De wereld verandert Dobbelaars met kinderzielen £>c batten Een tocht door de Middelburgsehe jodenhuizen. Een woord tot hen die dit jaar eindexamen H.B.S. of Gymnasium .deden. Er zijn lieden die altijd beweerd hebben, dat het Duitschland nooit zou gelukken in Engeland te landen. Ja, zij hebben met vuistslagen dit bezwo ren en zij hebben weddenschappen aangegaan. Deze zekere heeren gelooven echter wèl in de landing aan onze kusten ran Engelsche zijde. Men moet nu even bede.nken, dat deze zelfdë Engelsohen op het gan- sche vaste land van Europa vernieti gend verslagen zijn, zelis met gansche volkeren en. ontzaglijk krijgmateriaal achter zich. Ten tweede, dat Duitschland tot op heden geen enkele poging deed om gekeerd een bezoek te brengen. Ten derde, dat de beide belachelijke visite's te St. Nazaire en Boulogne slechts de lachlust van alle volkeren en zelfs van het eigen Engelsche volk heeft veroorzaakt. En dan toch gelooven deze heeren nog hardnekkig in een mogelijk succes. Waanzinnige illusies. Wij zullen dit maar beschouwen als een ongeneeslijke kwaak de kwaal die we inconssquentia kunnen noemen. Er zijn lieden, die zelfs zoover gaan te verzuchten „ach 1 als er nu maar niet te veel Engelschen komen, want wij willen Hollanders blijven". Hoe ver deze waanzinnige ideeën gaan, is niet te peilen. Het idee alleen, dat Nederland Nederland zou blijven als hier bolsjewisten en Engelschen kwamen 1 1 Uit al deze belachelijke meeningen blijkt, hoe weinig de meeste lieden zich de toestand in Europa realiseeren, hoe weinig begrip zij hebben van politiek, van stfategie, van het Nat.-Socialisme en überhaupt van het wereldgebeuren. Men "leeft nog steeds in de kinder lijke gedachte, dat het hier een strijd is tusschen landen, en -men heeft niet het besef, dat hier een botsing' plaats heeft tusschen wereld omvattende Ideeën. Dat zich een reusachtige revo lutie voltrekt tusschen twee groote machten, die van het stokoude kapita lisme en het jonge sterke Nationaal- Sqcialisme. Wij hebben herhaaldelijk daarop ge wezen, maar zullen niet moe worden dit steeds weer te herhalen. De wereld verandert en wij met haar. Zooals wij niet meer aanvaarden wat onze grootouders voor waar en allee: aligmakend hielden, zoó zullen onze Kinderen verwerpen wat wij voor geldend achtten. Zoo is deze wereld en' dit leven een eeuwige wisseling. De vast geroesten. Het is voor bejaarden en hen die in hun vroeger leven met wortel en tak vergroeid zijn, niet gemakkelijk orn al dit nieuwe te verstaan. Alleen de ver- standigen denken na.en gaan inzien, doch velen laten zich levén en glijden op den stroom der gebeurlijkheden. Zij zouden het liefst alles zoo terug ont vangen als zij het eens bezaten, ook al waren daarbij onaangenaamheden. Zij dei^cen niet aan het feit, dat de laatste 10 jaren de toestand hier te lande en elders reeds een gistend proces was. De tienduizenden werk- loozen waren een voortdurende her innering aan het feit, dat er iets in ont binding trad, dat er iets toch niet klopte.' Maar ach, zoolang het hun deur voorbijging, dachten zij daarover liever niet na. Zij zorgden er voor zelf veilig te zijn en de restach, die rest - het volk de, lastpakken? Wat konden zij tegen hun ellende doen Waren zij niet veilig, welnu dan Het ging er toch maar om dat de boel zóó draaide, dat men de klappen ontging en een ander desnoods te plet ter geslagen- werd in de razende nïa- chine der maatschappij I Even goeje vrinden De droomers. Én het zijn deze egoïstische, ook heelemaal niet zoo kwade, maar door en door onwetende lieden, die hopen op een terugkeer van het oude. Zij zien dit bijvoorbeeld in een landing, al beseffen zij niet, dat dan radicaal een einde aan hun droom en wie weet leven, gemaakt wordj. Zij liggen ach terover in het zonnetje en zijn blij met een bericht over Dui'.sc'ie nederlagen uit een Engelsche zender, hoewel zij innerlijk wel even denken „zou het wel wdar zijn, ik ben' al zoo vaak belogen en ontgoocheld". Het is een stumperig soort lieden, en als de zomer intreedt en het front der bolsjewisten zeker inéénzakt, dan nog ja dan nóg gelooven zij in het onbegrensd Amerika. En als Engeland valt (wat óók komt) ja dan Ach dan zeggen zij tegen zichzelf „wij waren vroeger ook jaren onder de Franschen en raakten ook weer vrij", en leven dus nog in deze zelfde cirkelgang van landen-belangen^en niet in de- zeker heid dat het niet meer daarom gaat, maar om een totale ommekeer in het ménschelijk denken en zijn gericht zijn. En wanneer dan toch blijkt, dat zij zich vergist hebben en niets hebben verstaan van de zending van het Nat.- Socialisme onder de volkeren, zullen zij verbijsterd moeten toegeven, hoe alles zich over en langs en zonder hen voltrekt en zij worden de klagers', de ontevredenen, de wreveligen en de eenzamen. Kan het ook anders Er is voor allen, ook voor hen slechts één middel om het leven, zonder het idialisme, het geloof en zooveel meer prijs te geven, lichter te gaan zien. Dat is om zich eens te verdiepen in een andere^ visie dan zij tot heden had den. Om hun wraak eens op zij te zetten en om eens eerlijk te gaan on derzoeken welke mogelijkheden ook voor hen schuilen in dat door hen ge vloekte maar nog onbekende Natio naal Socialisme, dat zij verwenschen omdat zij 't niet kennen, dat zij haten omdat zij het niet begrijpen en dat zij donker zien omdat zij nooit de licht zijde wilden gaan ontdekken. Ik meen dat zeer velen heel wat minder krampachtig zouden gaan leven, dan zij nu doen met al hun in gebeelde zekerheid hunner Engelsche overwinning, die nimmer komt en met al hun geloof dat voor een goed deel geen plaats maakt voor de universeele liefde, die Christus hen alleen leerde toe te passen. Mogen- zij niet hunkeren naar een landing, maar mogen zij „verlangen te landen in de open en veilige haven vari het Nationaal-Socialisme. Dezer dagen waren we in de gele genheid" enkele Middelburgsehe huizen binrien te loopen, waarin tot voor kort nog joden woonden. Zooals mep weet, is Zeeland nu joden-vrij en slechts deze leeggehaalde woningen herinne ren nog aan hun verblijf. Het vertoeven in deze, nog niet schoongemaakte' woningen, geeft U een wel zeer onzekere gewaar wording. Zoo liepen we het huis van een rijken confectie-jood binnen, die twintig jaar geleden op een klomp en een senben Middelburg binnenwandel de en daar zijn negotie begon met voddenrapen. Het huis had aan den buitenkant het voorname uiterlijk van zoovele dier oude, deftige Middelburg sehe patriciërs-woningen. De beneden- suite was echter omgebouwd tot een overdreven groote „woonkamer", die volkomen het aanzien had van een of andere publieke bar uit een Ameri- kaansche dronkemansfilm. Zelfs was er 'n soort coin separé met veel dikke kussens en vooral veel goud in de décors, alsook allerlei ingebouwde likeurkastjes, van het bekende nieuwe zakelijkheidstype. Ergens hing nog een schilderijtje, dat wel een voorbeeld van verdorven, voor den Nederlander overi gens volslagen onbegrijpelijke humo ristische kunst kan heeten. Op deze aquarel werd namelijk gewerkt door een tweetal welgedane, stokoude joden, 'die aan kobolden deden denken. Ze liepen met hun sluwe oogjes als ratten glurend door een nachtelijke wolkeh- krabbetstad en torsten in manden op hun rug dronken matrozen, die zij naar het "water droegen. j Een andere woning bestond bijvoor beeld uit een uitgesleten pijpenla, waarin een oude orthodox joodsche vrijgezel gewoond had. Temidden van allerlei vieze oude rommel lagen nog boekwerkjes in hebreeuwsch letter schrift en een soort gebedsrol, die als een film in een oud kastje gebouwd was en langs een kijkglaasje gedraaid kon worden. Ook aan de deuren zaten joodsche geboden, opgerold in kleine kokertjes. Weer ergens anders lagen nog num mers -op den grond van het in Juni 1939' verschenen orgaan „Nationaal Centrum", waarin Colijn het' hoofdar tikel schreef en groote annonces van 'joodsche of halfjoodsche firma's voor 'een vette advertentierekening zorgden." Onder een drietal afgedrukte brieven bevond zich ook een schrijven van het opper-rabinaat van het synagogaal ressort-'s-Gravenhage. In „doel en stre ven" van deze al zeer plutocratische instelling werd in 1939 o.m. de volgen de troost gegeven„Gebroken carrière, getroffen zijn door de werkloosheid, dit alles kan ons beschoren zijn, maar is dit een reden om opstandig en onte vreden te worden Laten we goed doordrongen zijn van het feit, dat wij leven in een bevoorrecht land, dat wij geregeerd worden door een Koningin-!" Hoe aftandsch moet. dit van alle lo gica gespeend gebazel thans zelfs ook reeds in de aoren van den felsten tegenstander der nieuwe orde klinken. Een Middelburgsehe jood had deze schoone leuze echter braaf bewaard. „Je kunt nooit weten", moet hij gedacht hebben. We loopen ook de woning van een robijn binnen. Er liggen nog afschrif ten van brieven over godsdienstonder richt eri we doorbladeren een in het Nederlandsch gedrukte geschiedenis van het jodendom. Omtrent het jaar.67 lezen we „Joséphus had zich gered door in een drogen put te springen, die in een onderaardsch hol uitkwam. Hier vond hij veertig vluc'-tolingen, die rijkelijk van levensmiddelen waren voorzien. Toen de Romeinen eindelijk de schuilplaats van Joséphus gewaar werden, eisch/en zij, dat brij en de an deren zich zouden overgeven. Wat deed nu Joséphus Hij si de voor, dat telkens twee van hen el!"aar zouden dooden en liet toen dooi het lot aan wijzen hoe de paren op el!raar zouden volgen. Hij schijnt het zóó listig te hebben aangelegd, dat hij tot 't laatste paar behoorde. Toen wist hij zijn mede overgeblevene over te halen om zich beiden aan de Romeinen over te ge ven. Nadat dit gescljied was, wist Jo séphus zoo goed zijv woord te doen, dat hij in het leven werd gelaten. Later diende hij Titus bij de be'-gering van Jeruzalem." Is dat een jodenstreek of niet We snuffelen nog in een ander- boekje, dat werd .achtegelaten, een „orde der lofzeggingen". Er staat in wat een jood zeggen moetfc als hij een verwoest^ synagoge ziet, wat hij meet doen met het bloed van wild gedierte of gevogelte, hoe de lofzeggi&gen klinken bij het lezen van de rol van Esther op het Lotenfeest, maar al die lofz^ggingen staan ook weer vermeld in het hebreeuwsch, waaruit we niet wijs kunnen. Het werkje dateert van 1907 dus ook toen al hield men in Nederlandsche joodsche werkjes reke ning met verwoeste synagogen en er staat, een wapen op met een ge kroond leeuwtje, dat op zijn schild de bekende driehoeken toont. Zelfs in leeggehaalde joodsche hui zen worden wij aan alles herinnerd wat des joods is. Ook in de Middel burgsehe jodenhuizen, in de hoofdstad vdn een geïsoleerde provincie, waarin voor menige plattelander de ontmoe ting met een jood een even groote zeldzaamheid was als de ontmoeting met een Siamees. Maar wat niet weet, wat niet deert. Vandaar voarhéen ook onze Zeeuwsche argeloosheid ten op zichte van het jqdendom. - H. Waar blijft de katholiciteit van het katholicisme t Opper-Kompaan Boutz van den Na- fionalen Jeugdstorm in Limburg, zond een bitter artikel aan VoVa. Het is een hartekreet van een Katholieke jongere wanneer men het leest, kan men niet anders dan hopen, dat vroeger of later die hartekreet zal worden verstaan en de verblinde geestelijke leidslieden van ons volk spoedig tot bezinning mogen komen. 't Was op het hoogfeest van Paschen, schrijft hij. De kerk-zat vol met men- schen, die oogenschijnlijk diep onder den indruk waren Van het bovennatuur lijk gebeuren, nu bijna tweeduizend jaar geleden, toen de Zoon des Men- schen uit de dooden herrees. Liefde was Zijn. woord liefde was Zijn daad en Leven. Nochtans heeft Hij in Goddelijke verontwaardiging de gelddobbelaars uit den tempel geran seld. En nu, twintig eeuwen later Zijn er weer dobbelaars, dobbelaars met zielelevens, die er uitgeranseld moeten worden Deze en dergelijke vragen bestorm den mij, toen ik op dezen Paaschdag, dien wij, katholieken, vieren als de herrijzenis van Christus, het kerkge bouw verliet. Tusschen een drom van menschen,; die zoojuist tot de H. Tafel waren genaderd, om Hem te ontvan gen Die slechts liefde kent. Die daar om door iedereen ontvangen kan Worden, zelfs door den grootsten mis dadiger, mits hij slechts waarachtig berouw toont over zijn zonden-. Voor iedereen Neen Voor een deel van het katho lieke volk, de katholieke jeugd inbe grepen, is O.L. Heer onbereikbaar ge worden Geblokkeerd door het Epis copaat Zooeven was ik er nog in het Gods huis getuige van geweest Een kleine, frissche .jongen knielde voor de communiebank, eerbiedig de oogen gesloten, .een trek van geluk en tevredenheid op zijn ,eerlijke jongens- snuit hij gaat immers O. L. Heer ont vangen. De priester komt. -Zijn gezicht ver strakt wanneer hij het kleine ventje ziet, het jongetje is „herkend". „Ben jij van den Jeugdstorm" wordt hem toegebeten. „Jawel meneer kapelaan 1" klinkt het zacht, doch duidelijk en overtuigd. „Hoe 'oud ben je „Veertien jaar, meneer kapelaan." „Geen vijftien „Neen "meneer kapelaan véértien 1" Dan ontvangt de kleine jongen zacht. en gelukkig de H. Hostieomdat, omdat.rij nog geen vijftien is 1 I Achter i. im staat zijn twintigjarige zuster. Ook zij knielt in diepe Gods vrucht neer, in afwachting van den Dienaar Gods. Hij komt, maar ook zij ontsnapt niet' aan de „herkenning". Met 'n veracirielijke, koude, hartelooze blik gaat hij haar voorbij, hij, de pre diker der naastenliefde gaat voorbij aan haar, die wachtte op den Heer. T-ranen schieten haar in de oogen geruischloos staat zij op en gaat weer naar haar plaats. De om haar heen staande, schijnbcar in vromen eerbied verzonken menigtelacht. Lacht, omdat een kind Gods haar Vader niet ontvangen mocht W.at heeft zij misdaan, waarom deze vernedering, waarom deze smaad Zij is Nationaal-Socialiste draagster van de levende Waarheid voor het heden en nu van ons volk en zijn toekomst De mis is uit. Ook zij Komt naar buiten. Zielepijn spreekt uit hear oogen, weemoed is er in haar hart.en wéér wordt er gelachen. Met een ruk trekt zij nu haar mantel uit en fier toont zij de blauwe stormstersblouse. „Ik ben er trots op", roept zij uit, „hier, kijkt U maar Zelfbewu'st gaat zij haar weg naar huis een grinnikende massa achter latend. Eenmaal- komt de dag des oordeels en wee hen, die de ziel der jeugd ver moorden Intusschen ontvangen in Duitschland de Nafianaal-Socialisten wèl de sacra menten. En in België draagt een pries ter de Requiem-Mis op voor zijn aan hei Oostfront gevallen broer, terwijl de kerk stamvol zit met geüniformeerde maftnen,Vlaamsche Nationaal-Socia- listen, die allen ter communie gaan. Tusschen beide landen, ligt Noord Nederland, blijkbaar met een aparten God voor Nederlandsche katholieken. O katholieke kerk, waar blijft uw katholiciteit Uit „Vova". Gij hebt met goed gevolg Uw eind examen afgelegd, waarmede ik U, namens het Natjonaal-Socialistisch Stu dentenfront, van harte gelukwensch. Ongetwijfeld hebt gij U reeds de vraag gesteld„Wat -nu, studeeren of een werkkring zoeken?" Er is werk genoeg, en daarom is de verleiding groot om U onmiddellijk in de practijk te begeven. Gij vraagt U misschien af, of het geen egoïsme is, te ggan stu deeren en aldus nóg eenige jaren aan uw eigen vorming te besteden. Gij dient hierbij echter het volgende te overwegen Ons volk zal in de toekomst een groot tekort hebben (en heeft dit reeds) aan wetenschappelijk gevormde mannen in alle beroepen, die zich van hun taak tegenover hun volk bewust zijn. Toch kan het zonder deze mahnen niet leven, evenmin als 't leven kan zonder boeren en mijnwerkers, die hun taak begrij pen. Daarom mag iemand, die de be kwaamheid en de eigenschappen bezit, die voor een hoogere studie worden vereischt, zich, onder geen voorwaar de aaruziin plicht tot studie onttrekken. Het isrinderdaad in dezen tijd zeer verleidelijk zich onmiddellijk in de practijk te begeven. Maar dit kan gaan ten koste en ten nadeele van ons volk, omdat gij waarschijnlijk na Uw studie betere en meer waardevolle arbeid voor Uw volk zult kunnen verrichten. Daar komt nog bij, dat aan de uni versiteiten en hoogescholen van ons land een felle, maar ook groote en groofsche strijd wordt gestreden, waar bij alle beschikbare krachten, gebruikt moeten worden. Het Nationaal-Socialistische Studen tenfront is de studentenorganisatie, die dezen strijd heeft aangebonden en hem volvoert. Het Studentenfront heeft tot taak de goede krachten uit het Neder landsche Volk, die door hun eigen schappen dit volk op wetenschappelijk gebied kunnen voorgaan, bijeen te brengen, teneinde hen te vormen tot waarachtige strijders voor het heil en welzijn van ons volk. Het verdient aanbeveling, dat gij, indien gij gaat studeeren, zoo spoedig mogelijk contact zoekt met den Dienst Studie-Belangen van het N.S.Studenten- front. Deze dienst kan- U alle ge- wenschte inlichtingen omtrent studie, studentenleven, enz., verschaffen, eiT U tevens bij eventueele moeilijkheden met raad en daad ter zijde staan. De Dienst Studie-Belangen is gevestigd op het Rapenburg 26 te Leiden. Door het Studentenfront is aan vele middelbare scholen onder de eind- examinandi propaganda-materiaal ver spreid. „Waar dit niet is gebeurd, ver zoek ik U, mij de adressen der eind- examinandi te sturen, of bij mij pro pagandamateriaal aan te vragen en dit onder hen te verspreiden. Dr. B. F. S a r i s Propagandaleider vari" het Nat.: Soc. Studentenfront, Rapenburg No. 26, Leiden. \Vat glipt daar, gevolgd door wat vluchtig 'f met gluip'rige vaart gestommel en. de sleepende staart tusschen vallende rommel wèg achter de kisten en schimm'Iende kratten De ratten Wij grijpen rondom ons bij 't eerste gedruisch Verdelg ze! Vertrap ze! 't Verderf komt in huis! Waar zijn ze gekropen Sla dood, waar zij loopen op riggel en buis, de pest js in huis. De ratten Zij kruipen met lenige ruggen door grachten, riolen en onder de bruggen. Zij huizen in slooten, in sloppen en stegen Waar de armoede tiert en het ongediert Zij huizen in krottenaan morsige wegen Men houdt ze niet tegen, hun walglijke sliert hun smerige bende, gaat mee met d' ellende. Zij worden onzichtbaar bij drommen bestierd. Men kan ze niet vatten Ze glippen en slippen behendig De ratten De ratten Wij kennen dat grauwe rapalje dat sluipend, vergiftige heimlijk eanalje. Zij sleepen de buit, die zij anderen rooven naar holen en schuren en diepe alkoveij. De sluipers De gluipers De knoeiers en kuipers Dat hamstrende vuilnis van duiken en jatten, de ratten-! Zij zwerven en zwermen langs slooten en bermen, als de regen of nevel hen Jaag kan beschermen, naar gnuivende boeren, om vleesch te vervoeren. Zij kennen de plek van de ham en het spek van de boonen en erwten en tarwe bij balen. De ratten, zij weten de buit wel te halen, de stiekum gemeenen 't Krioelt om ons henen zij loopen brutaalweg-je vlak voor je beenen. Zij vullen hun ransels en kelders met zakken met ponden en pakken en toonen hun tanden venijnig en bits, hun bijtende bek in een lichtende flits zelfs boven de kansels 1 De ratten, de woelers, de vrome hedoelers met loerende oogjes en schoone tirahen. Hoor wèl naar hun piepen Zie niét naar him daden 1 Zij zeggenzij zijn tot heil van ons volk 1 Maar zij zijn hier tot schade De ratten l Hoe glad is hun kronklende rug Hoe zijn ze geniepig en handig en vlug! Hoe rap is hun zwenken en vluchten en wijken Je grijpt naar verweermaar zij zijn voor. het kijken Hoe zijn zij bij 't minste gevaar al gevloden De rattende joden Wat deert hen uw leven? Wat gaat hen hun aan? Het brood van uw kindren, zij knagen er aan in 't duister, in 't duister, je kunt ze niet doodslaan, je kunt ze niet vatten, maar luister, maar luister 't zit vól van de ratten Heel Holland zit vol van dat Juda-gespuis ze kruipen je onder je handen in huis. Ze knabbelen gezet aan je brood en je vet, aan je bonnen voor aardappels, suiker en melk aan je koffie en thee en het portie voor elk. De ratten, .de jodenzij snuffelen en doen om een koopje, £en mazzel'.van 't poover rantsoen Zij knagen aan 't leven van vrouw en van kind, tot het magertjes wordt in den winterschen wind. Zij knagen aan 't deel van je kolen, ze gaan de villa's voorbij in de deftige laan. Maar zij komen het eerst waar de armoede heerscht, en de weerlooze stumpers, die vallen ze aan. Al zijn ook de kleeren der kleintjes versleten ze trachten van rokjes en sokjes te vreten ze azen naar 't deel van zijn boter o£ meel, zij snuff'len zoon arme om eer en geweten en bijten vergift in zijn arglooze ziel. Zij vreten zijn kas en de brand Uit zijn haard en een gat in zijn kaart voor één hemd en één kiefc. De ratten de joden de kapitalisten die hamstrende beesten met bidden en listen, verdelg ze, vertrap- ze bij 't eerste gedruisch. Waar zijn ze gekrópen Wij worden beslopen daarachter de kerk loopt het sluwe gespuis, de pest is in huis Zij nad'ren met gif door het land en de stad en opeens is 't te laat, want daar draven de ratten Zet vallen Zet vallen Op jacht met z'n allen I Roei uit deze broeinesten achter J wallen Die beesten, die dragers van onheil, die knagers. Wij móeten ze vatten De dood aan de ratten 1 M. B. ding be Dwing de wool zal dezel nis worq Op sq verteld Volksdu zijn geg| Als hadden, 1 het grooi| hadden mogelijk| eenvoud verhaalt, Als dier is J| martelenl en burgsl duitscheil kracht eil wijze onl Van( cl weggevcl ontvluchl mededeel hen geg| tallooze die ove| steden e l hun eigel De Pc| huizen naar wel hun slail bijna da den blo terreur waren z I mogelijk I De or I looze VJ mishanif en nac!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Stroom | 1942 | | pagina 2