Hoe leeft de arbeidersjeugd in Duitschland en hoe leeft zij hier? De Ballade van het dagelijksche brood ui. De Adolf Hitler- scholen. Als een der meest stoutmoedige ondernemingen op dit gebied moet men wel de Adolf-Hitler-scholen noe men, die een poging zijn, reeds gedu rende de jeugd een voorloopige schif ting ten behoeve van de leiderskringen voor de toekomst ie doen plaats vin den. De oprichting van deze scholen werd door den Führer van het Duitsche Rijk in 1937 goedgekeurd, echter onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat ze voorbereidende scholen voor de natio naal scoialistische opleidingsburchten (Ordensburgeri) zouden zijn. De oplei ding van waardevolle nationaal socia listen voor de leiding in de partij is één der problemen, die men reeds vroegtijdig trachtte op te lossen. Na vele pogingen werden door de oprich ting van opleidingsburchten de scho-' ling en de voorbereiding tot een ver antwoordelijke werkzaamheid in de partij volgens uniforme nationaal socia- .listische principes tot stand gebracht. Selectie. Deze burchten nemen echter de men- schen pas op, nadat zij 25 jaar zijn geworden. Van de overweging uit gaande, dat de vorming eener leiders- reserve reeds met de prille jeugd moet beginnen, ontstond het plan, scholen op te richten, waarin de jeugd voor de door haar later over te nemen taak in de beweging zou worden opgevoed. Dat een selectie uit de Duitsche jeugd slechts langs dezen, paedagogischen weg kan plaats hebben, is zeker. De keuze geschiedt door de partij, onder welker hoede deze scholen staan. Alleen de beste Duitsche jongens mogen de Adolf-Hitler-scholen bezoe ken. De eerste schifting geschiedt reeds bij het „Jungvolk". Daar do ge- heele Duitsche jeugd heden deze jeugd organisatie moet passeeren, omvat de schifting voor de Adolf-Hitler-scholen het totaal der jeugd. Uit de groepen, die in het begin natuurlijk neg groot zijn, worden steeds weer de besten ge kozen, tot ten slotte een klein aantal overblijft. Dit aantal wordt daarna aan een bijzondere schifting onderworpen. Voor de beslissing, of een jongen op de voorbereidende school voor de op leidingsburchten zal komen, wordt ge woonlijk een periode genomen, die van den zomer van het ééne tot aan de lente van het daaropvolgende jaar. loopt Geld speelt gsen rol. De financieelë omstandigheden van den vader en ook het feit, of deze al dan niet lid van de partij is, spelen bij deze selectie geen rol. Beslissend' voor de opname is de lichamelijke, geestelijke en de karakter-aanleg van den jongen. Op voordracht van den bevoegden „vendelleider" komt de jon gen in een zoogenaamd voorbereidend keuringskamp. Slechts een gedeelte van de jongens uit deze kampen komt in aanmerking voor een nadere schif ting in het eigenlijke keuringskamp. Wie jongens heeft leeren kennen uit een keuringskamp, dat reeds een h» mogeen beeld biedt, zal begrijpen, dat het heel moeilijk is, om in deze kam pen nog verder te zeven. De examens en de oefeningen worden daaróm steeds meer verfijnd. Eenvoudige proe ven van moed kunnen hier dan ook nauwelijks iets meen zeggen, want salto's en de reuzenzwaai aan den rek stok worden door alle jongens zonder eenige moeite uitgevoerd. Steeds nieu we sport-oefeningen worden uitgedacht om het moedige karakter, den geest tot aanpakken van de jongens te toetsen. Moed kweeken. De sportieve strijd vooral ook het boksen dient, om uitsluitsel over het karakter van "eiken jongen te geven. Welken tegenstander hij ten strijde noodt, welken aanvalsgeest hij daarbij ontwikkelt, hoe hij de slagen van den andere incasseert, hoe taai hij vol houdt, dat zijn allemaal factoren, welke van waarde voor de beoordeeling van de moreele kwaliteiten kunnen zijn. Ook kleinere stooten en verwondingen, zooals deze overal voorkomen, maken het mogelijk, de manhaftigheid verder te toetsen. De sport wordt in de eerste plaats als karakterschool beschouwd. Hoe de geesi geoefend wordt. Van hetzelfde gezichtspunt uit beoor deelt men ook het verstandelijke weten en kunnen. Hier geeft de geestelijke aanleg den doorslag. In de kampen wordt niets onderwezen, slechts gecon stateerd, wat er bij de jongéns aanwe zig is. Hoewel men de schoolrapporten ter beschikking heeft, wil men deze als v eigenüjke basis tot oordeelen gebrui ken; men vormt zich van de geeste lijke kwaliteiten een eigen beeld. De samenleving van de jonggps in het kamp, hun discipline en kameraad schap, leveren voor hun beoordeeling verder materiaal, dat voor. de laatste beslissing in aanmerking komt. Deze op de genoemde wijze doorgevoerde scherpe schifting geeft een zekere waar borg, dat slechts de elite der Duitsche jeugd op de Adolf-Hitler-scholen wordt toegelaten. Deze elite wordt in den daarop volgenderuzesjarigen schooltijd aan een verdere voortdurende schifting onderworpen, want de toelating tot de school biedt nog geen zekerheid, (fat de toegelatene'ook op den duur aan de verwachtingen zal blijven beanh woorden, en dat hij de schopl tot aan het eind-examen zal kunnen doorloo- pen. Wie echter het keuringskamp met succes heeft doorloopen of enkele jaren de Adolf-Hitler-school heeft bezocht, kan er zeker van zijn, döt de pariii op zijn verder ontwikkeling acht blijft slaan en zorgen zal, cat hij vooruit komt. Geen betaling verplicht. Voor zijn opleiding op de Adolf-Hiticr- school behoeft de kweekeling niets ie betalen. De school steekt hem van top tot teen in de kleeren. Alles, van zijn zakdoek tot aan zijn uitgangs-uniform, wordt hem verstrekt. Deze sociale fac tor typeert de Adolf-Hitler-scholen. De statistiek-over het beroep van de va Iers der eerste 300 jongens, die in 1937 op de school kwamen, toont het volgende beeld: 3 pet. der vaders zijn officier, 5 pet. boeren, 11 pet. arbeiders en land arbeiders, 21 pet. ambachtslieden, 21 pet. empKyés, 12 pet. ambtenaren en beambten, 12 pet. zijn werkzaam in handel en bedrijf en 15 pet. hebben ver schillende beroepen. Principieel komen hier dus zonen uit alle kringen te za- men. De opleiding en het geheele ver blijf in de school gaan op kosten der partij. Meerdere kameraden hebben één slaapvertrek. Zij leiden allen het gelijke levener bestaat geen verschil in afkomst, dagelijks krijgt een ieder hetzelfde zakgeld, om het even of hij de zoon is van eén arbeider of van-- een fabrikant. Wat zij nog meer lesrén. De Adolf-Hifler-scholen zijn onder-^ deelen van de Hitler-jeugd en staan onder haar verantwoordelijkheid. In het schoolleven heerscht daarom ook de verhouding van leider en man schap, zooals dat bij de Hitler-jeugd JOOOOWOtïOOCXJtXtOWJOC^JOCXJOOOOöOOC^iO-t-OOOOOOOOOOOOOOCCOOOÖÖOOOOOiXXJCOOOCOOCsOtXXJOOOOOOOOOOOO Der. XI. Om on29 hoofden gaat het kort en ruischende gerucht der zwaluwzwerm, die overstor! in de doortrilde lucht. De afgemaaide akkers van verdorde vruchtbaarheid, beramen nog het oude plan" van den voorbijen tijd. De nevel heeft dit land be-ebd, tot haar het licht verjaagt. En vonkt door 't leven herfst-bewebd, dat weent, maar vruchten draagt. En over alles ligt een geest van stilte en beraan, hoè groot dit alles is geweest en hoe alom vergaan. De laatste ster der aster gloeit. Wat rijp werd blijft bewaard." De oude wereld wacht vermoeid de lout'ring door het zwaard. Wij trekken, als de zwaluwen, naar zonniger klimaat, hoog over 't lage schaduwen van een verdorden Staat. De driehoek wemelt boven 't grauw. Haar wig vliedt in een flits. Wij volgen in 't gelid en trouw^ dien Vogel aan de spits. de zaag. EL\r.K XII. Het brood ligt klaar, vol staat de kan, -Comt schaart U om den disch. Heemt 1 eeten doet het goede dan tot een gedachtenis. y/ant die rechtvaardig en met moed dees edelen beker beurt, barmhartigheid den armen doet, de maskers hier verscheurt die 't geld der veile wisselaars wijst, en hunne taf'len keert en enkel 't zuiver zuiver prijst, hfj worde g'obed'e^rd. Volgen wij dan betrouwlijk, die ons leiden stap na stap, naar dit revier der harmonie en groote broederschap. Volgen wij, liefde, op uw sein, wat wiss'le of verander, hen, die van goeden -wille zijn. Blijven zij bij elka^W. Vinden wij, die nog leunend staan aan wanhoops hoogen muur. Brengen wij de verkleumden aan den opbloei van óns vuur. Schikken v/ ons eenmaal feestelijk na dezen wilden nood, ter taf'len van het geestelijk en daael"1'o'-v";' v~-J Bj Sf s Ct 0ö0tXX>eö0«KKW0000ö0CH»0ö«>«X!O«K)<)C!00ö0e<X)0«SC«50£)ö00CO<S:X)ö<K)Ö«»00C0000=r^5C-iX.<;r;>!r;CO00000000<)0 gewoonte is. Leeraren en leerlingen tutoyeeren elkander, zonder dat het gezag er onder lijdt. Discipline en tucht zijn factoren, die vanzelf spreken. De ouders, waarmede de opvoeders in per soonlijk contact staan, krijgen van tijd tot tijd rapporten over hun zoon. De longen, die tekort schiet, moet de school verlaten. Daar de jongens na zes jaar de school met pen einddiploma ver laten, is de basis van het onderwijs een leerplan, dat ongevèer met dat der middelbare scholen overeenkomt. Bui ten een zeer intensieve scholing op geestelijk en op lichamelijk gebied wor den de leerlingen ook in het praciisch werken opgeleid, dat zij eens per week onder leiding van een ervaren meester verrichten. Zij leeren timmeren, hout snijden, schrijnwerken, modelleeren, zij leeren het smidswerk, het slotenmakers- vale en het boekbinden. In zoover het kunnen en de aanleg van den jongen het toelaten, kan hij na het beëindigen van den schooltijd in het een of andere amh - cht zijn examen als gezel afleg gen. De uitgestrekte tochten door alle gouwen van het Rijk leeren de jongens hun vaderland kennen. Er zijn film- en feest-avonden, sportfeesten en wedstrij den cp' geestelijk gebied^en al deze gelegenheden dienen steeds weer om de besten te kunnen uitzoeken. Nog hek :n de Adolf-Hitler-scholen. geen eige.i gebouwen, doch zij zijn in de opleid ingsburchten ondergebracht. Ech ter reed! binnen een jaar, nadat zij in het iecen waren geroepen, werd de eers.e steen gelegd voor de eerste tien schoolcomplexen; binnen afzienbaren tijd zullen in Duitschland enkele oplei ding? inrichtingen staan, zooals men ze tct dusver niet heeft gekend. De nier e scholen zullen ook architecto nisch een eigen cachet hebben. De spor i nrichtingen omvatten speelterrei nen, hindernisbaan, zwembad in de open lucht, zwemhallen en turnzalen. Intellectueeïe opleiding en artistieke Voor de intellectueeïe opleiding be staan naast klasvertrekken ook nog lokaliteiten voor gehoorzalen, voor na tuurkunde, scheikunde, natuurlijke, his torie, talen en een groote boekerij met leeszaal. Voor de artistieke opvoeding dient een groote feestzaal met een eeréhal en een klokketoren, die de kroon op het geheel zal zetten. Voor de doelmatige inrichting der muziek lessen staan een groote gemeenschaps zaal met tooneel en inrichting voor ge luidfilm, muziekkamer, oefenvertrekken voor koor en orkest en studiekamers ter beschikking. Ook bereidt men de leer lingen op het een of andere ambacht voor en wel door de inrichting van werkplaatsen voor het bewerken van ijzer, hout, leer en een kleine drukkerij. In het bijzonder wordt voor de huis vesting der leerlingen gezorgd. Zij zul len, naar jaargangen ingedeeld, in aparte woonhuizen worden onderge bracht. Alle leerlingen gebruiken hun maaltijden in een speciaal eetgebouw. Elke school krijgt bovendien nog een eigen ziekenhuis met een eigen arts en een tandarts. Daarbij komen dan nog de noodige administratiegebouwen, de wachtposten en woningen voor het personeel. De opvoeders der Adolï-Hitler-scho- len worden eveneens uit strenge ge zichtspunten uitgezocht. Zij moeten in alle opzichten van het schoolleven en" van het particuliere leven voorbeelden voor de scholieren zijn. Zij zijn meestal reeds geruimen tijd aan de scholen van het Rijk werkzaam geweest en hebben hun staats-examen met „goed" of „zeer goed" afgelegd. Zij behooren tot de leiders der Hitler-jeugd. Velen van hen vertoefden geruimen tijd in het buitenland. De kracht van het per soonlijk gelooven. In Psalm 27 13 spreekt de dichter een vreeselijke veronderstelling uit. Hij is geen ongeloovige geworden, en hij heeft God niet losgelaten, maar gesteld eens dat dit gebeurd ware, dan zou dit het ergste zijn wat zich denken laat. Nochthans is het niet zoo vanzelf sprekend, dat deze Zonger heeft vast gehouden aan God, en zijn vertrouwen op Hem ongeschokt heeft kunnen be waren. Immers veel is er in zijn leven op hem komen afstormen, dat dit alles o zoo gemakkelijk had kunnen weg nemen. Vele waren zijn vijanden, vol van zorg en moeite zijn leven van eiken dag, en niet het minst was wel dit, dat hij zelfs door zijn Vader en Moeder in de- steek was gelaten. En toch, onder alles door, was hij zeker gebleven van Gods leiding en trouw. Wanneer hij terug ziet en om zich heen, op alles wat er was en nog is, op al die onrust', op al die vijandschap en valschlieid uit de menschen (vers 12) op datmef-den-nck-aangëkeken-wor- den, zelfs door naaste familieleden, dan staat hij verbaasd en kan het niet begrijpen, da.t hij er zich doorheen heeft kunnen slaan. Hij is zoo ver bijsterd over de veelheid van aanvech ting, en tegelijk ook over de sterkte, welke hij gedurig gevonden heeft, dat hem onwillekeurig de vreeselijke ver onderstelling in den geest komt, wat er toch wel van hem zou geworden zijn, indien hij eens geen geloof had gehad. Wanneer hij dat probeert door te den ken, lukt hem dat niet, maar hij blijft steken in ziin woorden, en zijn gedach ten weigeren diensthij weet het niet verder meer, en hij breekt den zin af, waar hij bezig is, en zegt eigenlijk al leen maar„Zoo ik niet had geloofd, dat ik het goede des Heeren zou zien in het land der levendenDat andere„ik ware vergaan" staat schuin gedrukt, d.w.z. staat er, in den oorspronkelijken tekst, niet bij, maar is er aan toegevoegd door de vertalers. Welnu Ik vraag mij af, is dat juist Kunnen wij zeggen die vertalers van dien hortenden en abrupt afgebroken zin, uit Ps. 27, hebben het zeer wel aangevoeldzonder geloof gaat het nietZonder geloof storten wij weg in het niet, in het vergaanIs dat werkelijk onze ervaring Ik krijg wel eens den indruk dat we daar heel anders over denken. Lucht hartiger 1 Wij kunnen zoo gemakkelijk zeggen „Ik kan niet meer gelooven, want al dat kerkgaan, bijbellezen, bidden, helpt mij niets, want nergens en in niets kan ik Gods liefdevolle leiding ontdekken." En wij nemen afscheid van God en van het geloof, en dat gaat o zoo ge- makkelijk. We nemen er afscheid van als van iets, dat ons een kwelling is, om nog langer vast te houden. Nietwaar? Zoo gaat het zöo vaak. Met God en met het geloof wordt om gesprongen cds met een stuk kleeding dat men beu geworden, wegwerpt in een hoek, waar het nog een poosje ligt, en misschien wacht op een gelegen heid tot verkoop aan den lomrierd. Dan is het heelemaal de deur uit, dan is God en alles wat aan Hem herinnert radicaal buiten ons leven gezet. Wat zal ik daarover zeggen Dit ééne, dat ons blijkbaar God en het geloof nooit ernst is geweest, nooit persoonlijk bezit Is geworden. Want anders kon het geloof niet zoo licht vaardig om zeep worden gebracht en God niet zoo luchthartig zijn congé gegeven worden. De kracht van het geloof is dit: of het ons persoonlijk bezit is, of niet. „Zoo ik niet had geloofdHet gaat er dus om, niet of een ander geloofd, daar schiet ik persoonlijk niets mee op. Doordat een ander gelooft, zal ik het goede des Heere" niet zien. Hoe wel een ander gelooft, kan ik zeer wel het goede dés Heeren nooit komen te zien. Ja, ondanks het feit, dat' een ander gelooft maar ik niet, kan het zóó wor den, dat ik persoonlijk niets heb om mij aan vast te grijpen, wanneer mij eens alle houvast kwam te ontbreken, en al heeft dan die ander alles om zich vast te grijpen, ik persoonlijk heb niets. En terwijl die ander zich gedragen voelt door zijn Godsvertrouwen, voel ik mij gezogen naar omlaag, er is niets dat mij draagt, en ik zink maar, ik zink maar, ik zink tenslotte weg in het niet. Zoo ik niet had geloofd dat ik het goede des Heeren zou zien in het land der levendenik ware vergaan I" Het koipt °P persoonlijk gei.ofsleven aan. Vergeet dat niet I Dat is .van het grootste belang. Dat maakt het zoo diep ernstig. Zonder dat kan ik' ver gaan, met dat persoonlijk geloof kan ik het goede des Heeren zien, hier en nu, daar en straks Zóó mogen wij verwachten, dat Gods heerlijkheid van ons zal gezien worden. Gelooven wij dat - dwars door ons wellicht zorgvolle leven, de gouden draad van Gods zorg en trouw en liefde looptdan weten wij, dat, al verwerpt ons de wereld, en al komen de men schen ons tegen met hun vijandschap en met hun haat, met hun wrevel en met hun valsch getuigenis, en al kijken ons misschien familieleden niet meer aan, nochtans God Zich over ons ont fermt, ons nooit in den steek laat, en ons troosten wil cn zal, meer zelfs dan een moeder dat kan. Want wat ons van God gescheiden kan houden is niet de haat en de wrevel der menschen, is niet' hun lief deloosheid, hun halsstarrige hart, maar is enkel en alleen onze eigen zonde. Maar juist in en door ons geloof mogen wij zeggenen toch zal ik het goede des Heeren zienDat .is dan geen gescherm met mooie woorden, maar dat is louter volbrengen, wat God wil dat we doen zullen, n.l. de hand leggen op Christus Jezus en op wat Hij voor ons deed. Want God heeft aan deze wereld, waai U en mijn leven op reilt en zeilt, Zijn ZoonJezus Christus, gegeven. Hier heeft Christus' kruis gestaan. Hier zijn onze zonden verzoend en wegge dragen. Hier is Christus opgestaan van de dooden. Hier heeft Hij de over winning op zonde en dood behaald en getoond. En daarom zullen de Zijnen, hier op deze aarde, waar zonde «i dood hun krachten toonen, nog altijd, in dit leven, het goede des Heeren zien, Zijn vergeving ervaren, door Hem aan genomen worden als kinderen, ei^ daarin zeker zijn ook vün eeuwige heerlijkheid. Baarland. B. Dagevos, Ned. Herv. Predt

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Stroom | 1941 | | pagina 3