W; Nogmaals de installatié yan Kam» Van Gorsei. Wat de Boerenleider Roskam over verleden en toekomst der boeren zeide. Wij hebben in ons lac tste nummer der Zeeuwsche Stroom gezegd, terug te zullen komen op de rede van kam. Boskam, de algemeene boerenleider. Wij nemen uit zijn rede nog de na volgende passages Waarom toch de Landstand? Als gij 's avonds de krant leest en gij ziet t schier dagelijks steeds nieuwe bepalingen en verordeningen los komen vanuit Den Haag v.oor onze bedrijven, en het gaat U net als mij, 1 dan denkt ge wel eens bij U zelf door wie word ik nu eigenlijk geregeerd, is het door de ambtenaren met hun rompslomp of is het door den burgemeester met zijn apparaat, of is het door de crisiscontröledienst of is het door nog andere machten, die ii: niet eens zie of ken Dan krijgt ge zoo het gevoel, dat ge niet meer weet aan wien ge eigenlijk verantwoor- delijk zijt voor den arbeid op het bedrijf. Ik kan mij levendig voorstellen, dat vele boeren den laatsten tijd denken„en nu komt nog die Landstand daar boven en die Landstand, gp^t zich weer met me bemoeien, doch laat mgn mij liever met rust laten, want door al die bemoeienissen wordt mijn arbeid verzwaard en mijn levenspad verdonkerd."- In deze geestes gesteldheid zult gij den Landstand nooit ver- 4 staan, want inderdaad, als de Landstand ge komen was om naast alle bemoeienissen die van hooger en lager hand er ól zijn, zich te plaatsen, dan zou de Landstand inderdaad het leven van den boer niet verlichten,maar ver- i zwaren. Zoo kunt gij nooit komen tot een juist inzicht in het wezen van den £ïederlandschen Landstand, evenmin kunt gij er komen door studie. Al zoudt gij regelmatig ons weekblad lezen en al zoudt gij alle geschriften uit uw hoofd kennen, die reeds verschenen zijn, dan zou, enkel daardoor, de zin van den Landstand- lJ niet duidelijk zijn. Gij moet de Landstand dan ook niet zien in het raam van de land» bouwcrisispolitiek der laatste jaren. Indien gij den Landstand verstaan wilt, dan moet gij vanuit een gansch andere wereld dit alles bezien. Als gij 's morgens naar uw land gaat en gij ziet, dat de nevelwegtrekt van de velden en gij staat daar alleen op uw grond, dan denkt - gij niet aan crisiscentrales en ambtenarendom, dan voelt gij in uw hart dat er maar één macht is die het leven van den boer bepaalt en leidt en dat er maar één macht is aan wie. gij in - hoogste instantie verantwoordelijk zijt voor mw doen en laten. Dan staat het voor U vafct, dat niets en niemand U ontnemen lean net vaste geloof dat gij aan den Schepper en aan Hen- alleen verantwoording schuldig zijt ook voor den arbeid op uw bedrijf. De vrije boer, staande op zijn eigen grond, zich ve onden wetend met zijn geslacht en daardoor aan zijn volk en zijn volle verant woording voelende tegenover den Schepper, dat is de boer die den zin van den Landstand ver staat, want dat is de wereld waaruit de Land stand geboren is en dat is de grondslag waarop de Landstand boüftt. De vroegere tcesiand. Deze gedachte moet gij goed vast houden en de tegenstelling moet U klaar voor den geest staan. Gij weet het toch wel, dar de land bouwpolitiek \Tan de laatste tiental jaren niet in overeenstemming was met den geest en den wil van den vrijen boer en gij weet het ook wel, dat het vrije bedrijfsleven en het eigen boeren recht niet de grondslag was van de landbouwpolitiek, die ons vaderland over- héerschte Het waren mnchten, die buiten ons hoerendom stonden, die de draden in handen hidden van ons lot. Als ik dat zoo zeg, dan bedoel ilc daar be- - wust mede, de landbouwpolitiek die in Neder land was ingeburgerd de laatste jaren. Het leven gaat tegenwoordig snel en de gebeurte nissen volgen elkander zoo snel op, dat wij ge neigd zijn te vergeten, wat pas enkele jaren geleden gebeurde. Dat de landbouwpolitiek niet bepaald werd door de belangen en de rechten van den boer, maar dat er vreemde machten waren, die deze draden in handen hadden, hebben velen vóór mij gezegd. Enkele voor beelden wil ik U noemen In de vergadering van de Eerste Kamer der Stóten-Generaal in Nederland verklaarde mi- nister Steenberghe bij de begrooting van 1939 '—1940 woordelijk: „dat de politiek die de regeering ten aanzien van de landbouwcrisis,- maatregelen zou voeren, in hoofdzaak door drie factoren zou worden bepaald, n.l. ten eerste door de mate waarin afzet van onze landbouw producten in het buitenland mogelijk zou blij ven ten tweede door de prijzen, wélke deze producten in het buitenland zullen opbrengen ten derde door de mate, waarin de door ons uit het buitenland benoodigde voedingsmidde len voor menschen en dieren, zoomede hulp middelen voor de agrarische producten, zooals b.v. kunstmeststoffen, zouden kunnen worden aangevoerd." De minister voegde hier nog ,het volgende aan toem „Waaromtrent deze drie factoren op het ©ogenblik nog groote onzekerheid bestaat, is 'het de ondergeteekende niet mogelijk, een na dere uiteenzetting van zijn voornemens inzake de te voeren landbouwpolitiek te geven." Zooals de minister dus zeide, werd de land bouwpolitiek in Nederland bepaald door drie 'buitenlandsche factpren. De eenige juiste conclusie, die daaruit te trekken was, was dan ook deze, dat deze land bouwpolitiek ons volk hoorig had gemaakt aan buitenlandsche machten, want de minister er kende, dat onze landbouwpolitiek afhankelijk wasvan de drie buitenlandsche machten, die, ten eerste - de afzet van onze landbouwproducten beheerschteten tweede de prijzen bepaalde of beïnvloedde, en die ten derde onze grond- stoffenvoorziening in handen hadden. Vreemdelingen warendus heérschers der landbouwpolitiek in ons vaderland. En dat noemde men dan „vrijheid". Wat bracht Vader Colijn voor de boeren? Dat dit erg was en dat dit ongezond was, - lal ieder rechtgeaard vaderlander mij toestem men. Nog veel erger was echter, dat de leiding van ons volksleven deze' wanverhouding nog voor recht en rechtvaardig hielden en dat zij hun maatregelen dan ook volkomen daarop hadden Ingesteld. Toen onèe landbouw tien jaren geleden, .dan ook in grooteri nood verkeerde, toen de grond slagen van onze bedrijven kraakten, verwach ten die leiders dan ook enkel heil van de door hun aangebeden buitenlandsche machten cn ieder die de nationale hulpmiddelen van ónze eigen bodem en onze eigen arbeidskrachten aanvaarde als de grondslag voor den opbouw «n de verlossing uit dien nood, schold men uit voor kwakzalver. Op de wereldconferentie In Londen In 1933 drukte Dr. Colijn zich zeer consequent uit, toen hij sprak „De crisis zal een permanent karakter dra gen, indien men genezing blijft verwachten van kwakzalvers, die nationale hulpmiddelen willen gebruiken tegen dezen wereldcrisis". Ging men in 1927 schoorvoetend nog even dien weg op, in 1928 keerde men Geneve reso luut den rug toe en volgde men eigen dwalend inzicht, waarbij men door nationale middelen van verweer de gevolgen van een economische inzinking buiten de deur trachtte te houden. In de Tweede Kamer verklaarde dezelfde Colijn in 1935 „De regeering heeft altijd gezegd, dat alleen door internationaal herstel, onze nationale wel vaart kan worden .hersteld". De landbouwbedrijven in Nederland waren dan ook geen bedrijven, waar de eigen boer heer én meester was, maar het waren slechts onderdeelen en verlengstukken van de alom aangebeden wereld-economie. Heel eenvoudig kan men het zoo zeggen „In Londen en New York zetelden groot kapi talistische geldbaronnen, die er belang'bij had den, dat er drie millioen ton graan in Neder land werd ingevoerd". De boer had dus tot taak, deze buitenlandsche grondstoffen door het lichaam van zijn dieren te jagen otn daardoor artikelen te telen, die weer op de wereldmarkt tegen uitverkoop- prijzen werden versjacherd. Ats ge hierbij denkt aan de drie buitenland sche factoren van minister Steenberghe en als ge dan nadenkt over de kwakzalvers, .waar Colijn tegen sprak, dan weet ge ook ,„waar Abraham in die dagen de mosterd haalde". Tót de klagers. Op het oogenblik wordt er in Nederlands veel geklaagd over te lage rantsoenen van de voedselvoorziening, en wij zijn de eersten,^ die liefst zouden zien, dat die rantsoenen verhoogd konden worden. Doch laat die^ klagers toch eerst eens bedenken, dat in het jaar 1935 het gemiddelde gebruik in ons vaderland van boter, melk en vleesch niet hooger was dan nu. De statistieken uit dien tijd zijn. er, om dat te bewijzen. Toen in 1935 de groote inkrimping van onze landbouw met geweld werd doorgezet, toen leed ons volk aan ondervoeding, zooals bleek uit dé rapporten van de geneeskundigen in de groote steden. De landbouw werd beperkt ook alweer, omdat de wereldmarkt in een crisis verkeerde en daar men nationale hulpmiddelen kwakzalverij noem de, durfde men er zich nog op te beroemen, dat onze bedrijven werden afgeslacht. Op 9 December 1934 verklaarde Colijn in de Tweede Kamer vol lof het volgende „Mag ik er nu op wijzen, dat b.v. het suiker bietenareaal is teruggebracht tot 72 pet van wat het vroeger wasdat de fabrieksaardappelen- - productie ingekrompen is tot 65 pet van wat ze vroeger was dat bij de veehouderij teelt beperking wordt toegepast om den veestapel te verkleinen en dat de resultaten daarvan inder daad de me rite van het vermelden waard zijn. Wanneer men ziet, dat zooals in het voorne men ligt, het aantal^ kalveren met 50.000 in één jaar, en het aantal varkens met 300.000 in één jaar teN verminderen, en wanneer men ziet, dat nu laatstelijk de zuivelproductie beperkt wordt door beperking van de melk van 'tenminste 10 pet, wanneer men ziet, dat in den tuinbouw een vermindering van productie is bereikt met per centages die wisselen van 5 pet voor de kleine bedrijven, tot 60 pet voor de groote bedrijven, dan kan men toch waarlijk niet zeggen, dat de regeering blind zou zijn voor de noodzakelijk heid om onze productie aan te passen bij ge wijzigde omstandigheden. Men kan natuurlijk zeggen, dat wat de regee ring gedaan heeft, niet genoeg is, dat het niet snel genoeg is gegaan, dat er andere fouten bij zijn gemaakt, maar men kan niet zéggen, dat de regeering voor dit vraagstuk geen oog heeft." Tot zoover de toenmalige Minister-President. Dit alles geschiedde in een tijd, toen men drachtige koeien afslachtte en onzé groente bij millioenen kilogrammen naar de mesthoop bracht. Zeer zeker, de regeering betaajde zgn. „steun" aan onze boeren uit, maar die steun was geen „steun", y/ant het geld daarvoor kwam uit het zgn. landbouwcrisisfonds, waar millioenen inkwamen, die men ,.de boeren zelf liet betalen door de meer-prijzen op de- geïm porteerde granen. - Hét kaartensysteem valt in elkaar. Toen dan ook in 1939 de wereldoorlog uit brak, was dat voor de leiders in die dagen een groote verlossing, want het heele kaartenhuis van god Mammon stond op instorten. Ik herinner U er slechts aan, dat minister De Wilde eenige maanden vóór het uitbreken van den oorlog het bijltje er bij neergooide",' omdat hij geen kans meer zag onze ontredderde staatsfinanciën langer op de been £e houden. Ik zeg deze dingen niet, om U hiermede aan te tconea^dat onze boeren het op het oogenblik zooveel bëter'zouden'hebben, want ik y/eet het, dat de nood van onze boeren vooral op de kleine zandbedrijven, waar de veestapel is in gekrompen en de kippenstapel is afgeslacht, zeer groot is. Ook weet ik, dat de lawine van bepalingen en maatregelen die over onze hoofden rollen, nog steeds doorgaat. Dat ik deze dingen nogmaals in uw geheugen roep, doe ik alleen, om den zin en de beteeke-' nis van den Landst-and duidelijk te maken, omdat de Landstand op een gansch anderen grondslag berust, dan buitenlandsche factoren en wereldeconomie. Evenmin maken "wij van den Landstand een ambtelijk apparaat. Juist tegen deze dingen keeren wij ons, en een radicale principieele om werking zullen wij doorzetten.. - Ik sprak U straks over den vrijen boer, die zich verantwoordelijk wist alleen' aan den Schepper en die zijn grond bebouwt tot heil van eigen volk, en ik noemde li dat als grond slag yoor den opbouw van den Nederlandschen Landstand. N De Landstand is ge?n nieuwe, landbouworga nisatie, die gekomen is enkel en alleen om den arbeid der vroegere landbouworganisaties door te zetten, evenmin is de Landstand gekomen met als hoogste doel de crisismaatregelen in andere banen te' leiden, maar de Landstand is de vrije zelfstandige boer zelf en de georgani seerde boeren in hun natuurlijke verbanden. Wij zijn gekomen om het aloude boeren- recht te bevestigen en den boer weer heer en meester te maken op eigen bedrijf en door een gezond erfrecht den grond aan den boer terug te geven. Het is niet de wil van den Schepper, dat de boeren in Nederland een verlengstuk zijn van de wereldeconomie, maar de wetten der .Goddelijke orde leeren ons, dat wij geroepen zijn ons eigen volk te voeden uit eigen bodem, onafhankelijk van de booze wet van vraag en aanbod op de wereldmarkt en vrij van groot- kapitalistische invloeden. Remedie in den Landstand. De grondslag van de prijzenpolitiek mag dan ook'niet liggen in het buitenland, volgens 't recept van minister Steenberghe en de zijnen, maar de grondslag der prijzenpolitiek moet zijn een rechtvaardige belooning voor den arbeid onzer handen. Om dit mogelijk te maken, moesten wij be ginnen bij het begin, en dat was dus,, dat de vroegere landbouworganisaties allen moesten oplossten in den Nederlandschen Landstand. Dat geldt 'evenzeer voor de Zeeuwsche Mij. van Landbouw, als voor de Christelijke Boeren- en Tuindersbond en de Katholieke organisaties. Ook de technische landbouworganisaties voor stamboekvee, enz. enz., zullen deze zélfden- weg gaan. Denk nu niet, dat wij daarmede ons doel hebben bereikt, want dit alles was slechts noodig om daardoor een zelfstandige en krach- tige organisatie te kunnen bouwen. De land bouworganisaties moet men zien in het raam van den tijd waarin zij "gewerkt hebben. In den liberalentijd, toen de macht van het grootkapitaal overheerschte, hebben die organi saties trouw op post gestaan om veel onheil af te wenden en om vele wonden_ te heelen. Het Christendom en de hoeren. Het getuigt van weinig eergevoel, indien men nu dat werk v*m die organisaties zou gaan klein achten. Eenige geslachten hebben daar trouw aan gearbeid en wij moeten niet vragen, wat door die organisaties is bereikt, en nog Veel minder mogen wij gaan opsommen alles wat zij niet hebben kunnen bereiken, maar één ding staat toch vast, en wel ditals die or ganisaties er niet waren geweest, dan zou er ook nooit een Landstand hebben kunnen komen, want menschelijk gesproken zou ons hoerendom dan reeds lang kapot zijn geslagen. Voor den Landstand zijn die organisaties dan ook de erfenis van heb-woorgeslacht, en die erfenis moeten wij trouw bewaren. Laat de leden van de Christelijke of van de Katholieke bonden nu toch niet met de oppervlakkige dwaasheid tot mij komen, en zeggen „dat zij wel konden arbeiden aan die organisaties in den liberalen tijd, maar dat zij, om dés be ginsels wil, niet mee kunnen arbeiden aan den opbouw van ons hoerendom «.in den nieuwen tijd." Heel nuchter zeg ik hun dan: „Uw or ganisaties waren zeer zeker meer of minder Christelijk, zij waren echter ongeveer 25 jaar _oud, terwijl hét Christendom zoo ongeveer 2000 "jaar oud is, en dit 2000-jarige Christendom is -toch zeker niet afhankelijk van een organisatie die 25 jaar bestaan heeft in onzen liberalen tijd, Het Christendom is niet gebonden aan^ een specialen maatschappelijke» vorm. Het Christendom heeft zeer zeker zijn bewarende invloed doen gelden in den tijd die nu voorbij is. Dat was de tijd die steunde op de begin selen, van de Fransche Revolutie met zijn al gemeen -kiesrecht en zijn volkssouvereiniteit. Ook in den regententijd was er een Christendom en dat geldt evengoed voor den maatschappe- lijken vorm, dien wij vóór den regententijd heb ben gehad, n.l. den middeleeuwschen feodalen tijd." Voor de leiders van de bonden die aangeslo ten waren bij het koninklijk landouw comité* het volgende Gij hebt jaren lang gestreefd naar één or ganisatie van den boerenstand, en nu die or ganisatie er eindelijk is, hebt gij niet het recht U daartegen te keeren, omdat die organisatie gekomen is langs ifcgn anderen weg, dan gij voor wenschelijk hield. Om dit te verklaren wil ik eerlijk en onom wonden er bij zeggen, dat zij niet het recht hebben om te zeggen, dat de wijze, waarop de Landstand gekomen is, niet de juiste weg^ was. Het recht om dit te zeggen, eisch ik voor mijzelf op, want gij in Zeeland, gij weet het, dat ik het anders heb gewild. Reeds jaren lang was 'het mij duidelijk, dat er een andere orde ning moest komen in het Nederlandsche bedrijfs leven. Mjn ideaal was geweest, dat de be staande organisaties zich vrijwillig hadden ver bonden, om zoo gezamenlijk die nieuwe orde te stichten, doch de gevoelens van wrevel, die ik wel eens heb tegen soniinige leiders der 'nu verdwenen organisaties verbleekt steeds, indien ik aan Zeeland denk, want Zeeland was de provincie, die zich van stonde af aan het meest onbevangen en open heeft aangediend, om mee te bouwen aan de nieuwe orde. De nieuwe geest in Zeeland. Kort na Mei 1940 was het voor mij duidelijk, dat de oude vorm der landbouworganisaties had afgedaan en dat de boeien een nieuwen vorm zouden moeten vinden, wilden zij niet overgeleverd worden aan het staatsabsolutisme en wilden zij klaar staan om de landbouw te behoeden voor eén inzinking als na den oorlog van 1918. Ik wendde mij toen tot alle organisaties, die bij het landbouwcomité waren aangesloten, en ik verzocht hen op een vergadering te mogen komen, om daar te vertellen, ho.e naar mijn meening^de nieuwe vorm, waarin wij zouden moeten aborwerken, er uit zou moeten zien. Tevoren, dus kort na Mei 1940, had ik in Den Haag een onderhoud met Mr. Dieleman, de voorzitter der Zeeuwsche Maatschappijn en ik deelde hem mede, dat ik het Agrarisch Front ging oprichten, uitsluitend met de bedoeling' om door dit Agrarisch Front de voorbereidende maatregelen te kunnen nemen om te komen tot den Nederlandschen Landstand, en dat het mijn bedoeling was, om het Agrarisch Front op te heffen, zoodra de" nieuwe vormen gevonden ■zouden zijn. Met Mr. Dieleman was ik het er over eens, dat dit Agrarisch Front in Zeeland niet be hoefde te worden doorgezet, en dat de voor zitter van de Zeeuwsche Mij. de taak op zich zoii nemen, in Zeeland klaar te maken voor dat, wat nu werkelijkheid is geworden. Kort daarop ben ik op 'n bestuurvergadering van de Zeeuwsche Mij. geweest, en ik heb daar de plannen en de -richtlijnen uiteengezet, en achter af wil ik gaarne verklaren, dat dit één der ple zierigste vergaderingen was van een dergelijke organisatie, die ik ooit heb medegemaakt. Zoo werd in het land doorgewerkt aan de^ voorbereidingen van den Landstand en in Zee land liet ik'het rustig over aan de Zeeuwsche Maatschappij, terwijl mijn vriend en mede werker Van Gorsei zich rustig op den achter grond hield. Toen de voorbereidende maatregelen voor het land voortgang hadden, heb ik de verschil lende landbouworganisaties voor de tweede maal gevraagd op een vergadering te mogen komen, doch ook toen weigerden zij allen mij té ontvangen. De Zeeuwsche Mij. was en bleef dus de eenige orgahisatie, die medewerkte, behalve dan Landbouw, en Maatschappij, die mede het Agrarisch Front oprichtte en de or ganisatie Bouwman. Daarna heeft Dr. Posthuma tot tweemaal toe een poging gewaagd, om tot samenwerken te konten, doch ook deze pogingen mislukten. Huilde aan de Zeeuwen. Op 30 Juli 1941 werd de overeenkomst tus- schen het Agrarisch Front en den voorzitter van de Zeeuwsche Maatschappij van landbouw schriftelijk vastgelegd, en enkele voorlcopige richtlijnen uitgestippeld. In dien tijd stond het voor mij vast, dat de Landstand met enkele maanden komen zou. Ik heb mij toen weder in verbinding-gesteld met het koninklijk landbouw comité, om nog een laatste poging te wagen samen de plannen door te zetten, en ook wendde ik mij tot den Chris- telljken Boeren- en Tuindersbond. Het was mijn ideaal, dat wij dan, met ons allen, naar den Rijkscommissaris zouden kunnen gaan, om te zeggen, dat dé bestaande organisaties ip Neder land doelbewust en zelfbewust bereid, waren, om te bouwen a§n den nieuwen tijd. Ook deze laatste pogingen mislukten, £n zoo bleef de overeenkomst met den voorzitter van de Zeeuwsche Mij. de eenige band met de organisaties van het landbouwcomité. Deze houding der Zeeuwen strekt hun tot eer en legt den Landstand groote verplichtingen op. Dat het tenslotte aan den voorzitter van de Zeeuwsche Mij. niet gelukte, om het gansche bestuur voor zijn plannen te winneifj is een zaak, $lie ik betreur, en de toekomst zal leeren, dat de weg, die ik gekozen heb, de eenige weg was, om de Zeeuwsche boeren hun recht en vrijheid te doen behouden. Nu de Zeeuwsche Mij. in den Landstand is opgelost, zullen daar de gevolgen van niet zijn, dat de arbeid die in bijna 100 jaar hier is verricht, teniet wordt gedaan, maar deze arbeid zal doorgezet worden tot in lange geslachten. Van de eigendommen der Zeeuwsche Mij. mag geen cent verhuizen buiten dè provincie. Zoo- dfa de Landstand wat verdër is, zal ik een vergadering houden van de Zeeuwsche boeren en. ik zal hun dan precies verslag uitbrengen hoe alles zich heeft ontwikkeld en hoe de zaak is omgebouwd. Wgit van Zeeland is, zal in Zeeland blijven," en dat zal dienen, om de Zeeuwsche boeren te steunnen. De tijd zal leeren, dat de Landstand niets anders is, dan dat, wat ook de Zeeuwsche boeren in al de jaren van strijd, zij het vaak onbewust, als hoogste doel voor oogen hadden staand De verordening 196 van den Nederlandschen Landstand moet gij dan ook niet als 'n machts uiting van bovenaf, maar die moet gij zien zooals die fh werkelijkheid is. Door heel den liberalen tijd heen hebben ook de Zeepwen gevochten voor hun recht en gestreden voor hun eer, en dit rechtsbesef vindt nu zijn bevestiging in de^ verordening van den Landstand. Deze verordening is de bekroning van een langen boerenvrijheidsworsteling in ons Vader land. Uit alles wat ik gezegd heb, zak U duidelijk zijn, dat - de Landstand gekomen is om het wel sluimerende; maar nooit verstorvenboerenrecht tot gelding te maken. Dat wil niet zeggen, dat het onze taak is, om uitsluitend principieele richtlijnen te geven. Tot practischen arbeid zijn wij geroepen. Richtlijnen. De richtlijnen waarnaar wij bouwen^gaan, zal ik U nu aangeven, nu ik U den grondslag duidelijk heb gemaakt. Er komt een Erfhoevewet, waardoor de boe ren weer eigenaar zullen worden van den grond, zoodat zij die kunnen bewaren en behoeden voor hun nageslacht. Hierdoor zal de invloed óp de boerengronden yan buitenlandsche"" en kapitalistische geldmachten gebroken worden. De taak van onze boeren is dan, ons eigen volk te voeden, uit eigen bodem, onafhankelijk van de booze wet van .vraag en aanbod op de wereldmarkt. Zeer veel arbeid die nu gebeurt door de/ staatsorganen, zal geleidelijk overge heveld worden naar den Landstand. Dit geldt ook voor het apparaat der voedsel voorziening, dat nu georganiseerd wordt in de verschillende bedrijfsorganisaties. In de toe komst wordt dit geheele apparaat, afdeeling III van den Landstand. Dat geldt voor den kop in Den Haag, ook voor het' provinciaal appa raat en, voor het apparaat van den plaatselijk bureau-houder. Voorloopig komt er een ge zonde wisselwerking tusschen den Landstand en dit apparaat. De Landbouwcrisis Organi saties zijn omgebouwd en deze taak wordt over genomen door een Gbmmissie van Overleg uit den Landstand. In Den Haag werkt dit reeds perfect, en er zijn reeds provincies waar dit zoowel in de provincies als in de dorpen" tot tevredenheid van beide partijen is doorgevoerd. Het ligt niet in mijn lijn om halfheden te zeggen, evenmin wif ik moeilijkheden omzeilen. Een zachte heelmeester maakt altijd nog stin kende wondén en daarom is het zoo, dat vooral hier in Zeeland deze zaak duidelijk gësteld dient te worden. Het is mij namelijk bekend, dat vooral in Zeeland in het apparaat der voedselvoorziening ambtenaren werkzaam zijn, die zich systema tisch tegen den opbouw in den nieuwen tijd hebben verzet en die gram staan tegenover den Landstand. Deze heeren zouden het liefst-hebben gezien, dat de arbeid der vroegere organisaties over zou zijn geheveld naar aparte coöperaties of instellingen, die dan buiten den Landstand zou den staan. Zoodoende dacht men van vele nevenorganisaties dan burchten te maken, om dan van daaruit den Landstand té kunnen sa- boteeren. Dat geldt zoowel voor/den Grondkamer, ais voor de Coöperaties, als voor enkele ambte naren, die vroeger wel in de Zeeuwsche Maat schappij hebben gewerkt, maar die zich nu veilig wanen in het voedselapparaat. Spr. merkte op, dat degenen, die niet./mee wilden, goed zouden doen, zelf weg te gaan. Zoo zij echter voortgaan met saboteeren, zul len zij hardhandig door ons worden verwijderd, (stormachtige bijval.) Onze houding. Vandaag is de Landstand officieel in Zeeland geïnstalleerd, en hoe* dé houding vanaf heden van die heeren zal zijn, moeten zij zelf irlaar verantwoorden. Onze houding zal de volgende zijn De tijd die voorbij is, en de Ttoudingdie in die voorbije tijd is aangenomen, zullen wij laten rusten. De nood van ons* volk is te groot, en de voedselvoorziening van ons volk is te moeilijk, om ons te laten afleiden door persoonlijke antipathieën uit den nu voorbijen .tijd. Eerlijk en open zuilen wij al .die organen tegemoet treden. Tot volkomen royalen samen werking1 zijn wij bereid. Wij eischen niet, dat men het met ons eens is, maar een eerlijke oprechte verhouding is de minimum eisch die wij stellen. Het gaat niet om de macht» maar het gaat om de belangen van onze boeren en visschers en van het Nederlandsche Volk. Onze hoereneer eischt van ons, dat wij de vertegenwoordigers van het Staatsgezag, en dit geldt dus ook voor de eenvoudige beambten, eeren in hun ambt. Nu het boerenrecht in be ginsel is verkregen, kan er een gezonde wissel werking zijn tusschen overheid en volk, dus tusschen Landstand, en Overheidsorganen. Indien de heeren door hun verknochtheid aan het liberaal-kapitalisme of door hun liefde tot de Engelsch-Amerikaansche wereldpolitiek, of door hun bolsjewistische verlangens, meenen, niet met-ons te moeten samenwerken, dan ver wacht ik, dat ze tenminste nog zooveel eerge voel hebben, dat ze vrijwillig heengaan. /Indien zij echter meenen, veilig de Landstand te kunnen saboteer in, en indien ïij £us sbe* berci i zij* vrijwillig te gaan, dan garandeer fK tv, dai ue in den kortst mogelijken Hid door ons onvrij* willig zullen wordei*. weggetrapt. Laat men ook niet zoo dwaas zijn, wel medt te arbeiden in bestuursfuncties in de Coöpera ties en te weigeren mede te arbeiden aan den Landstand. Door de nieuw e 'Coöperatie Raad is de ver houding tusschen Landstand en Cóöperatie- wezen behoorlijk geregeld. Ook^komt er een 'gezonde regeling tusschen .den Landstand c de Grondkamer. De Grond kamer staat dan niet los van den Landstand. Wij vertrouwen, dat allen, die werken aan de voedselvoorziening van ons Vadèrland, ook zooveel vaderlandsliefde in zich dragen, dat ze bereid zijn huoy persoonlijke motieven en wen- schen ondergeschikt te maken aan het groote geheel, waht ook nu, ja juist nu, geldt de zin uit het- Wolfsangellied„Ons Volk is nog steeds in hood^. Boeren van Zeeland. Boeren van Zeelan.', mannen van den Land stand. De tijd van de liberaal-kapitalistische overheersching die met de Fransche Revolutie in ons Iapd is ingevoerd, en die 150 jaar lang heeft gewoed, is voor goed voorbij. Maatschap pelijke vormen verdwijnen en staatsvormen ver anderen, maar wat altijd blijft, dat is de boer, die ploegt en egt, en de visscher die de zee bevaart. Ook in den niênwen tijd zullen wij de vormen vinden, waarop onze weg zal gaan, Ons volk heeft meer zware tijden 'gekend, doch door sobere levenswijze en trouwen arbeid heeft het zich steeds hersteld. r Ons boerenvolk jjs in wezen kerngezond. Tot trouwen arbeid zijn wij bereid en een sobere eenvoudige levenswijze is naar onz _i boeren- aard. De tijd, dat de wereldmachten' van Lon den en New York de landbouwpolitiek bepaal den is, God zij dank, voorbij, De nieuwe orde is niet komende, maar die is er reeds. Ons volk heeft voedsel en dekking noodig, onze bodem is goed en onze kracht is 'nog friscb. Zoo trekken wij aan den arbeid, aan den op bouw van den Landstand, én zoo zullen Wij onzeroeping verstaan in dezen tijd, die wel zwaar is en moeilijk, maar die grootsch is en vol. i De antwoord-rede van kam. Van Gorsei Verd in ons nummer grooten- deels ppgenomen; De Referent van den Beauftragte* sprak daarna Rede Referent De Korte. Spr. drukte eerst het leedwezen van den Beauftragter uit, dat hij wegens verhindering riiet aanwezig kon zijn. 't Speekt vanzelf, dat de h'eer Münzer hartelijk in deze installatie meeleeft. Daarna sprak Ref. De Korte over den strijd, die de boeren in zijn vaderland gestreden hebben. Hij zelve komt uit Oost-Friesland, en kent van nabij den boerenarbeid en de -zorgen van het landleven. Ook daar waren dezelfde toestanden vóór dè machtsovername in 1933 door den Fiïhrer. Kapitalisme en jodendom had het boerenwerk in hun geldmacht. Willekeur en machtswel lust joeg den boer van zijn erf en ver kwanselde hun moeizaam verworven bezit in handen van speculanten. De boer had ook in Duitschland zijn roe ping vergeten. Die taak is niet om voor zich zelf alleen yruchten af te werpen, maar voor het gansche volk. De boer was zijn plicht voor de gemeenschap vergeten. Toen kwam Hitler, die hun dat weer in herinnering bracht, en den boer bewust maakte van zijn eigen rechten en plichten. Hij schonk de boeren weer het erf recht, hij zorgde er voor, dat de zoon weer op het oiide landgoed de arbeid zijns vaders kon voortzetten. Hij, be schermde dit recht en hij wees recht wanneer men op deze grondbeginselen inbreuk maakte. Hij zorgde voor betere loonen voor boer en arbeiders, en voor al, hij zorgde voor een goede en recht vaardige prijzenregeling. Daarom kreeg de boer weer lust in zijn werk, en liefde voor zijn grond. Thans strij(|en die boeren aan hef Oostfront, niet met het kouter, maar met het zwaard-voor hun grond. Maar zij strijden ook voor uw grond, boeren van Zeeland, opdat het niet in de klauwen, der boisjewiki'valt,'die eiken boer ont rechten en di'e hun grond versjacher den aan jodèn-en kolchozen bezitters. Er liggen thans onder de hooge witte sneeuw in het Oosten boeren begra ven. Zij zijn gevallen yoor hun, voor uw bodem; zij vielen vopr de cultuur in Europa. Ze kleurden den bodem, waarvoor zij vielen, met hun bloed op vreemden grond, doch hun offer zullen wij eeuwig indachtig zijn. Tenslotte eindigde Ref. De Korte zijn met geestdrift en élan uitgesproken 'rede met als zijn absolute overtuiging vastte stellen, Hat deze Zeeuwsche boeren het waard zijn, "dat er voor hen gearbeid wordt. Hij wekte den Zeeuw- schen.Boerenleider op dit altijd te be denken en zich geheel in te zetten. Hij eindigde met zijn beste wenschen voor den Zeeuwschen boerenstand. In het Hotel de Korenbeurs. In het hotel de Korenbeurs schaarden allen zich om eert eenvoudige maal tijd. Verschillende sprekers voerden daar het woord. Zoo sprak o.m. de Gemachtigde van den Leider, kam. Jan Dekker, die her innerde aan zijn langdurige hartelijke vriendschap en samenwerking met kam. Van Gorsei. Samen had hij met hem in de Prov. Staten gezeten, en in hun geïsoleerde arbeid was hij toch steeds overtuigd geweest dcrt zij eensti beiden, in andere en betere verhoudin gen tot de regeering zouden komen te staan. Spr. staat wel terzijde van den Landstand, doch hij weet, als Gemach tigde van den Leider, dat deze dag den Leider zeer ter haite gaeft en dat zij van groot belang Is voor de Be weging. t ■r Dat zijr „die JoodJ senschim ten." Juist zijJ er blijk vc om den i Joden lege mensehen zijn te doe samenlevi I doorgaan, hun Jood overen vol die zij hc| spelen. Ook op gelegd. H derland 'v berichten de Joden heim. Coil Het Han dacteuren, A. Holder] rink, F. M' Izaks, B. A Vries, J. li Overal Joden in de Tele twee o.a. I parlement| twee. Ook in.< pers hadd zet, o.a. bij sche Cou Provincia Courant, Bladen, rant. De „Arb Daar zwo Meyer Sl| Sam de lem, J. A. S. Wittebc En dan| dieken. In 19391 van verjc Toen werl heer HanJ voorzitter Journaliste: journaliste: Engeland van Duits wonderwel een stemn het de ber: Reuter en loofde, en a priori al wisten het Vervolg vi Spr. bel< en wenscl voorspoed De Refer Rijks Radi< poort, herii vérgaderin plaats ge\ land verse het Zeeuy komen om dat gerege tuur zal br« dcrt de Di afdeeling voornaam: de eisch wij ook rr rendom zij radio. De moet door zocht daca MOvrouv wenschte Vcm Gorse is-onmisbe te, dat de dering en staan. - Kam. L« Goes, wen geluk. Gc« beteekenei stand en groote bo« Pachtburea Ook in de Spr. heet a wiens zetel rijkt, van i Kam. Jar schen aan dat het inz zij dig staar dig zal koi Na nog over en w slaagde bij

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Stroom | 1942 | | pagina 2