Met de oogen een vrouw s De Ballade van het dagelijksche brood 1 8 8 8 8 8 fi 8 a stroo Het volgend verhaal werd geschre ven door de schllderesse H. llcken- Andereya, die de kerkerstraf in pllewcrutsdijk meemaakte. De tee- keningen en krabbels maakte zij tijdens haar verblijf aldaar. In gevangenschap. Na twee dagen en nachten kerker- schap was de korte marsch door de stralende zon op de morgen van Pink steren een geluk. Men moet het zich voorstellen acht-en-veertig uren kerke- schap deels alleen, deels in gezelschap van een lotgenoote, alleen met ie ge dachten, die slechts onSerbroken wor den door de vette jodenstem van den A.N.P.-man, die valsche overwinnings- berichten verkondigt. Dat is een gees telijke foltering. Doorgaans was er een zekere overeenkomst met de inquisitie, ook zonder de duimschroeven; blijk baar zijn de menschen sedert de mid deleeuwen niet veel veranderd. Toen werden ontelbare vrouwen en meisjes als heksen verbrand. Met dezelfde ver hitte gemoederen schreeuwen de men schen in de 20ste eeuw „hang d'r op". Op den morgen van den lOen Mei 1940 stonden ze bij elkaar, vervuld van haat, bloeddorstig en primitief. Ver dachtmakingen, onbewezen geruchten van allerlei soort, waren voldoende om humaniteit, christendom, edelmoedig heid en gerechtigheid als doode blade ren in de Herfst te doen verwaaien. Men had Jaren onder de wilden ge leefd l De eerste nachten. De eerste nacht was onrustig, af- en aangeloop op het stadhuis, radio, vallende bommen, zeker op het nabije vliegveld. De tweede nacht is er blijkbaar vluchtalarmakelig stil is het, men voelt, dat men geheel alleen in huis is. Ik maak het me zoo gemakkelijk als mogelijk is op de smerige matras, m'n hoofd op de handtasch. Huiverig en hongerig probeer ik wat te slapen. Maar ook dit is me niet gegund. Een waanzinnige begint met een eigenaar dige stem' eerst te praten en daarna te schreeuwen, als een dier. Na eenigen tijd wordt hij in de cel tegenover de mijne gebracht, blijkbaar ontwikkelt hij een buitengewone kracht, het is een plotseling alarm veel man nenschoenen, geschuivel, uitroepen, worstelen, dan gaat de deur dicht. Het is een angstig gevoel alleen met een waanzinnige opgesloten te zijn. Hij brulde als een beest en sloeg het weinige wat er in de cel aanwezig was kapot, bed, vensters en W.C. (die net als bij mij als een sieraad te pronk staat). Ik vreesde, dat het hem nog zou ge lukken de deur te rammen. Hij trom melde er vreeselijk op. Mijn zenuwen waren na dezen nacht tot het uiterste gespannen. De boottocht. De boottocht 's morgens was ook niet opwekkend. Ten eerstewaarheen zette dat ding koers? Misschien naar een Engelsch oorlogsschip Wij werden beneden als haringen tezamen geperst, goed bewaakt door grimmige politie. Vele van de kameraden konden het slingeren niet verdragen en zagen er jammerlijk uit. Een heel oude baas kraaide echter heel monter tegen Mevr. N.T. naast mij„Ik geloof, dat ik hier de oudste ben I Ik ben 68, en hoe oud bent U." Hij was hardhoorend en had in het geheel niet gemerkt, dat wij ver plicht waren te zwijgen. Het was wer kelijk komisch. Toen kwam de landing (klaarblijke lijk op Nederlandschen bodem) en het transport in de autobussen. De dorpsbewoners op z'n Zondags uitgedost staarden ons duister en dreigend na. Dan marcheerden wij onder politiebewaking een heuvel op het fort Ellewoutsdijk. Een pak viel ons van het hart. Het slot. In de donkere poortopening wachtten wij zwijgend, doch wij twee vrouwen, die weten, dat onze mannen erbij zijn, begroetten deze met de oogen. Bij het afgeven van de passen en notitieboekjes nog een klein tusschen- spel. In m'n handtasch vindt een sol daat een pak briefkaarten, waarop is afgebeeld hef gedenkteeken te Bloem- fontijn in Zuid-Afrika ter nagedachtenis aan de 26370 vrouwen en kinderen, die in de concentratiekampen zijn omge komen. Een soldaat gaf deze aan zijn kameraad. Die gaf ze mij zichtbaar geërgerd terug. Vrouwen in het con centratiekampja. Op de binnenplaats van het fort stonden honderden mannen en vrou wen op groepen pratend bijeen. Na de donkere, eenzame hechtenis, was deze aanblik onbegrijpelijk mooi. Ieder wilde van ons „nieuwelingen" de toestand der gebeurtenissen hooren. Doch wat wisten wij Ik had wel de radio gehoord en ook het rollen van het kanongebulder, doch verder wisten wij niet. Voorloopig was mij de zon voldoen de, en dan had ik eindelijk mijn kolos sale honger gesteldgeen delicatesse had mij beter kunnen smaken dan deze hutspot op den Zondag van Pinksteren 1940 Het was zooiets als een para- dijskost. Mijn slaapzaal, een donkere voch tige tunnel, doch blijkbaar wel inge richt voor bezoek, zij beviel mij ook, want ze was bevolkt met vele lotge- nooten entwee jonge honden. Nieuwe stroozakken, vlijtig door de mannen gevuld, hoog als bergen en kussens, rond en hard als een steen, wollen dekens, blikken schaaltjes en enkele vaatdoeken als handdoek, mes sen en vorken en lepelsmen had er vooruit voor gezorgd. Doch, dat het fort nog uit den tijd van Napoleon stamde, kon men het beste merken aan het „stilletje". Zoo iets onhygiënisch heb ik alleen in Frankrijk gevonden. Wel te rusten, goênacht! Wij moesten vroeg gaan slapen, daar er geen licht was. PC-l 31 i ot»ocooi>öcx:oooowooooöt»oooo<x>txsot>cx)txx)oooooooooowTOw=.^wx»coooooö<x>ooooö<)ooo' <000003000000030 Eerste zang. Boven onze tunnel vlogen de vlieg tuigen, men hoorde knallen en rollen. Op onze stroozakken was het echter stil, ieder luisterde en dacht of schreide zachtjes in de beschutting der duister nis. Met roerende kameraadschap had men mij met alles geholpende eene had mij dit, en een ander weer iets anders geleend, daar ik immers zonder bagage in het „Hotel" aangeland was. Zelfs een tandenborstel en een won derbaarlijk schoon lila nachtgewaad ontving ik. Het slijten van den tijd. 's Nachts was men aan angst en ver twijfeling ten prooi, overdag werden deze weer weggelachen. Vooral de duisternis en de gegrendelde deur be angstigden ons. 's Morgens ontwaakte echter met het spaarzame licht, dat door de schietga ten binnenviel, de vroolijkheid. Het toiletmaken van al die vrouwen, die met een schoteltje water heele schoonmaak-orgiën vierden, was erg komiek. De wasch werd zelfs gedaan, hoewel het spul heelemaal niet droog de. In ieder geval was het een bezig- 3 heid. Iedere vrouw had haar pakje te dragen, de een nam het zwaarder op dan de ander, man en kinderen had den ze plotseling moeten verlaten, eenige mannen waren zelfs als soldaat in den oorlog. Vrouwen op leeftijd waren erbij met witte harenook was er een kind onder. Een dame had een breiwerk bij zich en velen staarden begeerlijk naar de naalden, die een bezigheid beteekenden voor de lege handen. Maar het werk eindigde nooit, want het werd aldoor weer opnieuw uitgetrokken en opnieuw opgezet. De Duitsche schippersvrouwen had den naaigerij enz. bij zich in hun groote koffer, ze hadden een uur gekregen om te pakken. Ze hielpen iedereen en wel in het bijzonder de „ongekoffer- den". Ik had ook wel het een en ander uit m'n huis laten halen, maar het was een man, die dit waagde en die had de zaak heel komiek opgelost. In mijn kleine koffer bevonden zich ongeveer vijf lippenstiften, allerlei monsters van poeder, verdroogde gezichtscrème.... maar geen stukje zeep of tandpasta. De onderlinge hartelijkheid vergoedde veel. Dat was een ontspanning na de maanden van haat, waaronder ik bijna lichamelijk had geleden. Toen we plotseling overdag achter slot en grendel werden gezet, babbel den wij urenlang, eenigen speelden kaart of het molenspel, dat ze zelf ge fabriceerd hadden, en ik teekende. Zoo gingen de lange uren van den dag voorbij. g x g g X g g IX. Zij jagen langs de wegen, naar wien toch en naar waar Zij gaan elkander tegen ze jagen op elkaar. Al vroeg om 't doel te kiezen ('t licht is nog kil en schaarsch) gaan zij met hun valiezen, de kleine handelaars. Zij snoeren 't vast en dragen hun spotgepyjsde goed. De grooteren gaan per wagen, de kleinen gaan te voet. Hoe slaan dé rinkelbellen of geven geen gehoor bij 't nutteloos vertellen, bij 't luikje van 't kantoor, Dan keeren zij verdrietig en zonder order weer. Luchthartig doend' maar nietig voor hun misnoegden heer. Zij zitten stroever neder bij hun bezorgde vrouw. Zij hoopten altijd weder dat 't morgen vlotten zou 8 oooooooock^oooooooooooooooqooooooooooooooca 't Wordt nachthun handen beven en 't hart is zwaar als lood van 't uitverkochte leven dat steenen geeft voor brood. s O O x O Ik ken een lied, dat 't hart bekoort. God gaf het ons in 't hart. Het zingt nog in de wereld voort maar valsch is 't en verward. Mijn moeder zong het bi; mijn wieg, in haar geloken schijn; God heeft de arme menschen lief en die gebroken zijn. En toen ik eenmaal, jong en sterk, de wereld binnenging, hoord' ik dat lied in elke kerk, tot mijn verwondering. Want hoe men 't altijd weder las en eiken Zondag bad. Het scheen of elk 't vergeten was als hij 't gezongen had. God heeft dat lied ons eens gebracht in Zijnen Lieven Zoon. Het werd vergoocheld en veracht. Waar vindt het eind'lijk woon? Maar ach... het klinkt'zoo lief en schoon ons hart vergeet het niet. En toch betaalt men onder 't loon, ook hij die 't zingen liet. Heerbreng het in de kerken ons zoo zuiver als Gij 't boodf. OI Schenk in daad en werken ona Uw onverzuurde brood. Wordt vervolgd Bj. Treiterijen. Als men op het laatsfe bed stond kon men door het halfronde venster boven de deur iets van de binnen plaats zien, namelijk de gewapende soldaten, die natuurlijk met het gezicht naar ons toe stonden. Eenmaal per dag werd het eten binnengebracht in een emmer en twee maal daags thee, verder liet men ons met rust. Grimmige geüniformeerden kwamen wel eens plotseling onderzoekend bin nen, dan moest men voor zijn bed springen en in de houding staan of men kreeg de eer onder de hooge be waking van vijf of zes tot de tanden bewapende helden naar de drieper- soons-W.C. te loopen. Het was een bittere pil voor mijn irots en mijn schaamtegevoel, zoo behandeld te worden. Maar eens moest ik luidkeels lachen, toen wij met zijn drieën tegelijk door de heldenketting heenflitsend, bij de half geopende deur door een van die dappere heeren dreigende met een revolver toegesist werden „maar snel!" Die veertig bleeke vT-ouwen had de kok met een soeplepel zoet kunnen houden. Ter redding van zijn eer hoop ik voor dezen held, dat hij zelf aan onze gevaarlijkheid geloofde. Zooiets als spionnen met giftanden In de verte zagen we de mannen loopen en wij vertelden elkaar iederen keer: „ik heb je man gezien". Op een morgen bemerkten wij, dat in den nacht dertig mannen wegge voerd waren. We troostten de schip persvrouw, die man, zoon en neef een jongen nog miste. Zij lag met haar hondje den heelen dag oneindig treurig op haar stroozak. Ik geloof, dat dit kleine wezen, dat haar nog geble ven was, haar troost gaf In de vertwij feling. Evenzoo was het andere hondje, een grappige herdershond van 6 weken, een zegen voor het kind, dat zich ge heel verlaten moest voelen onder cd die volwassenen. Hoe onaangenaam deze diertjes de algemeene vochtigheid nog verhoogden, zij waren in deze om standigheden voor hun bezitters een geestelijke reddingsboei. Een schuldige? Er was een Duitsche vrouw reeds lang door haar huwelijk Nederland- sche die plotseling op 10 Mei van haar man, een Nederlandsche ambte naar, was weggehaald. Ze was ziek en moest geopereerd worden. Nadat iemand aanstoot had geno men aan haar geforceerde vroolijkheid, uitte zij plotseling haar ellende in een eindeloos snikken. Het was een sluis, waarvan zich de deuren openden. Het hart van deze, tot nu toe zoo dappere vrouw, dat ook organisch niet gezond was, brak bijna daarbij. Eenige weken later stierf ze, direct na de operatie. Haar eenige schuld besfond daarin, dat ze in Duitschland geboren was (overigens als Zwltsersche). Aan poli tiek had ze nog nooit gedaan. Haar verlangen naar haar vaderland uitte zich alleen in liederen, die ze 's avonds voor het inslapen met haar mooie stem zachtjes zong. Het land van haar man had haar bitter teleurgesteld. Veranderingen. Eenige dagen daarna bemerkte ik 's morgens vanuit mijn uitkijkpost, dat de bewaking op de binnenplaats met den rug naar ons toe stond, terwijl men ijverig bezig was allerlei zware dingen, munitie enz., naar boven te sleepen. Me verbazing, maar ook met stijgen de bezorgdheid bekeken Mevrouw H. en ik dit. Wat kon dat beteekenen Toch slechts, dat de Duitschers aanrukten, en dat ons intemeeringskamp verde digd zou worden. Overigens geen prettig idee Niemand kon van buiten zien, dat binnen de grasheuvel honderden men schen opgesloten waren. Ik had juist bij me zelf overlegd, om als noodvlag een rose broek uit een schietgat te laten fladderen een bezemsteel bezaten we gelukkig. Toen een oorverdovende knal. Eerst dacht ik natuurlijk „daar heb ben wij het! De eerste bom!" Alles sprong op en vroeg me„Wat heb Je eigenlijk gezien Plotseling heerschte een doodsche stilte. Ook de scheepsmotor, die me den geheelen nach zoo verontrust had, was stilwe ademden allen bevrijd, hoe wel onbewust van het groote gevaar, waarin we ons bevonden hadden, want wij konden niet weten, dat op dat oogenblik de Engelsche oorlogsbodem, die ons ontvoeren zou, een „stuka" ten offer was gevallen. Den volgenden dag, Donderdag, Holland was reeds gecapituleerd mochten wij aardappelen schillen. Buiten in de zon. Nooit had ik gedacht, dat dit zoo'n heerlijk werk was. Lucht en zon na het kelderleven, en wat te doen te hebben. De bergen patatten joegen ons geen schrik aan, ze hadden niet hoog ge noeg kunnen zijn. Heimelijk sneed ik koppen uit de aardappelen, vooral „kromme neuzen" schenen me zeer geschikt. Zoo zaten en stonden we rond de groote ijzeren tobbe met water en wier pen onze aardappelen daarin. Onze bewakers waren talrijk en grimmig. Schil maar langzaam. Den volgenden dag bemerkten wij bij het schillen buiten allerlei op. De bewaking was niet meer zoo strengvele soldaten spraken zelfs met ons. Voor een deel zagen ze er ontsteld uit. Eén fluisterde ons toe „Schil maar langzaam, dan kunnen jullie langer buiten blijven". De mannen werden keldergewijze gelucht en de getrouwden mochten eenige minuten met hun wederhelften spreken. Overal heerschte een stemming vol verwachting. De 's morgens nog zoo bange vraag „hoelang zullen wij nog hier moeten blijven", scheen spoedig beantwoord te zullen worden. Maar zóó snel, daaraan had niemand ge dacht Men had ons verteld, dat Amerika en Italië Duitschland den oorlog had den verklaard en dat Duitschland ver slagen was, maar de beminnelijke ma nier van doen van de soldaten was verdacht. Vrijl Opeens werd de deur geopend, doch iederen keer als de sleutel draaide, kreeg ik hartkloppingen, misschien stonden daarbuiten de negers of de Franschen, of werd er één van ons weggesleeptmaar daar zei een barsche stem: „jullie bent vrij". Het eerste oogenblik kon niemand dat gelooven, wij achterin de tunnel hadden niets verstaan, maar dan ver hief zich een gejubel en geschreeuw, alles drong naar den uitgang en stroomde de vrijheid tegemoet, geheel overweldigd. Dan stond alles om de poort ge schaard en staarde daarop, want daar door zouden de redders verschijnen. Het waren een paar jonge S.S.-manr nen, frisch en met roode wangen, die ik huilend van vreugde aanstaarde als waren het bovenaardsche wezens. We waren vrij 1 1 Het was Vrijdag 17 Mei 1940, een dag van vreugde, wij brachten die allen half droomend door. Veel wisten we niet van de gebeur tenissen af, doch één ding was zeker het lot had ons aan een zijden draad over een afgrond laten dansen. Waarom H. Ilcketi-Andereya. Aan de medewerkers. Copie op tijd s.v.p. Den inzenders wordt uitdrukkelijk ver zocht hun copie uiterlijk vijf dagen vótür het verschijnen van het blad in te zenden. Dit betreft niet actueel nieuws.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Stroom | 1941 | | pagina 3