De Ballade van het dagelijksche brood ramuiykaa«i i i ONDUITSCHE EN DUITSCHE LITERATUUR li. \iu i Speldjes met de Koningin er op verboden! Wat zeggen de Nederlandsche Katholieken daarvan? Democratie bracht honger en dood. De N.S.B. brengt werk en brood! 3cwoo<x)<xx)000000<*x>ooooooo<»oöooöooooooooooooooooooooooooooooo<x5o<j<>oooöööööOü<5öooci00oo<K Eerst* zang. Vil, De mist van t hüich'lend najaar druilt op een verloopen wind. Zorg, dat ge voor de winter huilt, een kleine schuilplaats vindt. Zij hebben ernstig >a gezegd Houdt niet de wet het in? Heeft niet de Kerk het opgelegd de zorg voor het gezin? Maar stil.... daar is geen vuur meer aan en geen die 't brood meer wint. Daar is geen doek meer om te slaan* voor moeder en voor 't kind. Maar stil.... daar is in winternacht geen Jozef, als behoeder. De sneeuw der bitt're armoe jacht om 't kind eri om zijn moeder. De wereld schijnt één Bethlehem met zijn beschroefde blinden. Maar zonder ster of eng'lenstem om Christus hier te vinden. De huur jaagt hen van vlek tot vlek door dwang en woningwet. Met velen in één smal vort rek. 't is maar van Nazaretk. Maar toch, o lief gezin, omringd van schaüw, bederf en stof, met premies en hosanna's zingt de wereld voor u lof. VIII. Daar glijdt een sfcheepje van de rêe, zoo maar een kleine klomp. En daags slaat de vermeet'le zee, aan zijn versleten romp. Daar woont een nietig visscher in, die vangt voor 't leven bot. Hij vischt verweerd, voor zijn gezin, zich als zijn net kapot.' En sliert de wind zijn zeil te niet, of breekt het roer in twee, dan is zijn armoe en verdriet nog dieper dan de zee. Als 't water hem goedgunstig is met haring of schardijn, brengt op zijn dek de zilte visch hem kort den zilver.... schijn. Maar meert hij aan de kade weer, waar de bascuul hem wacht, dan telt de Staat wat koper neer voor 't zilver van zijn vracht. En schuift de rest in slik en vuur, hoe van de wal betreurd opdat, die 't Ving in 't vinnig uur geen schepel meer verleurt. 't Geblinddoekt recht weegt bij het baal v de zwaarte niet van 't lot. f. En welk gewicht legt in de schaal Q een manneke van sprot K Wordt vervolgd B.s. \jj GC&cttOQGQoaoooaaaottOGaaQoaooeaoocMGoaaGoooQaGoaixtooocioaaGaoooc^osxyiyoaoaocxtaaooGiXioocooQ De Duitsche literatuur, waarvan voor den lOden Mei niets over de grens kwam, werd doodgezwegendeste- luider schetterde men voor de emigran ten. Ik vermeld in de eerste plaats eenige „boeren'-dichters, die het mei de aarde verbonden bestaan diep gaand beschrijven. K. H. Waggerl schiep destijds in de periode van den diepsten ondergang, toen het land nog slechts geldbeleg ging en handel beteekende, een boek „Brood". Het behandelt de strijd van heel eenvoudige menschen om een stukje land. De boer schept het land met eigen handen, zaait en oogst, bouwt een huis en vormt een gezin. Het is alles zoo eenvoudig, maar toch zoo groot, het teekent den Noordschen mensch, standvastig, vlijtig en werk zaam, strijdende met de natuur om het brood om te leven, de mensch, zooals die eenvoudigweg ook door den Noor Hamsun, den Vlaam Timmermans ge schilderd wordtde boer. De literatuur verheerlijkte destijds alleen den zieken, slappen mensch; ■in het boek „Brood" stond echter de gezonde, sterke in het middelpunt. H. E. Busse vertelt in zijn trilogie „Bauemadel (boerenadel)" van de Duitsche aarde. F. Griese schrijft ook over het leven van den mensch, die met de natuur verbonden is „Der ewige Acker (de eeuwige akker)", „Die Weissköpfe (de witkoppen)" en andere werken. De beste familie-roman van W. V. Simpson (die echter meer is dan een gewone familieroman, daar hij een ge heel tijdperk van Duitsch leven be handelt) „Die Barrings" <?n „Der Enkel" (de kleinzoon) kunnen zich met elk werk uit de wereldliteratuur meten. Het getuigt van een diepe liefde voor het land van herkomstde opkomst en neergang -verbonden met politieke gebeurtenissen uit den tijd van Bismark en Willem II van eenige generaties op een Oostpruisisch landgoed worden meesterlijk beschreven. Dan zijn er de arbeidersdichters, die niet als de zoogenaamde meestal joodsche arbeidersdichters Tucholski, Mühsam enz. internationale, ophitsende en afbrekende gedichten schrijven, doch een verheerlijking geven van de kameraadschap, de arbeid en de ge meenschap. Karl Bröger, zoon van een metselaar, heeft net als zijn kameraad dichter Hein Lersch een harde jeugd gehad. Zijn taal is eenvoudig, maar zijn figuren leven. Eenige liederen van hem zijn bezit van het heele volk ge worden. De roman van zijn leven is „Der Held im Schatten" (de Held in de Schaduw). „Bunker 17" is een monu ment voor de kameraadschap van de soldaten. Heinrich Lersch was ketelsmid, stierf in 1936. Hij heeft het woord gegrift Duitschland moet leven, al moet het ook sterven. Ook romans heeft hij geschreven en veel mooie gedichten. Een van de oudste dichters, die zich reeds vroeg tegen de optaardingsver- schijnselen keerde en die de grondslag voor de volksche dichtkunst legde, was Emil Strauss, wiens nieuwe boek „Lebenstanz" (Levensdans) een spiegel uit den tijd vlak na de wereldoorlog is. Hans Johst, nu president van de academie der dichtkunst, is vooral be kend door zijn drama „Schlageter". Hij schreef zeer goede romans „Die Torheit einer Liebe (de dwaasheid van een liefde)", „Kreuzweg (kruisweg)" en heeft ook eenige tooneelwerken en verschil lende bundels gedichten uitgegeven, „Lieder der Sehnsucht" en „Mutter". M. Jelusich schreef bijzondere ge schiedkundige romans, „Cromwell", „Der Löwe". H. F. Blunck, Balladen en gedichten. H. Carossa uit Munchen met zijn fijne gedichten alè „Artz Gion (dokter Gion)" en „Oorlogsdagboek". v En daarmede ben ik aangeland bij de vele romans van de wereldoorlog, waarvan de meest pakkende „Der Glaube cm Deutschland (het geloof aan Duitschland)" van H. Zöberleïn, een dagboek van de strijd aan het west- front, is. Adolf Hitler gaf het een bege leidend woord mee. Hij zegt„hier is het legaat van den oorlog neergeschre ven". E. Witiek gaf met zijn kleine werkje ..Manner (Mannen)" een indrukwek kend boek van den grooten oorlog. Het zijn 12 korte schetsen, eenvoudig en duidelijk vertéllen zij van het helden dom van de onbekende soldaten. Ik noem hier nog een schokkende trilogie van Erich Dwinger over krijgs gevangenschap in Rusland, over den strijd in de Baltische landen „Der leizie Reiier (de laatste ruiter)" en het ver volg „Auf halbem Wege". Dwinger werd door eigen ondervinding tot dich ter. Zijn laatste boek „Der Tod Jn Polen (de dood in Polen)" moeten voor al zij lezen, die tot nu toe al hun mede lijden gaven aan menschen, die dit ln het geheel niet waard zijn. Natuurlijk zijn er nog vele andere Duitsche schrijvers, een heel goede is E. G. Kolbenheyer, die een trilogie schreef „Parazelsius (Paracellius)". De genoemde boeken zijn Duitsch in den besten zin van het woord.. De jongste dichters van de nationaal- socialistische strijdliederen zijn Anaé- ker, G. Schumann, H. Böhme en Heri- fceri Menzel. Wie zich nu werkelijk .een oordeel vormen wil over de nieuwe Duitsche literatuur, die l^gge de emigranten- lectuur terzijde en probeere rechtvaar dig te oordeelen, na lezing van het hierboven vermeld werk. Fr. Ilcken-Andereyen. D Af f BNIIDA ABC Tl i~'. i. ':y< IV. Ons Nederlandsche Volk. In het vorige hoofdstuk werd aan getoond, dat een menschenras hetwelk zijn bloed zuiver weet te houden, door geen uitwendige oorzaken ten onder gang kcm worden gebracht, hoe heftig en sterk deze ook op dat bepaalde ras mogen inwerken. Het sterkst sprekende bewijs hier voor wordt zooals ook daarin werd bewezen geleverd door de geschie denis van het Joodsche Volk. Thans doet zich. de vraag voor, of ook voor ons Nederlandsche Volk hieruit leering valt te trekken. De Nederlandsche Unie heeft het in deze tijden in woord en geschrift er bijzonder druk mee telkenmale woor den te bezigen als„echt Neder landsch'', „in oer-eigen Nederland- schen zin", enz. Men kan geen num mer van dit slaapverwekkende blad, „De Unie" geheeten, openslaan, of men vindt in overdreven mate, tot vervelens toe deze uitdrukkingen. Echter nimmer wordt, nader toegelicht, wat men in die kringen onder „Nederlandsch" ver staat. En dit laatste nu is hét, dat wij, nationaal-socialisten, deze Unie zoo buitengewoon kwalijk nemen 1 Zij schermt hier met een begrip waarmee zij „de mctssa" denkt te vangen, om dat het ieder Volksgenoot in deze'som bere tijden sympathiek in de ooren klinkt, zonder precies aan haar volge lingen duidelijk te maken, wat men onder het begrip „Nederlandsch" dient te verstaan Dat dit een typisch Joodsche strijd wijze is, n.L een Volk te laten naloo- pen en het warm te maken voor een vaag „begrip", om ondertusschen zelf met alle mogelijke winst en buit te gaan strijken, zullen we in het vervolg nog meermalen acmtoonen, doch zij in dit verband slechts even terloops ver meld. Ook wij' naüonaal-socialisten wen- schen in de toekomst niets anders, dan dat ons Nederlandsche volk dus ook het öer-eigen karakter van ons volk wordt bewaard. Maar dit niet. alleen, wij wenschen ook dat de prach tige raseigenschappen waarvan wij in deze dagen helaas maar al te weinig merken, maar dig in diepste wezen echter aan ons volk eigen zijn ver der worden ontwikkeld 1 Dus niet al leen „bewaren", zooals de behoud zuchtige Unie dat wil, maar vooral ontwikkelen Alleen op deze wijze kan onze vaste overtuiging, ons Volk in de naaste en in de verre toekomst zijn rol spelen in den Germaanschen Statenbond die door Adolf Hitler na de aanstaande nederlaag van Engeland zal worden opgericht en geleid. Wij zullen dit nader toelichten. Als wij schrijven en praten over het Neder landsche Volk, dan moeten wij niet, zooals de Unie dat doet, verder alles ln de mist laten, doch vlijmscherp om schrijven, wat wij onder het Neder landsche Volk verstaan. Alleen dui delijke omschrijvingen der dingen waarover met spreekt hebben nut. De eerste vraag die zich, nu voor doet is deze Wat is eigenlijk een Volk Als wij over deze vraag even na denken, dan kan ieder daarop ant woorden, dat een Volk is een grooier of kleiner deel van de menschheid, dat een bepaald gedeelte van den aard bodem bewoont en bezit. "Ten Volk is dus samengesteld uit twee deelen 1. de menschen waaruit het Volk bestaat 2. de grond waarop deze menschen leven. Laat de lezer over deze omschrijving even rustig zijn gedachten laten gaan. Hij zal dan tot de gevolktrekking moeten komen, dat deze twee genoem de bestccnddeelen tevens ook de twee eenige zijn, waaruit ieder Volk, dus ook ons Nederlandsche Volk, bestaat. Alles wat een Volk voortbrengt, het zij geestelijk, hetzij stoffelijk, is terug te brengen op datgene, wat de men schen uit zichzelf en uit de tot hun be schikking staande bodem weten te halen, te verwerken of te verhandelen. En schrijft U nu verder niet," wanneer U thans hoort, dat de zoogenaamde Bloed- en Bodem-theorie uit het „hei- densche" Duitschland niets anders is, dan de uitwerking van deze eenvou dige grondwaarheden, die wij allen bij rustig nadenken zelf in onze Zeeuw- sche omgeving iederen dag aan de praktijk kunnen toetsen. In het kort ^kunnen wij dit alles samenvatten in deze eene zin Het Nederlandsche Volk bestaat dus uit het Nederlandsche bloed en zijn Ne- derlandschen bodem En laten wij thans deze twee be- standdeelen van ons Volk nog eens nader beschouwen. In dit verband kunnen wij het kortst zijn over onzen bodem. Zeker in Zee land, een gewest dat is samengesteld uit een groot aantal polders, behoeft het geen verdere uitleg, dat onze Voor ouders dezen bodem niet ten geschen-, ke hebben gekregen, doch deze stuk na stuk zelf hebben móeten veroveren op de zee, en dat ook wij nog dag voor dag voor het behoud daarvan moeten vechten. Een vraag echter, die in onze dagen van politieken strijd, meer op den voorgrond treedt is die van de samen stelling van het Nederlandsche Bloed. Daartoe dienen wij een t kleine ge schiedkundige beschouwing te houden over het onstaan van ons Volk. Zeer in het kort kunnen wij zeggen omdat deze dingen aan ieder be kend zijn dat omstreeks het begin onzer jaartelling, zich in deze lage landen aan de zee hebben gevestigd 1. de Friezen; 2. de Franken 3. de Saksen. Al deze drie volksstammen behooren tot het Germaanschen ras. Ondanks oorlogen (tegen de Romei nen en natuurrampen (watersnooden enz.), heeft dit ras zich in deze landen gehandhaafd en vormt het de kern, waaruit ons huidige Volk zich heeft gevormd. Op onze scholen poogt men vooral de laatste jaren, onder invloeden van Kerk en Jodendom, deze eenvoudige waarheden te verdoezelen, zooals he laas zoo ontzaggelijk veel door deze machtén voor ons Volk werd en wordt verdoezeld I Immers, zooals wij reeds in een vorig hoofdstuk vaststelden in geen geval konden die machten in hun eigen belang toestaan, dat ons Volk zich van zijn eigen ras bewust werd I De gewone dooddoener die men in dit verband hoort is dan deze, n.l. dat ons huidige Volk niet meer zuiver van Germaanschen bloede zou zijn, dat in die oorspronkelijke drie stammen waarvan ook Kerk en Jodendom het zuivere Germaansche bloed nu een maal niet kunnen loochenen zooveel vreemd bloed zou zijn opgenomen, dat het „belachelijk", „bekrompen", „onwe tenschappelijk", zou zijn of „een door Duitschland naar voren geschoven mo tief om Nederland gemakkelijk te kun nen inlijven" om ons nog op onze Ger maansche afstamming te beroemen I Natuurlijk zijïi er in ons Volk ver schillende lieden binnengekomen, die zich met de oorspronkelijke bevolking hebben vermengd, die niet tot het Ger maansche ras behoorden. Deze be hoorden bijv. tot het z.g. Alpiner-ras en door deze opname van weliswaar Arisch, doch niet-Germaansch bloed, is het te verklaren, dat de lichamelijke eigenschappen als kleur van haren en oogen, schedelvorm, lichaamslengte, enz. bij vele van onze thans levende Volksgenoten niet meer geheel zuiver beantwoorden aan de eigenschappen van de oorspronkelijke raszuivere Ger maansche stammen. Maar men overdrijve dit verschijnsel echter niet I Vooral in onze plattelands-provin ciën, ookin Zeeland, treft men vele volkomen zuivere Germaansche fami lies aan. Vooral ln Friesland, doch ook in Gelderland en Overijssel. En wan- neer men in Brabant en in de groote steden rondkijkt, dan zijn yan de aller meeste menschen, die duidelijk tot een gemengd ras behooren, in ieder geval de Germaansche trekken overwegend En zeer zeker is dit het geval, wanneer men de geestelijke eigenschappen be schouwt. Het zou te ver voeren, om hier stuk voor stuk de lichaams-eigenschappen te bespreken, maar leder die wel eens in het buitenland heeft gereisd, bijv. in Frankrijk of Zwitserland, ziet onmid dellijk aan diens bouw, wanneer er een Franschman, Spanjaard of Italiaan in de trein stapt en zal die nooit ver warren met een Nederlander, Duitscher of Engelschman. En om een voorbeeld aan te halen, dat ieder onzer het laat ste jaar zelf heeft kunnen beleven Toen de Duitsche soldaten hier kwa men was ons allereerste ïjjtroèp„Zij zien er net zoo uit als onze eigen jongens, alleen de kleur van het uni form is iets verschillend" 1 Met andere woordenAlleen uit dit voorbeeld valt reeds af te leiden, dat ons volk tot hetzelfde ras behoort als het Duit sche En wel zoo sterk dat er hier en daar nogal komische verwarringen zijn ontstaan op den eersten dag der bezetting. Zooiets zou ons met de Franschen nooit zijn overkomen I Eerst in de jaren 15901600 kwamen hier de eerste belangrijke hoeveelhe den uitgeweken Spaansche en Portu- geesche Joden. De bevrijdingsoorlog legen Spanje was toen al vanaf 1568 aan den gang, er waren reeds koloni ale gebieden veroverd, er viel- dus meer te „verdienen" dan in Spanje en Portugal, waar de room reeds van de melk af was en men hen liever kwijt was dan rijk. v De Joden zijn altijd een opzichzelf staand ras gebleven, dat zijn bloed zuiver hield, zooals we in het vorige hoofdstuk reeds zagen. Wel zijn vele families met Joden ver basterd. Speciaal de zoogenaamde adel heeft hiervan veel te lijden gehad. Een lid van dien „adel" dat aan geld- -gebrek leed, trouwde vaak met een rijke Jodin, was daarmee geldelijk uit den brand, maar bedierf daardoor zijn Gërmaansche bloed Om twee zeer principieele redenen dus beschouwen wij, nationaal-socia listen, de Joden niet als Nederlanders 1. zij hebben aan den opbouw van het Nederlandsche Volk practlsch niet deelgenomen. Zij kwamen hier op een tijdstip, dat deze bijna voltooid was, alleen om „handel" te drijven. Hebben nooit in onze bodem ge werkt, dus noch iets bijgedragen tot aanwinst of behoud daarvan, doch alleen de geldelijke voordeelen daarvan uitgebuit 2. zij voelen zich zelve te behoren tot de Joodsche Natie 1 Niemand kan twee heeren dienen. Alleen op dezen grond is het dus eigenlijk krankzinnig om te beweren, dat een Jood „Nederlander" ls. Dit aan het adres van de zoogenaamde „Neder landsche" Unie. C. M. J. Boogerd, arts Zierikzee. Men zij gewaarschuwd! Er zijn lieden, die vroeger nimmer voor de Vorstin gevoeld hebben, die geen vlag uitstaken op haar verjaar dag, of die onderling kibbelende oranje-vereenigingen, die elkaar plaat selijk zelfs bestreden, alleen maar aandacht hadden voor vlaggeaoek, cacao, koeken of zaalverhuur, en die thans met uitgesneden koninginne- kopjes rondloopen, als waren zij de vurigste Oranjeklanten. Wij kennen deze heeren en dames. Er zijn er, die er vier of vijf op hun jas dragen en die als de wind draait trachten zich in de N.S.B. te draaien. Wij hebben deze dubbeltjes en kwartjesdragers altijd ietwat zielig ge vonden. Wij wisten dat eens het mo ment zou komen, dat dergelijke de monstraties voor een vorstenhuis dat gevlucht is, verboden zonden worden. Het is de goedheid der bezettende macht, die zulks lang tolereerde. Want ons vroeger vorstenhuis heeft zich in het conflict vijandig partij gesteld en het was daarom duidelijk, dat oens een einde zou komen aan het openlijk demonstreeren voor de vijanden, op straat en jaop den kansel. De Führer heeft de Nederlandsche krijgsgevangenen vrijgelaten. Waar hij die der andere landen nog, volgens het oorlogsrecht, vasthield en ook onze jongens kon vasthouden, heeft hij hen vrij gelaten. Er is hiervoor geen dankbaarheid, zelfs geen erkentelijkheid betoond. Integendeel, men heeft geleurd met oranjerie-inventarissen, om den bezet ter te tergen. Thans is het „bij verordening ver boden aan fabrikanten, winkeliers en andere belanghebbenden door het geheele land, vervaardiging, verkoop en in voorraad hebben van speldjes en beeltenissen van de koninklijke fa milie, in welken vorm ook, te bevor deren, of te dragen." Ook andere sieraden met dergelijke reclame zijn verboden. Ook portretten vallen onder deze verordening. Zij, die dit verbod overschrijden, zullen gestraft worden. Men zij ge waarschuwd Ter gelegenheid van den verjaardag van Hitier zijn er in alle R. K. kerken ln Duitschland plechtige godsdienst oefeningen gehouden, die dit jaar bij zonder plechtig waren. De priesters gaven in hun predicaties een schildering van het voorbeeldige leven van den Führer en zijn zichtbaar gezegend werk van den opbouw. Konrad, graaf von Preysing, de bis schop van Berlijn, bracht den Führer de gelukwenschen van den Berlijn- schen clerus. Enz Het moei den Nederlandsche Katho liek wel eenigszins verward in hart en hoofd worden, als hij zooiets hoort. Hij moet daaruit wel concludeeren, dat waar zijn eigen Kerk bidt voor Hitier, het verbod hier in Nederland wel een beetje al te mal is. Trouwens, dit verbod wordt eens zeker opgeheven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Stroom | 1941 | | pagina 3