De wereld verandert
Dobbelaars met kinderzielen
£>c batten
Een tocht door de
Middelburgsehe
jodenhuizen.
Een woord tot hen die
dit jaar eindexamen
H.B.S. of
Gymnasium .deden.
Er zijn lieden die altijd beweerd
hebben, dat het Duitschland nooit zou
gelukken in Engeland te landen. Ja,
zij hebben met vuistslagen dit bezwo
ren en zij hebben weddenschappen
aangegaan.
Deze zekere heeren gelooven echter
wèl in de landing aan onze kusten
ran Engelsche zijde.
Men moet nu even bede.nken, dat
deze zelfdë Engelsohen op het gan-
sche vaste land van Europa vernieti
gend verslagen zijn, zelis met gansche
volkeren en. ontzaglijk krijgmateriaal
achter zich.
Ten tweede, dat Duitschland tot op
heden geen enkele poging deed om
gekeerd een bezoek te brengen.
Ten derde, dat de beide belachelijke
visite's te St. Nazaire en Boulogne
slechts de lachlust van alle volkeren
en zelfs van het eigen Engelsche volk
heeft veroorzaakt.
En dan toch gelooven deze heeren
nog hardnekkig in een mogelijk succes.
Waanzinnige illusies.
Wij zullen dit maar beschouwen als
een ongeneeslijke kwaak de kwaal die
we inconssquentia kunnen noemen.
Er zijn lieden, die zelfs zoover gaan
te verzuchten „ach 1 als er nu maar
niet te veel Engelschen komen, want
wij willen Hollanders blijven".
Hoe ver deze waanzinnige ideeën
gaan, is niet te peilen. Het idee alleen,
dat Nederland Nederland zou blijven
als hier bolsjewisten en Engelschen
kwamen 1 1
Uit al deze belachelijke meeningen
blijkt, hoe weinig de meeste lieden zich
de toestand in Europa realiseeren, hoe
weinig begrip zij hebben van politiek,
van stfategie, van het Nat.-Socialisme
en überhaupt van het wereldgebeuren.
Men "leeft nog steeds in de kinder
lijke gedachte, dat het hier een strijd
is tusschen landen, en -men heeft niet
het besef, dat hier een botsing' plaats
heeft tusschen wereld omvattende
Ideeën. Dat zich een reusachtige revo
lutie voltrekt tusschen twee groote
machten, die van het stokoude kapita
lisme en het jonge sterke Nationaal-
Sqcialisme.
Wij hebben herhaaldelijk daarop ge
wezen, maar zullen niet moe worden
dit steeds weer te herhalen. De wereld
verandert en wij met haar.
Zooals wij niet meer aanvaarden
wat onze grootouders voor waar en
allee: aligmakend hielden, zoó zullen
onze Kinderen verwerpen wat wij voor
geldend achtten. Zoo is deze wereld
en' dit leven een eeuwige wisseling.
De vast geroesten.
Het is voor bejaarden en hen die in
hun vroeger leven met wortel en tak
vergroeid zijn, niet gemakkelijk orn al
dit nieuwe te verstaan. Alleen de ver-
standigen denken na.en gaan inzien,
doch velen laten zich levén en glijden
op den stroom der gebeurlijkheden. Zij
zouden het liefst alles zoo terug ont
vangen als zij het eens bezaten, ook
al waren daarbij onaangenaamheden.
Zij dei^cen niet aan het feit, dat de
laatste 10 jaren de toestand hier te
lande en elders reeds een gistend
proces was. De tienduizenden werk-
loozen waren een voortdurende her
innering aan het feit, dat er iets in ont
binding trad, dat er iets toch niet
klopte.' Maar ach, zoolang het hun
deur voorbijging, dachten zij daarover
liever niet na. Zij zorgden er voor zelf
veilig te zijn en de restach, die
rest - het volk de, lastpakken?
Wat konden zij tegen hun ellende
doen
Waren zij niet veilig, welnu dan
Het ging er toch maar om dat de
boel zóó draaide, dat men de klappen
ontging en een ander desnoods te plet
ter geslagen- werd in de razende nïa-
chine der maatschappij I Even goeje
vrinden
De droomers.
Én het zijn deze egoïstische, ook
heelemaal niet zoo kwade, maar door
en door onwetende lieden, die hopen
op een terugkeer van het oude. Zij
zien dit bijvoorbeeld in een landing,
al beseffen zij niet, dat dan radicaal
een einde aan hun droom en wie weet
leven, gemaakt wordj. Zij liggen ach
terover in het zonnetje en zijn blij met
een bericht over Dui'.sc'ie nederlagen
uit een Engelsche zender, hoewel zij
innerlijk wel even denken „zou het wel
wdar zijn, ik ben' al zoo vaak belogen
en ontgoocheld".
Het is een stumperig soort lieden, en
als de zomer intreedt en het front der
bolsjewisten zeker inéénzakt, dan nog
ja dan nóg gelooven zij in het
onbegrensd Amerika. En als Engeland
valt (wat óók komt) ja dan Ach dan
zeggen zij tegen zichzelf „wij waren
vroeger ook jaren onder de Franschen
en raakten ook weer vrij", en leven dus
nog in deze zelfde cirkelgang van
landen-belangen^en niet in de- zeker
heid dat het niet meer daarom gaat,
maar om een totale ommekeer in het
ménschelijk denken en zijn gericht zijn.
En wanneer dan toch blijkt, dat zij
zich vergist hebben en niets hebben
verstaan van de zending van het Nat.-
Socialisme onder de volkeren, zullen
zij verbijsterd moeten toegeven, hoe
alles zich over en langs en zonder hen
voltrekt en zij worden de klagers', de
ontevredenen, de wreveligen en de
eenzamen.
Kan het ook anders
Er is voor allen, ook voor hen slechts
één middel om het leven, zonder het
idialisme, het geloof en zooveel meer
prijs te geven, lichter te gaan zien.
Dat is om zich eens te verdiepen in
een andere^ visie dan zij tot heden had
den. Om hun wraak eens op zij te
zetten en om eens eerlijk te gaan on
derzoeken welke mogelijkheden ook
voor hen schuilen in dat door hen ge
vloekte maar nog onbekende Natio
naal Socialisme, dat zij verwenschen
omdat zij 't niet kennen, dat zij haten
omdat zij het niet begrijpen en dat zij
donker zien omdat zij nooit de licht
zijde wilden gaan ontdekken.
Ik meen dat zeer velen heel wat
minder krampachtig zouden gaan
leven, dan zij nu doen met al hun in
gebeelde zekerheid hunner Engelsche
overwinning, die nimmer komt en met
al hun geloof dat voor een goed deel
geen plaats maakt voor de universeele
liefde, die Christus hen alleen leerde
toe te passen.
Mogen- zij niet hunkeren naar een
landing, maar mogen zij „verlangen te
landen in de open en veilige haven
vari het Nationaal-Socialisme.
Dezer dagen waren we in de gele
genheid" enkele Middelburgsehe huizen
binrien te loopen, waarin tot voor kort
nog joden woonden. Zooals mep weet,
is Zeeland nu joden-vrij en slechts
deze leeggehaalde woningen herinne
ren nog aan hun verblijf.
Het vertoeven in deze, nog niet
schoongemaakte' woningen, geeft U
een wel zeer onzekere gewaar
wording. Zoo liepen we het huis van
een rijken confectie-jood binnen, die
twintig jaar geleden op een klomp en
een senben Middelburg binnenwandel
de en daar zijn negotie begon met
voddenrapen. Het huis had aan den
buitenkant het voorname uiterlijk van
zoovele dier oude, deftige Middelburg
sehe patriciërs-woningen. De beneden-
suite was echter omgebouwd tot een
overdreven groote „woonkamer", die
volkomen het aanzien had van een
of andere publieke bar uit een Ameri-
kaansche dronkemansfilm. Zelfs was
er 'n soort coin separé met veel dikke
kussens en vooral veel goud in de
décors, alsook allerlei ingebouwde
likeurkastjes, van het bekende nieuwe
zakelijkheidstype. Ergens hing nog een
schilderijtje, dat wel een voorbeeld van
verdorven, voor den Nederlander overi
gens volslagen onbegrijpelijke humo
ristische kunst kan heeten. Op deze
aquarel werd namelijk gewerkt door
een tweetal welgedane, stokoude joden,
'die aan kobolden deden denken. Ze
liepen met hun sluwe oogjes als ratten
glurend door een nachtelijke wolkeh-
krabbetstad en torsten in manden op
hun rug dronken matrozen, die zij naar
het "water droegen. j
Een andere woning bestond bijvoor
beeld uit een uitgesleten pijpenla,
waarin een oude orthodox joodsche
vrijgezel gewoond had. Temidden van
allerlei vieze oude rommel lagen nog
boekwerkjes in hebreeuwsch letter
schrift en een soort gebedsrol, die als
een film in een oud kastje gebouwd
was en langs een kijkglaasje gedraaid
kon worden. Ook aan de deuren zaten
joodsche geboden, opgerold in kleine
kokertjes.
Weer ergens anders lagen nog num
mers -op den grond van het in Juni
1939' verschenen orgaan „Nationaal
Centrum", waarin Colijn het' hoofdar
tikel schreef en groote annonces van
'joodsche of halfjoodsche firma's voor
'een vette advertentierekening zorgden."
Onder een drietal afgedrukte brieven
bevond zich ook een schrijven van het
opper-rabinaat van het synagogaal
ressort-'s-Gravenhage. In „doel en stre
ven" van deze al zeer plutocratische
instelling werd in 1939 o.m. de volgen
de troost gegeven„Gebroken carrière,
getroffen zijn door de werkloosheid, dit
alles kan ons beschoren zijn, maar is
dit een reden om opstandig en onte
vreden te worden Laten we goed
doordrongen zijn van het feit, dat wij
leven in een bevoorrecht land, dat wij
geregeerd worden door een Koningin-!"
Hoe aftandsch moet. dit van alle lo
gica gespeend gebazel thans zelfs ook
reeds in de aoren van den felsten
tegenstander der nieuwe orde klinken.
Een Middelburgsehe jood had deze
schoone leuze echter braaf bewaard.
„Je kunt nooit weten", moet hij gedacht
hebben.
We loopen ook de woning van een
robijn binnen. Er liggen nog afschrif
ten van brieven over godsdienstonder
richt eri we doorbladeren een in het
Nederlandsch gedrukte geschiedenis
van het jodendom. Omtrent het jaar.67
lezen we „Joséphus had zich gered
door in een drogen put te springen,
die in een onderaardsch hol uitkwam.
Hier vond hij veertig vluc'-tolingen, die
rijkelijk van levensmiddelen waren
voorzien. Toen de Romeinen eindelijk
de schuilplaats van Joséphus gewaar
werden, eisch/en zij, dat brij en de an
deren zich zouden overgeven. Wat
deed nu Joséphus Hij si de voor, dat
telkens twee van hen el!"aar zouden
dooden en liet toen dooi het lot aan
wijzen hoe de paren op el!raar zouden
volgen. Hij schijnt het zóó listig te
hebben aangelegd, dat hij tot 't laatste
paar behoorde. Toen wist hij zijn mede
overgeblevene over te halen om zich
beiden aan de Romeinen over te ge
ven. Nadat dit gescljied was, wist Jo
séphus zoo goed zijv woord te doen,
dat hij in het leven werd gelaten. Later
diende hij Titus bij de be'-gering van
Jeruzalem."
Is dat een jodenstreek of niet
We snuffelen nog in een ander-
boekje, dat werd .achtegelaten, een
„orde der lofzeggingen". Er staat in
wat een jood zeggen moetfc als hij een
verwoest^ synagoge ziet, wat hij meet
doen met het bloed van wild gedierte
of gevogelte, hoe de lofzeggi&gen
klinken bij het lezen van de rol van
Esther op het Lotenfeest, maar al die
lofz^ggingen staan ook weer vermeld
in het hebreeuwsch, waaruit we niet
wijs kunnen. Het werkje dateert van
1907 dus ook toen al hield men in
Nederlandsche joodsche werkjes reke
ning met verwoeste synagogen en
er staat, een wapen op met een ge
kroond leeuwtje, dat op zijn schild de
bekende driehoeken toont.
Zelfs in leeggehaalde joodsche hui
zen worden wij aan alles herinnerd
wat des joods is. Ook in de Middel
burgsehe jodenhuizen, in de hoofdstad
vdn een geïsoleerde provincie, waarin
voor menige plattelander de ontmoe
ting met een jood een even groote
zeldzaamheid was als de ontmoeting
met een Siamees. Maar wat niet weet,
wat niet deert. Vandaar voarhéen ook
onze Zeeuwsche argeloosheid ten op
zichte van het jqdendom. - H.
Waar blijft de katholiciteit van het katholicisme t
Opper-Kompaan Boutz van den Na-
fionalen Jeugdstorm in Limburg, zond
een bitter artikel aan VoVa. Het is een
hartekreet van een Katholieke jongere
wanneer men het leest, kan men niet
anders dan hopen, dat vroeger of later
die hartekreet zal worden verstaan en
de verblinde geestelijke leidslieden
van ons volk spoedig tot bezinning
mogen komen.
't Was op het hoogfeest van Paschen,
schrijft hij. De kerk-zat vol met men-
schen, die oogenschijnlijk diep onder
den indruk waren Van het bovennatuur
lijk gebeuren, nu bijna tweeduizend
jaar geleden, toen de Zoon des Men-
schen uit de dooden herrees.
Liefde was Zijn. woord liefde was
Zijn daad en Leven. Nochtans heeft
Hij in Goddelijke verontwaardiging de
gelddobbelaars uit den tempel geran
seld. En nu, twintig eeuwen later Zijn
er weer dobbelaars, dobbelaars met
zielelevens, die er uitgeranseld moeten
worden
Deze en dergelijke vragen bestorm
den mij, toen ik op dezen Paaschdag,
dien wij, katholieken, vieren als de
herrijzenis van Christus, het kerkge
bouw verliet. Tusschen een drom van
menschen,; die zoojuist tot de H. Tafel
waren genaderd, om Hem te ontvan
gen Die slechts liefde kent. Die daar
om door iedereen ontvangen kan
Worden, zelfs door den grootsten mis
dadiger, mits hij slechts waarachtig
berouw toont over zijn zonden-.
Voor iedereen
Neen Voor een deel van het katho
lieke volk, de katholieke jeugd inbe
grepen, is O.L. Heer onbereikbaar ge
worden Geblokkeerd door het Epis
copaat
Zooeven was ik er nog in het Gods
huis getuige van geweest
Een kleine, frissche .jongen knielde
voor de communiebank, eerbiedig de
oogen gesloten, .een trek van geluk en
tevredenheid op zijn ,eerlijke jongens-
snuit hij gaat immers O. L. Heer ont
vangen.
De priester komt. -Zijn gezicht ver
strakt wanneer hij het kleine ventje
ziet, het jongetje is „herkend".
„Ben jij van den Jeugdstorm" wordt
hem toegebeten.
„Jawel meneer kapelaan 1" klinkt het
zacht, doch duidelijk en overtuigd.
„Hoe 'oud ben je
„Veertien jaar, meneer kapelaan."
„Geen vijftien
„Neen "meneer kapelaan véértien 1"
Dan ontvangt de kleine jongen zacht.
en gelukkig de H. Hostieomdat,
omdat.rij nog geen vijftien is 1 I
Achter i. im staat zijn twintigjarige
zuster. Ook zij knielt in diepe Gods
vrucht neer, in afwachting van den
Dienaar Gods. Hij komt, maar ook zij
ontsnapt niet' aan de „herkenning".
Met 'n veracirielijke, koude, hartelooze
blik gaat hij haar voorbij, hij, de pre
diker der naastenliefde gaat voorbij
aan haar, die wachtte op den Heer.
T-ranen schieten haar in de oogen
geruischloos staat zij op en gaat weer
naar haar plaats. De om haar heen
staande, schijnbcar in vromen eerbied
verzonken menigtelacht. Lacht,
omdat een kind Gods haar Vader niet
ontvangen mocht
W.at heeft zij misdaan, waarom deze
vernedering, waarom deze smaad Zij
is Nationaal-Socialiste draagster van
de levende Waarheid voor het heden
en nu van ons volk en zijn toekomst
De mis is uit. Ook zij Komt naar
buiten. Zielepijn spreekt uit hear oogen,
weemoed is er in haar hart.en wéér
wordt er gelachen. Met een ruk trekt
zij nu haar mantel uit en fier toont zij
de blauwe stormstersblouse. „Ik ben er
trots op", roept zij uit, „hier, kijkt U
maar
Zelfbewu'st gaat zij haar weg naar
huis een grinnikende massa achter
latend.
Eenmaal- komt de dag des oordeels
en wee hen, die de ziel der jeugd ver
moorden
Intusschen ontvangen in Duitschland
de Nafianaal-Socialisten wèl de sacra
menten. En in België draagt een pries
ter de Requiem-Mis op voor zijn aan
hei Oostfront gevallen broer, terwijl de
kerk stamvol zit met geüniformeerde
maftnen,Vlaamsche Nationaal-Socia-
listen, die allen ter communie gaan.
Tusschen beide landen, ligt Noord
Nederland, blijkbaar met een aparten
God voor Nederlandsche katholieken.
O katholieke kerk, waar blijft uw
katholiciteit
Uit „Vova".
Gij hebt met goed gevolg Uw eind
examen afgelegd, waarmede ik U,
namens het Natjonaal-Socialistisch Stu
dentenfront, van harte gelukwensch.
Ongetwijfeld hebt gij U reeds de
vraag gesteld„Wat -nu, studeeren of
een werkkring zoeken?" Er is werk
genoeg, en daarom is de verleiding
groot om U onmiddellijk in de practijk
te begeven. Gij vraagt U misschien af,
of het geen egoïsme is, te ggan stu
deeren en aldus nóg eenige jaren aan
uw eigen vorming te besteden.
Gij dient hierbij echter het volgende
te overwegen
Ons volk zal in de toekomst een groot
tekort hebben (en heeft dit reeds) aan
wetenschappelijk gevormde mannen in
alle beroepen, die zich van hun taak
tegenover hun volk bewust zijn. Toch
kan het zonder deze mahnen niet leven,
evenmin als 't leven kan zonder boeren
en mijnwerkers, die hun taak begrij
pen. Daarom mag iemand, die de be
kwaamheid en de eigenschappen bezit,
die voor een hoogere studie worden
vereischt, zich, onder geen voorwaar
de aaruziin plicht tot studie onttrekken.
Het isrinderdaad in dezen tijd zeer
verleidelijk zich onmiddellijk in de
practijk te begeven. Maar dit kan gaan
ten koste en ten nadeele van ons volk,
omdat gij waarschijnlijk na Uw studie
betere en meer waardevolle arbeid
voor Uw volk zult kunnen verrichten.
Daar komt nog bij, dat aan de uni
versiteiten en hoogescholen van ons
land een felle, maar ook groote en
groofsche strijd wordt gestreden, waar
bij alle beschikbare krachten, gebruikt
moeten worden.
Het Nationaal-Socialistische Studen
tenfront is de studentenorganisatie, die
dezen strijd heeft aangebonden en hem
volvoert. Het Studentenfront heeft tot
taak de goede krachten uit het Neder
landsche Volk, die door hun eigen
schappen dit volk op wetenschappelijk
gebied kunnen voorgaan, bijeen te
brengen, teneinde hen te vormen tot
waarachtige strijders voor het heil en
welzijn van ons volk.
Het verdient aanbeveling, dat gij,
indien gij gaat studeeren, zoo spoedig
mogelijk contact zoekt met den Dienst
Studie-Belangen van het N.S.Studenten-
front. Deze dienst kan- U alle ge-
wenschte inlichtingen omtrent studie,
studentenleven, enz., verschaffen, eiT
U tevens bij eventueele moeilijkheden
met raad en daad ter zijde staan. De
Dienst Studie-Belangen is gevestigd op
het Rapenburg 26 te Leiden.
Door het Studentenfront is aan vele
middelbare scholen onder de eind-
examinandi propaganda-materiaal ver
spreid. „Waar dit niet is gebeurd, ver
zoek ik U, mij de adressen der eind-
examinandi te sturen, of bij mij pro
pagandamateriaal aan te vragen en
dit onder hen te verspreiden.
Dr. B. F. S a r i s
Propagandaleider vari" het Nat.:
Soc. Studentenfront, Rapenburg
No. 26, Leiden.
\Vat glipt daar, gevolgd door wat vluchtig 'f
met gluip'rige vaart gestommel
en. de sleepende staart
tusschen vallende rommel
wèg achter de kisten en schimm'Iende kratten
De ratten
Wij grijpen rondom ons bij 't eerste gedruisch
Verdelg ze! Vertrap ze! 't Verderf komt in huis!
Waar zijn ze gekropen
Sla dood, waar zij loopen
op riggel en buis,
de pest js in huis.
De ratten Zij kruipen met lenige ruggen
door grachten, riolen en onder de bruggen.
Zij huizen in slooten, in sloppen en stegen
Waar de armoede tiert
en het ongediert
Zij huizen in krottenaan morsige wegen
Men houdt ze niet tegen,
hun walglijke sliert
hun smerige bende,
gaat mee met d' ellende.
Zij worden onzichtbaar bij drommen bestierd.
Men kan ze niet vatten
Ze glippen en slippen behendig
De ratten
De ratten
Wij kennen dat grauwe rapalje
dat sluipend, vergiftige heimlijk eanalje.
Zij sleepen de buit, die zij anderen rooven
naar holen en schuren en diepe alkoveij.
De sluipers
De gluipers
De knoeiers en kuipers
Dat hamstrende vuilnis van duiken en jatten,
de ratten-!
Zij zwerven en zwermen
langs slooten en bermen,
als de regen of nevel hen Jaag kan beschermen,
naar gnuivende boeren,
om vleesch te vervoeren.
Zij kennen de plek
van de ham en het spek
van de boonen en erwten en tarwe bij balen.
De ratten, zij weten de buit wel te halen,
de stiekum gemeenen
't Krioelt om ons henen
zij loopen brutaalweg-je vlak voor je beenen.
Zij vullen hun ransels
en kelders met zakken
met ponden en pakken
en toonen hun tanden venijnig en bits,
hun bijtende bek in een lichtende flits
zelfs boven de kansels 1
De ratten, de woelers,
de vrome hedoelers
met loerende oogjes en schoone tirahen.
Hoor wèl naar hun piepen
Zie niét naar him daden 1
Zij zeggenzij zijn tot heil van ons volk 1
Maar zij zijn hier tot schade
De ratten l
Hoe glad is hun kronklende rug
Hoe zijn ze geniepig en handig en vlug!
Hoe rap is hun zwenken en vluchten
en wijken
Je grijpt naar verweermaar zij zijn
voor. het kijken
Hoe zijn zij bij 't minste gevaar al
gevloden
De rattende joden
Wat deert hen uw leven? Wat gaat hen hun aan?
Het brood van uw kindren, zij knagen er aan
in 't duister, in 't duister,
je kunt ze niet doodslaan,
je kunt ze niet vatten,
maar luister, maar luister
't zit vól van de ratten
Heel Holland zit vol van dat Juda-gespuis
ze kruipen je onder je handen in huis.
Ze knabbelen gezet
aan je brood en je vet,
aan je bonnen voor aardappels, suiker en melk
aan je koffie en thee en het portie voor elk.
De ratten, .de jodenzij snuffelen en doen
om een koopje, £en mazzel'.van 't poover rantsoen
Zij knagen aan 't leven van vrouw en van kind,
tot het magertjes wordt in den winterschen wind.
Zij knagen aan 't deel van je kolen, ze gaan
de villa's voorbij in de deftige laan.
Maar zij komen het eerst
waar de armoede heerscht,
en de weerlooze stumpers, die vallen ze aan.
Al zijn ook de kleeren der kleintjes versleten
ze trachten van rokjes en sokjes te vreten
ze azen naar 't deel
van zijn boter o£ meel,
zij snuff'len zoon arme
om eer en geweten
en bijten vergift in zijn arglooze ziel.
Zij vreten zijn kas en de brand Uit zijn haard
en een gat in zijn kaart
voor één hemd en één kiefc.
De ratten de joden de kapitalisten
die hamstrende beesten met bidden en listen,
verdelg ze, vertrap- ze bij 't eerste gedruisch.
Waar zijn ze gekrópen
Wij worden beslopen
daarachter de kerk loopt het sluwe gespuis,
de pest is in huis
Zij nad'ren met gif door het land en de stad
en opeens is 't te laat, want
daar draven de ratten
Zet vallen Zet vallen
Op jacht met z'n allen I
Roei uit deze broeinesten achter J wallen
Die beesten, die dragers
van onheil, die knagers.
Wij móeten ze vatten
De dood aan de ratten 1
M. B.
ding be
Dwing
de wool
zal dezel
nis worq
Op sq
verteld
Volksdu
zijn geg|
Als
hadden, 1
het grooi|
hadden
mogelijk|
eenvoud
verhaalt,
Als
dier is J|
martelenl
en burgsl
duitscheil
kracht eil
wijze onl
Van( cl
weggevcl
ontvluchl
mededeel
hen geg|
tallooze
die ove|
steden e l
hun eigel
De Pc|
huizen
naar wel
hun slail
bijna da
den blo
terreur
waren z I
mogelijk I
De or I
looze VJ
mishanif
en nac!