Dagboekbladen
4?
aqransch -M.
J"/
Uitspraken van Hitier
De Ballade van het dagelijksche brood
NIEUWSTE?
n.
oooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooecn r^^ooocaooccewecr-'soooocooooouo-soooooooor-i
m.
Derde zang.
Mijn volk, mijn zeer beminde,
neerliggend in getreur
aan de geloken blinden,
tta op, ontsluit de deur I
De nevel van den morgen
heeft wel ons dak betraand,
de stad ligt grauw verborgen
en alles treurt en taant
maar baat het om te klager,
in dit ontdaan vertrek?
Met vensters zwaar beslagen
vooi het gegrendeld hek?
Hoofc aande eerste wagen
konii luid en forsch geleid,
het puin naar buiten drager
van den voorbijen tijd.
Hoor toe I de ruimers deelen
hun dag al in bestek,
de schoppen en houweelen
slagvaardig op den nek.
Er valt niet meer te hopen.
Het vroeg're is vergaan.
valt vooreerst te sloopen,
voor dat wij bouwen gaan.
De nevel stroomt naar binnen
nu ik de deur ontsluit
Maar kom, wij gaan beginnen
En blaas de nachtlamp uit.
IV.
Langs 't dauwend land waarlangs wij gaan
komt 't akkervolk ons tegen.
Mijn land, mijn volk 1 wat was er aan
voor U, voor mij gelegen
Verpacht, verkaveld en verhuurd
wie deed mijn. grond bestieren
Niét die de ploeg door d' aarde schuurt,
maar 't zegel der parkeren.
Zie breekt de zon niet nieuw en sterk
uit scheem'rige contoeren
En zegtde stad is voor de klerk,
het land is voor de boeren.
En is dit volk, dat iw.gs ons snelt,
zich zelf nog of verloren,
in 't nuchter vierkant opgesteld
van werkplaats en. kantoren?
En die daar binnenvlind'ren in
de kooi der magazijnen,
wat heeft hun leven voor ons zin
Zij komen, zij verdvü^en.
Wat is het dan dat ik beschrei
Wat waarde is verloren
als land en volk, en. ik en gij
elkaar niet toebehoo-en
Of worat op aeze steenwoestijn
met haar geknakten toren,,
een volk dat. eind'lijk vrij zal zijn,
op vrijer land geboren
Wordt vervolgd B.s
oooooooooooooooooo(x>ac<x)<x>oo<x)c^/j00ix}c<xyc^x)0i>o<xpoo<>^oc<>c<x)ocooooc^>oc<><>::^^^o<'j^c^xioc^ö^x:o<x>
De Boerenleider, Roskam,
zeide laatst op een bijeenkomst
van boeren:
Gij boeren uit het Zuiden, gij boeren
van Frankenstam, gij hebt de eeuwen
door bewezen, dat gij niet buigen wilt
voor hen, die U wilden knechten en
die U wilden beroven van wat U het
heiligst was. Uw eeuwenoude trouw
aan Uw volk en aan Uw geloof is de
vaste waarborg, dat gij ook in den
nieuwen tijd zult weten waar Uw plaats
is en wat Uw rechten zijn in ons
Vaderland.
Éénheid.
De eenheid van ons volk moét
komen en zal komen, maar wee ons
volk als die eenheid komen moest,
■omdat van bovenaf een kunstmatige,
onnatuurlijke eenheid met dwang zou
moeten worden doorgevoerd. Dat zou
een eenheid zijn, die voert naar den
geestelijken dood of naar een uiteinde
lijke revolutie. Wij zijn een vrij gebo
ren volk van boeren en visschers, en
wij laten ons niet knechten.
De waarachtige eenheid is geen een
heid van bovenaf, maar een eenheid
van onderuit. Een eenheid, gegrond
op het door den Schepper gegeven, en
in de natuur verankerde recht van een
volk om te leven naar zijn eigen aard
en wezen. Dat Is de grondslag voor
een gezegende samenleving.
De hoogste eenheid van een volk is
die eenheid, waarin de deelen in volle
harmonie samenstemmen in een uit
eindelijk alles bezielend heilig willen.
Dat is Boerenorde.
De „goede" oude tijd.
Het was in de dagen van den goeden
ouden tijd, dat men den onzaligen
moed had onze biggen te vermalen tot
varkensvoer, en de zegeningen des
hemels afsmeekte bij het vernietigen
van millioenen kilogrammen, terwijl
ons volk in de steden leed aan onder
voeding. Zoo werd de Schepper ge
hoond onder de vlag van Christelijke
partijen-politiek.
Laten zij, die nu schimpen op de lage
boter- en vleeschrantsoenen, toch eens
bedenken, dat In die tijden van voed-
selvernietiging en veeslachting het ge
middelde gebruik in Nederland niet
hooger was.
Waar waren de politieke partijen,
die toen hun banvloek lieten dreunen
tegen dit godloos gedoe Waar waren
zij, die van de daken dorsten schreeu
wen, dat het recht van den boer en de
eer van den arbeid werden vertrapt?
Gepubliceerd naar aanleiding van
brieven en vragen over mijn
toetreding tot de N.S.B.
Op bldz. 57 en 63 van het in het Ne-
derlandsch uitgegeven werk van Hitier
„Mijn Kamp" staat een leerzame pas
sage over de joden.
De Führer vertelt hier, hoe hij eerst
antipathiek stond tegenover de bestrij
ding der joden, daar hij niet begreep
waarom het eigenlijk bij dit vraagstuk
ging, en later, nadat hij te Weenen
nauwer met dit volk in aanraking
Icwam, begon in te zien, dat het joden
dom een smetstof was voor de Duitsche
natie en tenslotte voor elk volk. Hij
zegt o.m. daarover
„Niéts heeft mij In den korten tijd
zoozeer tot nadenken gebracht als het
langzamerhand doorbrekend inzicht
in de wijze, waarop de joden op be
paalde gebieden werkzaam waren.
Bestond er eigenlijk wel ergens iets
vuils, een schaamteloosheid, in wel
ken vorm ook, vooral op cultureel
gebied, waaraan niet minstens één
jood had meegewerkt En wanneer
men nu maar voorzichtig in zulk een
gezwel sneed, vond men, als de
made in rottend hout een joodje, dat
dikwijls nog met verblinde oogen
knipperde in het plotselinge licht.
Toen ik de werkzaamheden van het
jodendom op het gebied van kunst,
litteratuur, film en tooneel leerde
kennen, begreep ik ook, hoe groot
de verantwoordelijkheid was, die het
droeg vpor de daar heerschende toe
standen."
Ik geloof dat het niet mij, doch vele
Nederlandsche kunstenaars zoo zal
Van achteren gezien is die druk op
ons hoerendom noodig geweest, want
het geldt-altijd nog, dat de drukking
der melk boter voortbrengt en evenzeer
is die tijd van schande en leed nuttig
geweest, om ons hoerendom voor goed
de oogen te openen, en om het bolsje
wisme in ons land te ontdekken in den
vorm waarin het zich in ons land
openbaarde.
-
Grondbezit.
Opdat men wete, wat men aan ons
heeft, verklaar ik duidelijk, dat wij tot
onze eisch van „Boerenland in Boeren
hand" voor geen enkel compromis vat
baar zijn. Op grond van de wet der
natuur en op grond van de scheppings
orde is het recht van den boer op zijn
grond voor ons een heilig beginsel.
Hiervoor te strijden is ons hoogste
doel en daarom doe ik een beroep op
alle bezitters van gronden, dat geldt
evengoed voor kerken en kloosters als
voor grootgrondbezitters en voor Naam-
looze Vennootschappen, om met dit be
ginsel niet te spotten.
Wij hebben zooveel vertrouwen in
ons volk, dat wij weten, dat binnen
10 jaar tijds alle grond voor een recht
vaardigen prijs en op eerlijke wijze
door de bezitters aan onze boeren zal
worden teruggegeven.
Een financieringssysteem wordt voor
bereid.
Over de persoonlijkheid.
Men duldt principieel geen lieden,
die niet in het eigen kringetje thuis
hooren, en haat met een gemeenschap-
pelijken haat iederen man van betee-
kenis, die onder de nullen misschien
een één zou kunnen worden.
Over de politiek.
Zooals de godsdienstige richting het
gevolg is van de opvoeding en slechts
de religieuze behoefte zelf 'in het bin
nenste van den mensch sluimert, zoo
is ook de politieke meening der massa
het eind-resultaat van een menigmaal
ongeloofelijk taaie en grondige bewer
king van ziel en verstand.
Over de openbare
meening en de pers.
(Sillabus over de verkiezingen).
Men slaagde er iff, om, na verloop
van luttele weken, namen uit het niets
te voorschijn te tooveren, te maken,
dat de groote massa het ongeloofelijke
daarvan verwachtte, ja, dat zij een zoo
groote populariteit verwierven, als den
man van werkelijke beteekenis in zijn
geheel© leven niet ten deel valt; na
men, waar bovendien een maand te
voren nog letterlijk niemand van had
hooren spreken, terwijl tegelijkertijd
gegaan zijn, toen zij onderzoek instel
den naar de schrikbarende gevolgen,
welke de joodsche invloed op de ver
loedering der Nederlandsche kunst
had, vooral in de laatste twintig jaren.
De Joden in onze
literatuur.
Alleen op het terrein der litteratuur
rondschouwende, kan men al ras ont
dekken, dat er een verwildering was
en is en vooral een moreele ontwrich
ting heeft plaats gevonden in onze
letteren, waarvan de leiding berustte
bij de joden.
De decadentie deed haar intrede
omstreeks 1920, met de oprichting van
het Getij, het orgaan der jongeren,
wier hoofdredacteur M.r Herman van
den Berg een jood was. Wie zijn bundel
„de Boog" leest, komt tot de conclusie,
dat hier een poging is gedaan om de
poëzie te ontluisteren. Naar het illustte
voorbeeld van dezen slechten boog
schutter werden de wetten der Neder
landsche dichtkunst geschonden op
erbarmelijke wijze. Rythme en rijm
werden als overbodige dwaasheid,
betiteld, terwijl de inhoud door een
ernstig mensch niet meer als normaal
kon worden beschouwd. Rond dit Getij
schaarden zich vele decadenten. De
gene, die het in liederlijkheid en pro
fane gemeenheid het verst bracht, was
de jood Victor van Vrieslandt, wiens
verzen ik in dit blad niet durf te publi-
ceeren, vanwege hun liederlijkheid.
Ik heb destijds in „Onze Eeuw" een
protest doen hooren tegen deze deca
dente verschijnselen in onze dichtkunst,
doch het resultaat was alleen een hef
tige bestrijding in de critiek op mijn
werk, meestal naamloos, maar naar ik
later ontdekte, uitgebracht hoofdzake
lijk door joden.
Wanneer ik naga, wie het in den loop
der jaren geweest zijn, die onze litera
oude, beproefde figuren uit staat of
maatschappij, hoewel zij volkomen ge
zond waren, voor de mede-wereld een
voudig afstierven of met zulk een ver
schrikkelijke smaad werden overstelpt,
dat hun naam in korten tijd het sym
bool dreigde te worden van een be
paalde gemeenheid en schurkachtig
heid. Het is een uiterst perfide Joodsche
manier, om opeens en als bij toover-
slag van meer dan honderd zijden tege
lijk, lage lasteringen en eer-roovende
beweringen, bij vuilnisemmers vol, over
het onschuldige hoofd van eerlijke
menschen uit te gieten, en men moet
dit hebben gadegeslagen en bestu
deerd, om het geheele gevaar, dat
deze pers-ploerten opleveren, op zijn
volle waarde te kunnen schatten. (Zie
de laster over de N.S.B. - Z. S.).
W is waarheid
Schildert dan Ws tot de steenen het spreken
Want in geen plaats mag de waarheid ontbreken.
En dan bestaat er niets, waarvan
zulk een geestelijke roofridder geen ge
bruik zou maken, om zijn min'Ierwaar-
dig doel te bepeiken.
Dan zal hilT tot in de geheimste
familie-aangelegenheden snuffelen en
niet rusten, eer hij, met zijn instinct
voor ai'es wat vuil en rot is, de een
of andere gebeurtenis heeft opge
schommeld, die uitgebuit zal worden,
om het ongelukkige slachtoffer naar de
maan te helpen. Is er echter noch in
het private, noch in het openbare leven,
zelfs bij allergrondigst onderzoek ook
maar het allerminste te vinden, dan
grijpt zoo'n heerschap eenvoudig naar
den laster, in de vaste overtuiging, dat
er niet alleen, zelfs al wordt -t duizend
maal tegengesproken, toch altijd wel
tuur hebben bezoedeld, dan zijn hef
joden en nog eens joden geweest.
En ik spreek nu nog maar over één
klein gebied, dat der letteren, waarin
de joden de macht hadden, daar zij de
pers en later de radio volkomen aan
zich dienstbaar hadden gemaakt. Het
zou mij ie ver voeren dit proces hier in
den breede na te gaan.
In de politiek.
In de politiek echter was de joodsche
invloed nog sterker.
Wie nagaat, welke personen in de
soc. democratische en de comm. partij
in het bijzonder de touwtjes in handen
hadden, zal tot de conclusie komen, dat
het de joden waren.
Een derde van de Amsterdamsche
raad was joodsch, en een zeer groot
aantal posten bij Volk, Vara, Vakbon
den etc. werden bezet door zonen van
het uitverkoren volk.
Men kan mij vragen, maar beteekent
dat dan niet, dat zij bekwamer waren
dan de niet-joden?
Ik antwoordNeenmaar handi
ger en gewetenloozer, gewiekster.
De jood kan zich wringen en kron
kelen, hij heeft een weinig scrupuleuze
strategie, als het er op aan komt een
zfekere post te bereiken, en hij heeft
daarbij geen enkele reserve, geen
zweem van geweten.
Immers het is zijn religieuze over
tuiging, dat hij een goede daad doet,
indien hij de niet-joden verdringt en
vernietigt en op welke wijze hij dat
doet is hem volkomen onverschillig.
Bovendien, hij die geld bezit, bezit
macht. Weinige joden, die de sleutel-
posten en de knooppunten van handel,
industrie, pers, cultuurorganen in han
den hadden, konden naar willekeur
alles dirigeeren.
De protocollen.
Ik las in de dagen na Mei, behalve
iets zal blijven hangen, maar ook dat
het voor het slachtoffer toch meestal
volkomen zinloos is, om tegen deze eer
roof, die immers onmiddellijk door al
de medeplichtigen van dat pers-heer
schap honderdvoudig wordt herhaald,
den strijd op te nemen; waarbij nog
komt, dat de motieven, welke dit ra-
palje bewegen, nooit die zijn, welke
voor andere menschen bepalend of
tenminste verklaarbaar zouden zijn.
„Eer gaat een kameel door het oog
van een naald, dan dat een groot man
door een verkiezing ontdekt wordt."
Uit „Mijn Kamp".
Godsdienst geen zaakje.
De ergste verwoestingen zijn die,
welke diegenen teweegbrengen, die de
godsdienstige overtuiging voor poli
tieke doeleinden misbruiken. Tegen
deze ellendige zwendelaars, die in den
godsdienst een middeltje wenschen te
zien, om hun politieke, of beter nog,
hun zuiver zakelijke belangetjes te die
nen, kan eenvoudig niet scherp genoeg
worden opgeireden.
Deze onbeschofte leugenaars schreeu
wen weliswaar met stentorstem, zoodat
al de zondaars het kunnen hooren, hun
geloofsbelijdenis, maar dat niet, om er
zoo noodig voor te sterven, doch om
hierdoor beter te kunnen leven. Voor
één enkel politiek zwendeltje, mits
de voordeelen welke er mee gepaard
gaan, maar groot genoeg zijn ver
sjacheren zij hun godsdienstvoor tien
kamerzetels sluiten ze een bloedsbroe
derschap met de marxisten, de doods
vijanden van alles, wat godsdienst
heet, en voor een minister-portefeuille
zouden ze een huwelijk met den duivel
aanoaan, wemneer ze althans niet meer
„Mijn Kami- ook de zgn. Protocollen
van de Wijzen van Zion.
Tevoren was mij reeds medegedeeld,
dat deze valsch waren. Ik begon deze
ontzettende onthullingen met eer^ neu
traal hart te lezen, maar al lezende
kwam ik tot de conclusie, dat, al zou
ook aan de historiciteit dezer theses
getwijfeld worden, de praktijk des
lévens uitwees, dat deze protocollen
waren bewaarheid.
Al wat hier op dit joodsche congres
was uitgebracht en besloten, eeuwen
geleden, was verschrikkelijke realiteit
geworden. De joden hadden inderdaad
de sleutelposities in handen, zij hadden
de volkeren bedorven, door bloedsver-
menging en door de zwoele sensuali
teit van hun nomaden-ras.
Zij hadden zich binnen allerlei staats
instellingen gedrongen, zij hadden door
zgn. bekeering ook in de kerken hun
invloed verkregen, zij hadden immers
het kapitaal van kloosters en orden in
hun handen (prot. 16 en 17) beheersch-
ten reeds de kabinetten en vooral, zij
hadden door het marxisme (Marx was
een jood) de partij-strijd doen oplaaien
tot revolutie's, zij hadden door werke
loosheid het volk tot den rand van den
chaos gebracht.
Ik zou iedereen, die niets van den
strijd tegen de joden begrijpt, dan ook
willen aanraden deze Protocollen eens
kalm te lezen en te overdenken. Men
zal dan bemerken, dat aan de historici
teit dezer duivelsche statuten en plan
nen niet valt te twijfelen.
Men gaat alles
anders zién.
Wie eenmaal, zooals ik in die dagen
na Mei, begint te begrijpen, dat zich
een drama heeft voltrokken en nog
voltrekt door de schuld van dit, ons
volk vreemde woestijnras, voelt de
drang in zich opkomen meer te onder
zoeken.
over een toevallig restje fatsoen be
schikken, dat Satan van zooiets kon
weerhouden. „Mijn Kamp", blz. 325.
W is waarheid
Openlijk dient hier de waarheid gezegd
Dat steeds een ander voor Engeland vecht.
De hoogste wijsheid.
Een mensch mag nooit in de waan
zinnige meening vervallen, dat hij zelf
nu werkelijk tot heer en meester der
natuur zou zijn geworden de man,
die het ongeluk heeft, half ontwikkeld
te zijn, is spoedig geneigd, dat te ge-
looven maar hij moet de fundamen-
teele noodzakelijkheid in de geheele
werking der natuur inzien, en ook be
grijpen, hoezeer zijn bestaan afhanke
lijk is van deze wetten, welke een eeu
wigen strijd en het ononderbroken stre
ven om hooger te komen, ■"■omschrij
ven.
Dan zal hij voelen, dat in een we
reld, waar planeten hun banen om
zonnen beschrijven, waar manen om
planeten cirkelen, waar altijd de ster
kere, den zwakkere overwint en hem
tot dienen dwingt óf hem breekt, dat
in zulk een wereld voor den mensch
geen uitzonderingswetten kunnen gel
den. Ook in zijn leven beslissen de
eeuwige beginselen van deze hoogste
wijsheid. Hij kan trachten, om ze te
begrijpen, maar hij kan zich nooit van
hun invloed bevrijden.
„Mijn Kamp", blz. 293.
Men gaat na wanneer de joden in
ons land kwamen en wat sindsdien is
gebeurd. Men zal verstomd zijn, men
krijgt een totaal ander inzicht.in onze
geschiedenis, men gaat onze groote
mannen kleiner en onze kleinen grooter
zien, kortom, men voelt dat onze ge
heele cultuuropvattingen de laatste
jaren niet meer Nederlandsch, niet
meer Germaansch, doch joódsch zijn
geworden.
Reeds uit het Oude Testament kan
men, indien men niet onder zekere
suggesties staat, hoogst leerzame din
gen leeren omtrent de opvattingen der
joden over huwelijkstrouw, plichtsbe
trachting, reinheid van lichaam en
geest.
Dit kan met zekerheid worden vast
gesteld, dat de joden het klaar hebben
gespeeld om geheele volkeren ten
gronde te doen gaan. Ik noem slechts
Griekenland en Perzië. De joden zijn
de stukbrekers geweest van de Ger-
maansche cultuurzij hebben hun
smetstof overal verspreid en overal
waar zij kwamen en gingen lieten zij
een spoor van geestelijk bederf achter.
Het was Adolf Hitler, die de macht
van het Maxisme, derhalve het joden
dom brak en die Europa weer zal ge
nezen van deze pest
Zal men dit nu nog niet begrijpen?
Nu er teekening komt in het wereldge
beuren, ben ik er zeker van, dat duizen
den en honderdduizenden na langen
of korten tijd zullen gaan inzien, dat
het Natinaal-Socialisme, hoe vervloekt
en bestreden, zuivering en oplossing
brengt. En het joodsche vraagstuk,
hoewel zeer belangrijk, is nog slechts
één facet, één zijde van de Nationaal-
Socialistische levensbeschouwing.
Hierover in mijn volgende artikelen
meer. Martien Beversluis.
Veere, Aug. 1941.
(Wordt vervolgd)