Qtètd "èmmuL- cmd?
Het redeloos tier en het evenbeeld 6ods
UITGAVE VAN DE MATIOIMAAL-SOCIALISTISCHE BEWEGING.
DISTRICT-21-ZEELAND
Eigenaardige berichtgeving
le Jaargang, No» 23
Donderdag 12 Sprokkelmaand 1942
En hoe men daartegenover staat
Kou en Hulp
K 945
Verschijnt tweemaal per maand van huis tot huis door geheel Zeeland
REDACTIE POSTBUS 58, MIDDELBURG Abonnement buiten Zeeland
Hoofdopsteller Martien Beversluis, Veere f 1.50 per jaar.
v
Een aap sterft.
Dezer dagen heeft er een .bericht ge
staan in de groote bladen, dat de zes-
Jarige oeran-oetang-aap „Jopie" was
gestorven. Er werd bii vermeld, dat
drie vee-artsen er aan te pas waren
gekomen, dat allerlei vitaminen waren
toegepast en dat de hoogtezon, die
men het dier gaf, niet mocht baten.
Verschillende foto's van 't betreurde
dier waren hier en daar opgenomen
en algemeen werd dit verlies zeer be-
treurd.
Er zal wel een dure dokters- en ver-
plegingsrekening bij de -administratie
der Diergaarde zijn ingeleverd.
Nu ben ik nog altijd van meening,
dat een diergaarde een onding is. Ijs
beren in een hokje te zetten, met een
kunstmatig ijsbadje; den condor-ade
laar in een 6 M. hooge kooi op te slui
ten, terwijl hij over een Himalaya be
hoort te vliegen, is een mensch-
onteerende kwelling. Als men 't arme
dier ziet, -dat zich uit verdriet en. vér-
veling den kop kaal krabt en de veeren
uitplukt, dan schaamt men zich.
Heeft men echter zulke dieren, dan
dient men voor hen te zorgen.
Ik ben gewoon mijn hond goed te
onderhouden en als het beest iets man
keert, komt er een dieren-arts, en ik
houd er geen'kanarie of putters of vin
ken op na. Zulke diertjes behooren in
Gods vrije natuur, hier of in Tndië. Ik
strooi de kruimels voor de rfiusschen
uit en ik koop geregeld wat zaad, met
dit barbaarsche weer. Maar ik heb
geen aparte W.C. plus W.C.-papier
voor de kat, zooals dames in Den
Haag. Ik dr&ag niet bij in het onder
houd van een Pucky's kerkhof en ik
verdraai het, om wèl brood te geven
aan een zwerfkat en het daarbij een
pauperkind te onthouden.
Krokodillentranen.
In Artis te Amsterdam zijn krokodil
len. Ze liggen daar lui en vadsig, roer
loos in een warm 'bassin, en dienen
nergens voor. Ze krijgen hoogtezon I
Men vindt dit alles vanzelfsprekend en
goed. Ik ben er niet tegen, - wanneer
het noodig is en er radium genoeg is,
om deze beesten te bestralen. Ik zie
liever, d«t men deze roovers doodt, of
vrij laat in de Nijl, dan dat men ze hier
kunstmatig in het leven houdt. Maar
enfin, het zij zoo.
Maar waar ik wèl tegen op kom is
dit, dat men Jopie, ook zes jaar, wo
nende in de een of andere Jordaan-
- straat of armenwijk van de een of an
dere stad, geen hoogtezon gunt.
In mijn Vara-tijd heb ik daarov#
eens het volgende satyrieke liedje ge
schreven. Dit werd door de toenmalige
christelijke regeering, bij monde van de
radio-controle-commissie, verboden.
Zij gaan een dagje uit met moe
twee pauperises uit de Pijp.
't Is mistig en wat waterkoud
en sijplend dooit de rijp.
Zij wiüen graag naar artis toe
De aapjes zien en beertjes
Daar gaan zij. dan aan moeders hand
in hun saneeringskleertjes.
Zij" dwalen langs de kooien van
de ijsbeer en de leeuw.
Zij loeren in de oogen en
zij schrikken van een schreeuw.
De fiere zwarte arend zit
zich droevig te ontvlooien
De dikke grijze olifant
staat, wel doodvoed, te schooien.
Zij staren vol bewondering naar
den wolf en de karbouw
Zij^ voelen door hun kleertjes nu
de. vocht niet van de kou.
Zij leggen brood en korstjes in
de zwarte apenpöotjes;
Die wringen dat verachtlijk stuk,
die willen koek en nootjes.
Zij komen bij de krokodil -
die lui daar ligt en zwaar.
„O I Moederwat is dat voor ding
vraagt één der kleintjes baar.
„Dat is de hoogtezon, m'n kind,
die schijnt warm op hun lijven
Dat doen ze voor de dieren hie.
om goed gezond te blijven 1"
Zij gaan door 't avondlicht terug.
Dë lampen gaan'al aan.
Zij zwerven door de natte straat,
want trammen zal niet gaan.
De jongste hoest dé oudste klaag'
over haar natte voetjes
De booglamp schijnt haar lage zon
op d' ingevallen snoetjes.
Om krokodillen huilt men hier
nog krokodillentranen 1
De dieren zet men hier in 't licht
de kleine kind'ren tanen.
De beesten zitten in dit land
In 't zonnetje zich te braden.
Ons kind in 't sanatorium
Hóe lang nog, kameraden
En nu ik dit bericht lees over den
dood van Jopie, denk ik terug aan dit
liedje. En ik.word vervuld van woede
en bitterheid, als ik mij weer verplaats
in de ontzettende toestanden, die ik
aantrof onder de werkeloozen in de ja
ren 1930-1939. Hoevele kleine Jopie's
heb ik zien vergaan, zien smaller wor
den en verbleeken I I
Het pauperkind en de
regeering.
Hoevele malen heb ik geconstateerd,
dat een kind ondervoed was. Dan
kwam de fonds-arts en keek „er vluch
tig naar". Ach ja, er waren zoovele
gevallen! Men had geen tijd en de
praktijk werd slecht betaald. Dan denk
ik met bitterheid aan de biecht van
mijn zuster, die 25 jaar werkzaam is
in de t.b.c.-bestrijding, en mij eens ver
telde dat zij gesmeekt had om wat
vruchten en tomaten voor haar patiënt
jes aan den vrachtrijder, die ze naar
de mestvaalt reed. Dan denk ik aan
het feit, dat te Bussum eens een troep
kinderen werd weggeranseld van een
vaalt, omdat ze daar de goede kool en
worteltjes, die verrotten wilden, opdol
ven. O, en als men dan tegen deze
monsterlijke schanddaden opkwam in
felle verzen of' lezingen, dan heette men
revolutionair, communist of fascist, dan
was men N.S.B.-er en on-christelijk.
En nu? Is 't nu beter?
Er wordt in vele gezinnen honger én
kou geleden, geloof dat. Die honger
ervaren we niet en de kou kunnen we
nog verdrijven, omdat wij nog betere
kleeren hebben. Wie niet gelooft dat
er Jopie's zijn in Nederland,- zonder
warm truitje, zonder dikke sokjes, zon
der jasje, die ga maar eens met mij
mee
Maar geen cent aan
Winterhulp.
En toch toèh zijn er heel wa! lie
den, die liever 100 gulden geven voor
Jopie, den aap, dan v^ior Jopie, het
kindje uit de achterbuurt.
Gelooft u dat niet Dan moet u eens
meegaan met de collectanten voor
Winterhulp.
Het argument, dat het geld niet te
recht komt en naar Duiischland reist,
gaat niet meer op, daar .er meer aan
de gemeenten gegeven wordt,, dan dat
er aldaar geolferd is.
Men ziet^dus, dat het geld wel be
steed wordt voor de behoeftigen. En
toch, toch laat men 'kalm de bus pas-
seeren en scheldt nog de collectanten
uit. Hoe on-vaderlandsch, hoe joodsch.
En deze lieden worden ook nog op
gezweept, door iemand, die het heeft
over „mijn geliefd volk". Het is om te
grienen en te lachen én te vloeken
tegelijk. En dan j: raten zulke aarts-
egoïsten- nog over*"het vaderland -en
probeeren de arbeiders wijs te maken
dat het vroeger beter was en als En
geland wint, alles nog veel beter
wordt. Hebben de arbeiders niet ge
noeg tol betaald?
Zij beginnen in te zien, dat zij het
van deze bezitters en oogen-draaiende
saboteurs niet moeten hebben.
Onwetendheid ol ge
wetenloosheid
Er zijn misschien enkele lieden, die
werkelijk niet weten hoe het er uitziet
onder de armen van onze groote steden
en op het platteland. Zij denken„het
zal nog wel gaan, in mijn plaats komt
niemand om." Zóó ver zou het dus
moeten komen? En dan.dan de
den zij nóg niets. Inmiddels lezen zij
Mattheus met in§temijjung en ook de
vermanende woorden van Christus
over hen die hongeren niet spijzigen
en naakterï niet kleeden. Waarom
niet? Het is nog altijd tijd genoeg om
je ie bekeeren; die denken toch reeds
lang uitverkoren te zijn, vcmwege hun
goede verdiensten geldelijk dan
Dat onwetenden, met een botte mo
raal, een versleten ziel, een afgestompt
gevoel, de Winterhulp negeeren en
hun ooren dichtdoen en hun oogen
sluiten en sabbelen op anti-Duitsche
praatjes, die niets te maken hebben
met Winterhulp, ach ja;dat is erg.
Maar dat geestelijke voorgangers vóór
gaan in deze mentaliteit, dat burge
meesters geen hand uitsteken en toch
in kerkbesturen plaatsnemen, dat pries
ters" met den mond vol charitas lachen
om hulp aan de armen, zie, dat is be
slist indrtrischend tegen alles wat maar
zweemt naar het evangelie.
Het stervende kind.
Ik moge tot slot eindigen met een
kleine persoonlijke herinnering.
Het was in 1934, dat ik in de Jordaan
logeerde bij een arbeider. Naast ons
woonde een jong gezin, werkeloos. De
moeder was zeer ondervoed en ver
zocht extra melk van den steun, daar
zij geen eigen melk had.
Bestrpling met hoogtezon? Een ho
merisch gelach zou bij het loket zijn
opgegaan, om zoo'n voorstel van den
vader. Dat kregen immers 'de' kroko
dillen
De vader was reeds van bureau
naar bureau, gesjouwd, maar niets
hielp. Overal beloofde men en nie
mand kwam of deed iets, ook geen
arts. Het kind verhongerde langzaam,
maar zeker. Broodsgeferek, koude, bit
tere ellende, drongen door de reten
van dit arme huis binnén en de dood
waakte op' het versleten stoepje. En
na den vijfden dag stapte hij dan ook
binnen en nam het babytje van de
radelooze moeder af.
Dat de vader verbitterd meevocht
in het Jordaan-oproer, ^as geen won
der. Dat hij hoopte nog eenmaal met
Colijn en zijn beulen te kunnen afre
kenen, ook niet.
Maar dat hij nu nationaal-socialist
is, is te begrijpen, daar hij eindelijk
beseft, dat daar zijn plaats is. Immers
wij nationaal socialisten zullen er voor.
waken, dat geen Nederlandsch Jopie
„verrekt" en de aap Jopie met hoogte
zon beschermd wordt.
-Men denke daarover eens na, even
maar
Ik schreef over dit sterfgeval een
klein bitter lied. Het werd verboden
Natuurlijk I Het herinnerde de regee
ring en de kerk èn de bezitters aan
moordWccn't was het dat soms niet
WIEGELIED DER ARMEN.
_Op de eilanden, op de Laagte-Kadijk
daar is een kindje geboren.
De sneeuw valt glinsterend in het slijk
wordt donker en gaat verloren.
Soezanoensoezanoen
Wat moeten ze met dat kindje doen
Het heeft geen kleertjes van witte wol,
het heeft geen wieg met" gordijntjes.
De kamer is klein en de kamer is vol
van andere huilende kleintjes.
SoezahierSoezadaar.
Het kindje moet slapen, maar hoe en waar
Het ligt nog aan moeders hart gekromd
als een klein en benepen diertje.
Het wacht tot de melk van de steun af komt,
want moeder bezit geen ziertje. -
Soezahiermet het zog is het mis.
De bronnen zijn deeg door bekommernis.
Het heeft nog warmte van moeders schoot
Hoe kan dat kindje daar buiten
De steun is klein en het vuur is dood.
En de sneeuw plakt tegen de ruiten.
Soeza hieren soezadaar.
Wat. moet je als machteloos stempelaar?
Het lag zoo drie dagen, klein en stil,
Het had het veel beter te voren.
Toen viel 'het versteend als een duif uit de til
en ging in het slijk verloren.
Soezanoensoezanoen
V/at moet ook zoo'n sneeuwvlok op aarde doen
Op de Eilanden waar men de steun verlaagt,
daar is een klein kindje gekomen.
Het .heeft .onze* Heer in zijn goedheid behaagt,
Hij heeft het weer tot zich genomen.
Soezaeen wintertak wiegt over 't graf.
En schudt er zijn zilvere sneeuw op af.
Soeza
De winter houdi land en vols in zijn
ijzigen greep gevangen. De vorst houdt
aan, en vele gezinnen in onze provin
cie verkleumen, omdat zij niet over'de
noodige middelen beschikken om zich
brandstof, kleeding en dekking aan te
schaffen.
Hier zal de helpende hand geboden
moeten worden.
Winterhulp zal al het mogelijke doen
om het reeds geleden leed te verzach
ten, om nieuwe ellende te doorkomen.
Helpt Gij Winterhulp
„TjaWinterhulp", zult U zeggen.
Wellicht kijkt U daarbij bedenkelijk,
wantnietwaar?
Laten we eens met beide beenen op
den grond staan.
Winterhulp keerde in December aan
Zeeuwsche behoeftigen een bedrag uit
van ruim f97.000.Daarvan kreeg
b.v; Aardenburg f1500, Axel f4025,
Bruinisse f1080, Clinge f3000, Goes
f2800, Monienisse f3300, Kruiningen
f2000, Middelburgf 10.000, Neuzen
f6000, Sas van Gent f2000, Vlissingen
f2500. Vogelwaarde f3000, Zierikzee
f 3600, Tholen f 70Ó, Kortgeria f 1700, St.
Philipsland f800.
Thans staat een bedrag van f75.000
in Zeeland te worden verdeeld, dat
voor 16 Februari zijn bestemming zal
hebben bereikt.
Dat doetWinterhulp I
Kunt gij bij zoo'n daadwerkelijke
hulp langer afzijdig blijven staande,
hand op de beurs houden als de col
lectanten zich door de kou een weg
naar uw geweten banen?
Tast bij de eerstvolgende collecte in
den buidel.
En haalt uw,verzuim jegens Winter
hulp, dus jegens allen, die in onze pro
vincie noodlijdend zijn, in I
Veere,'Jan. 1942.
Schaats-ongeval of
misdaad.
Onder den neutralen kop „Schaats-
ongeval" bericht de Prov. Zeeuwsche
Crt. van 20 Jan. j.,1. onder Goes
„Onze plaatsgenoot© mej. D. had
het otigeluk bij hef schaatsen
rijden onder Kattendijke zooda
nig te vallen, dat zij haar pols
brak."
Meer niet. Feit fè, dat een zekere
Mallekoote uit Krabbendijke express
karri.ske Dekker tegen het ijs deed
smakken, waardoor zij een dubbele
armbreuk opliep, dat zij in het Zieken
huis te Goes werd opgenomen en sinds
dien verpleegd is, en dat tegen den
misdadiger proces-verbaal is opge
maakt I
Waarom verzwijgt de 'correspondent
dat Wil hij deze misdaad verbloemen
onder den schijn van een „ongeval"?
Het moest eens andersom gebeurd zijn.
Het ronde gebaar
Ronduit gezegd; Bijltjesdag is uitgesteld
Een afgeronde groet
De Zeeuwsche hamsteraar
geeft z'n rondje.
De rondborstige luisteraarstee
hoort naar Maupie