen, waarin
men ons vragen kan stellen.
Natuurlijk niet over het schoonhou
den van handschoenen of het voordeel
van aardappelen in de schil of zonder,
maar over zaken die de politieke
kanten der tegenwoordige samenleving
raken.
Ieder is vrij deze vragen te stellen,
mits in een behoorlijken vorm en
toon.
Wij zullen gaarne daarop in elk
nummer van rupliek dienen.
Wie steekt zijn vinger op
Wij zülleri landen!
Wij kannen landen!
Wij hebben geland!
Zij zullen landen!
Zullen zij landen?