Vrijheid en Volkseer De Ballade van het dagelijksche brood 8 LANDBOUWERS! rl ioooööoogooooooooooocotxx)oooo=::=oo<x)<w:oüoooooooooooo<x.ooooc«Do<>ocxx)eooooöooooöoooo«>oooöoo<)o Eerste zang. D© zon brandt op de esters ran Het overetofd plantsoen. E©n vrouw leunt aan de rastere van 'de perken van 't fatsoen. Zij drinkt er lucht en zonneschijn. Haar bloed is dun en dorst. Haar huls is hoog en veel te klein voor haar benauwde borst. Pe Diesel dondert ieder uur langs 't verveloos balcon. Én nimmer komt een vinger vuur haar streelen met de zon. Zij stelt de schrale graniums bij den versten rand van 't raam. En schuift het geel gordijn terzij om licht in 's Hemels naam. Haar bloemen zijn haar kind'ren, maar zij blijven voos en smal. De fonds-arts kijkt er vluchtig naar. „Het is maar één geval." Maar armetierig, links en rechts, leeft hier de mensch gekooid, waarvoor men afgemeten slechts wat steun als kruimels strooit. O, Heerl geef in de achterbuurt, Uw wereld is zoo groot, waar het zóot hard is en verzuurd, de lucht als daag'lijksch brood. VI. In 't lieve land, waar jachten gaan, licht op den zomerwind, daar weet ik ruischend koren staan voor moeder en voor 't kind. In 't groene woud, in 't stille woud, waar duizend bloempjes groeien, weet ik een vijver van groen goud, waarbij ons kind kan bloeien. In 't blonde duin, in Holland's duin, waarop de zon kan gloeien, weet ik een zuiv're hemeltuin, daar kan ons kindje stoeien. In 't rijke land, zoo breed-beërfd, kris-kras staan daar de koeien, die geven melk ons kindje sterft o God, hei kon niet bloeien. Ik weet een huis, aanzienlijk huis, 't is dicht gesmakt, vol voeder. En op een ander staat een kruis voor 't kind en voor zijn moeder. Het meel is wit, zwart is de dood. En staat er niet geschreven Wat gij den armen geeft in nood, dat hebt gij Mij gegeven 'i Gebrek blies levens van de straat gelijk een wichtloos pluis. En toch, verzakt van overdaad, in Holland staat een Huis Wordt vervolgd B. c^«x>ö0ö0<K)c<x>ö0<>ö<x>00öö0000öc<>00<X50Oö<x:oöoc0»:K):rx:^cxx)Cn:x>(x»000Ca:x)0<w0:::n:xxx5ö<xj0<>00<X5<>::<-0s:>0 ONDUITSCHE EN DUITSCHE LITERATUUR Een belangrijk middel om menschen te beheerschen is het geschreven woord, de pers en het boek. Dat heb ben de joden na hun revolutie in 1918 en nadat ze Duitschland in stukjes gebroken, arm en onmachtig gemaakt hadden goed geweten en nog beter uitgevoerd. „Als de menschen langzamerhand afleeren zelfstandig te denken, zullen zij tenslotte In de geest van onze ideeën spreken, omdat wij de eenigen zullen zijn, die nieuwe denkrichtingen naar voren brengen", staat in de Joodsche Protocollen te lezen. In het 13de en 14de protocol staat dan nog„in de zoogenaamde voor uitstrevende landen hebben wij (de joden) een onbeduidende, smerige, af schuwwekkende literatuur geschapen". Ja, dat hebben zij werkelijk, zooals zoovele van .hun plannen op den weg naar de wereldheerschappij. Als men een boek schrijft, dan heeft men een uitgever noodig en bovendien de critiek, die op het werk de aandacht vestigt en het aanbeveelt. Smerige ge- meene gedichten, romans en tooneel- stukken, over welker inhoud, de pen zich schamen zou, schrijven ze dan, en het publiek, dat nergens geen idee van heeft, hoort van alle kanten „Dat is moderne kunst, dat is de ziel van de huidige kunstenaars, vrij, schaamte loos maar bewonderenswaardig, enz." Men geloofde en werd zoo langzaam vergiftigd. Weinigen weerden al het moderne met weerzin af en lazen slechts de klassieken. Maar de kunste naar heeft het gevoel noodig, dat zijn woorden niet in de lucht klinken, hij schept voor zijn volk. God gaf hem zijn talent, om het goede en edele, dat in elk mensch woont, op te wekken en te vormen. Een kunstenaar is dan slechts vruchtbaar, als hij geworteld is in het volk. Kunst kan niet internationaal zijn, zij straalt wel internationaal uit, maar de oorsprong is altijd nationaal. De joden konden daarom geen Duit- sche, Fransche of Nederlandsche cul tuur scheppen, doch slechts hun eigen, oriëntale, wezensvreemde. Of deze beter of slechter is speelt hier geen rol. In ieder mensch wonen goede en slechte eigenschappen. Zooals op een viool hooge en lage tonen voortge bracht worden, zoo is het ook mogelijk de goede of de slechte eigenschappen in het menschelijk hart te wekken. Vclksvergiftiaers. In Duitschland waren na 1918 de volksverknoeiers er grondig mee bezig „cultuur" te vormen. De dragers van deze „cultuur" na 1933 allen over de gTenzen wonende, ook hier in Neder land, schreven in het Fransch, En- gelsch, enz. en schreeuwden luid „Wij zijn de eenigste waardige Duit- schers", wat nu overblijft zijn alleen de barbaren, die met de kelens ramme len kunnen en op een berenhuid lig gen, zooals hun voorvaderen, zingende en drinkende, doch kunst en weten schap bezitten slechts wij, de emigran ten. Iedereen geloofde het, en dit des te gemakkelijker, omdat niemand van een andere, werkelijk Duitsche litera tuur iets gehoord had. De trommel van de tegenstanders van het volksche leven overschetterde alles. Misschien denkt nog menige Neder lander ofschoon hij innerlijk trotsch is op de grooten van geest van zijn eigen volk dat een jood een Neder landsche kunst kan scheppen. Hij weet trouwens niet zoo precies, wat eigen lijk een volk is. Ik wil daarop niet verder ingaan, maar misschien denkt de een of ander wat „zelfstandiger" over deze vragen na, denkt aan de vele groote mannen van het Germaansche rasRembrandt van Rhijn, Rubens, Bach, Beethoven, Goethe, Schiller, Vondel en zoo onein dig veel meer. En wat gaf hem de jood, die reeds drie eeuwen in de Europeesche vol kengemeenschap leeft? Op de zinnen werkende effecten, schlagers, Operetten, virtuozen en won derkinderen. Zij scheppen niet, doch bootsen na. Van de Duitsche literatuur na den wereldoorlog en vooral van die na 1933 weet het buitenland niets afdeze werd doodgezwegen. Men las Stephan Zweig, Wassermann, Feuchtwanger, Vicki Baum, Werfel, voor -n na hun vrijwillige vlucht, en zoo vt.e anderen. tn de gedichten en romans werd iedere laster in deugd om-gezet. Een hem welgezinde criticus schreef over Werfel„Er heerscht In vele ge dichten een barokke lust tot gruwelen, tot weerzinwekkende beelden van won den, etter, bederf." F. Bruckner (Israel Togger) procla meerde vrijstelling van straf voor iedere misdaad. In de romans werden lafhartigheid, perversiteit en trouwe loosheid verheerlijkt. Er was een ver telling van een oudere professor, wiens jonge vrouw een verhouding had met zijn lievelingsleerling. Deze bedroog zijn beste vriend en leeraar, vernietigde heimelijk diens geluk, doch dit alles werd zoo handig voorgesteld, dat men aan het einde van het boek aan de kant van den zondaar stond. Dat is de ontbindende, joodsche ma- ijier tot bederf. „Niet de moordenaar is schuldig, doch de vermoorde" Tenslotte kan men iedere misdadiger vrijspreken, want hij. is het slachtoffer van zijn opvoeding, zijn omgeving en aanleg. Vooral de aanleg, waartegen men niet vechten kan, is een teer punt. Zoo geraakt men zonder oordeel en zonder moraal, voor iedere smerigheid heeft men een verklaring en veront schuldiging. Zonder reserve uitleven van begeerten, vrijspraak voor misdadi gers, de jeugd is voor deze infectie zeer vatbaar en wat eenmaal verbogen is, wordt niet makkelijk weer recht. De edele eigenschappenheldenmoed, trouw, eerlijkheid moesten belachelijk gemaakt worden. Een destijds „groote" penvoerder schreef over de in den wereldoorlog gevallenen„De offers van deze massa-bezopenheid zijn niet te laken, maar te betreuren". Men zegge niet, hier in Zeeland zijn weinig joden, hun invloed is dus niet merkbaar. Het is niet zoo zichtbaar, - als bijvoorbeeld in Amsterdam, maar het gedrukte woord heeft hier deste- meer invloed, door alle muren dringt dit gift, het doet er niet toe of het op het land of in de steden is. De H.B.S.- jeugd is al aardig volgepompt met joodsche ideeën, deze is niets beter dan die in Duitschland in den tijd na den oorlog. H. Ilcken-Andereyen. (wordt vervolgd) „Het verdoolde Zeeuwsche liberale Statenlid, arts C. J. M. Boogerd te Zierikzee, het rechte pad gewezen," door J. H. Scheps. Uitge versbureel „Op korte golf". Den Dolder. - Prijs 25 cent. Deze brochure is zooals reeds uit den onder-titel blijkt een poging om den inhoud te bestrijden van de in Augustus 1940 door ondergeteekende uitgegeven brochure„Van partij-man tot nationaal-socialist". Zooals vele lezers vcm dit blad zich wellicht zullen herinneren, heb ik daar in de voornaamste redenen uiteengezet welke mij tot de overdenking van het nat. socialisme hadden gebracht. Wel ke overdenking er ten slotte toe heeft geleid, dat ik met algeheele innerlijke overtuiging en geestdrift daarvan aan hanger ben geworden en, als logisch uitvloeisel daarvan, me bij de N.S.B. heb aangesloten. Voornamelijk om deze reden, dat ik in deze daad de eenige mogelijkheid zag, om ons Ne derlandsche Volk, dat verslagen en ter neer ligt, door zijn regeerders verlaten en aan een geweldige geestelijke ver warring ten prooi is, te dienen in zijn strijd, om zich weer een waardige plaats in de rij der Volkeren te her overen. Ik meen te mogen zeggen, dat de ontwikkeling der gebeurtenissen in de afgeloopen maanden mij volledig in het gelijk heeft gesteld. De Rijkscom missaris heeft in zijn laatste groote redevoering van 12 Maart j.l.,aan ieder die zich niet doof houdt, volkomen dui delijk gezegd, dat ons Nederland al leen zelfstandig zal kunnen blijven voortbestaan, indien dit nat. socialis tisch wordt. Anders is het met onze zelfstandigheid gedaanDuitschland kan nu eenmaal aan zijn Westgrens géén zelfstandigen Staat laten bestaan, die hem vijandig gezind is en blijft I Men kan zulks betreuren, daarmee verandert men nu eenmaal niets aan de harde werkelijkheid. En zoo zal ieder Nederlander, zonder uitzondering, zichzelf de vraag dienen te stellèn gelijk ik mij die reeds tusschen Mei en Augustus 1940 heb gesteld of hij zich in geweten met het nationaal- socialisme kan vereenigen, ja of neen. Om evenwel die vraag voor zichzelf te kunnen oplossen, is het een eerste ver- eischte, dat ieder Nederlander, die tot zelfstandig denken in staat is, allereerst begint met kennis te nemen van het nationaal-socialisme. En hierin schuilt juist voor menigeen de groote moeilijk heid. En de groote, in de tegenwoordige omstandigheden, nu het zelfstandig volksbestaan op het spel staat, zelfs onvergeeflijke fout, dat men alles blijft negeeren wat van nationaal-socialisti- sche en van Duitsche zijde werd en dagelijks wordt gepubliceerd. Men volhardt in deze fout, omdat de Engelsche propaganda het grootste ge deelte van ons Volk nog steeds in den waan weet te houden, dat Engeland „het toch nog zal winnen", waarna alles weer op den voet van vóór 10 Mei 1940 zal kunnen doorgaan. Men zegt„Ik laat mij geen andere overtuiging door dwang opleggen!" Als dit laatste het geval was, n.l. dat ik mezelf gedwongen voelde om nat.-socialistisch te denken, dan zou ik geheel aan de andere zijde staan. Als goed Nederlander laat ook ik mezelf door niets en door niemand dwingen, een bepaalde overtuiging aan te ne men. Met zulke aanhangers zou de N.S.B. ook trouwens niets kunnen be ginnen. Alleen innerlijk overtuigden kunnen iets doorzetten, tegen alle moei lijkheden in! Het geval ligt echter geheel anders. Het betreft hier een politieke kwestie. En daarbij is het noodig, dat men zich afvraagt: „Wat is dan eigenlijk poli tiek?" Mijn standpunt in deze is altijd geweest en is dat nog dat het doel van elke politiek is, om in de ge geven omstandigheden voor het volk in zijn geheel te trachten het beste te bereiken. Koopt 't zoo juist verschenen boekwerk De Nederlandsche Vrijmetselarij Prijs Gld. 2.95 Verkrijgbaar bij "DE NAT.-SOC. BOEKHANDEL" Kr. Weele 19 it Postrek. 399483 Tel. 539 - MIDDELBURG - Tel. 539 Welnu, de gegeven omstandigheden zijn, dat ons Nederlandsche Volk in een oorlog is gewikkeld geraakt, door dat zijn regeerders in het op 3 Sep tember 1939 tusschen Engeland en Duitschland uitgebroken conflict geen neutrale houding hebben aangenomen. Nog tijdens de gevechten zijn diezelfde regeerders uitgeweken. Ons land is overwonnen en daarna bezet. De over winnaar biedt ons slechts één kans, om onze zelfstandigheid te behouden. Ieder Nederlander heeft dus m.i. den plicht, om die kans te overdenken, d.w.z. om te overdenken alles wat met 't nationaal-socialisme verband houdt. En dit kan alleen door daarvan kennis Ie nemen Komt iemand na die overdenking tot de conclusie, dat hij zich met het nat. socialisme niet kan vereenigen, dan zal niemand ter wereld hem dit ooit kwalijk nemenVoor eerlijke tegen standers kan men het grootste respect hebben. Voor menschen echter, die als kippen zonder kop dingen veroordee- len, terwijl zij nooit werkelijk de moeite genomen hebben, deze te overdenken, en maar steeds blijven afgaan op de meest onzinnige geruchten en laster, zal niemand ooit eenig respect kunnen gevoelen. Dit geldt trouwens niet al leen in de politiek Geen enkele Nederlander is in een nationaal-socialistisch gezin geboren. Ieder van de tienduizenden nat. socia listen in ons Volk is er dus om de een of andere oorzaak toe gekomen. In mijn geval was deze oorzaak het ver loop van den oorlog en alles wat zich daarna afspeelde. Hierdoor verkreeg ik het gevoel, dat de verhoudingen in de wereld en in ons land geheel an ders waren, dan men ons Volk had voorgehouden Ik heb hierna allerlei vragen onderzocht, waardoor mijn ge voelens volkomen bevestigd werden Om belangstellenden hiervan op de hoogte te brengen, schreef ik genoemde brochure. Aanvankelijk alleen voor mijn naaste omgeving. Toen het bleek, dat men ook elders in ons gewest en land daarin eenig belang stelde, zijn nog enkele drukken gevolgd. „Vrijheid en Volkseer" is hierop een reactie. Dit geschrift is uitgegeven door het bureel „Op korte golf" te Den Dolder. Hetgeen teekenend is. De juiste golf lengte is n.l. 372 M., n.l. de golf waar op „Londen" zijn nieuwsgerichten in het Nederlandsch uitzendt De heele inhoud is n.l. een volkomen weergave van opvattingen, die men dagelijks kan waarnemen bij de vaste luisteraars naar den Engelschen zen der. En biedt als zoodanig dus niets bijzonders. Alles wat de heer Scheps „nog net" kan zeggen, staat er in. Verder is hij op vele punten vrij hate lijk, ja soms zelfs beleedigend aan mijn adres. Kortom, het is voor de leden der Ned. Unie een boekje om van te smullen Nu even alle scherts ter zijde. Het is niet doenlijk om in een kranten artikel den inhoud volledig te bespre ken en van verweer te voorzien. Ik moet het oordeel dus overlaten aan diegenen die beide brochures naast el kaar hebben gelezen, of zulks nog doen zullen. En ik hoop, dat zeer vele Neder landers dit ook zullen doen. Dan is er tenminste een begin gemaakt met het zelfstandig denken. Het boekje staat vol met onjuisthe den. De schrijver blijkt niets af te weten van het nat. socialisme, ondanks het feit, dat hij hoog opgeeft van zijn regel matig lezen van Volk en Vaderland en andere lectuur. Hij deed en doet zulks alleen om punten „voor het debat" te verzamelen. Maar juist omdat hij een houding van „ik heb het van alle kan ten bekeken" meent te kunnen aanne men, is het noodig op deze onkunde even de aandacht te vestigen. Het dui delijkst blijkt dit uit het feit, dat hij voortdurend de Nat. Soc. Bew. en de groep van Arnold Meijer in één adem noemt. Een dergelijke blunder moge indruk maken op menschen die, even als de heer Scheps, het verschil niet kennen tusschen het nat. socialisme, zooals Mussert dit sinds negen jaren voorstaat, en een soort fascisme, zooals het Nat. Front van A. Meijer zegt te belijden. Een dergelijke uiting van on deskundigheid maakt het verdere ge schrift op zichzelf echter geheel waar deloos Naast onjuistheden treft men ook vele dwaasheden aan. Hier en daar zelfs volslagen onzinnigheden. En mengsels hiervan. Wat b.v. te denken van een zin als deze, blz. 22 „De (Noord) Nederlandsche Staat is de her schepping van het Protestantisme, het is door den zuiveren vrijen Evangeli- schen geest aangeraakt." En op blz. 34„Het maatschappe lijke gebeuren is een der weerspiege lingen van den strijd om de waarden van ziel en geweten." Een zeer merkwaardige uiting op blz. 23 dient te worden vermeld: „Nederland is het land der oude Doopsgezinden, der Remonstranten, der Humanisten, het land van Spinoza en Erasmus, het land der Hugenoten, der Salzburger boeren, het land der uitge weken Duitsch-Poolsche en Spaansch- Portugeesche Joden." Het laatste deel van den hier weer gegeven zin is de eenige plaats, die den toestand van vóór 10 Mei 1940 volkomen juist weergeeft. En die het ideaal van den heer Scheps. omschrijft Opzettelijk of uit onkunde wordt ook hier geen verschil gemaakt tusschen Godsdienst en Ras. Wij nat. socialisten stellen hier tegen over „Nederland is het land van alle Ne derlanders, ongeacht den godsdienst die zij belijden. Maar Nederland zal in de toekomst niet meer het land zijn van de Duitsch-Poolsche, noch van de Spaansch-Portugeesche Joden Deze laatst en zijn hier totaal volks vreemd, zij behooren tot hun eigen, dus tot de Joodsche Natie en zijn dus geen bestanddeel van het Nederland sche Volk. Zij zijn nu eenmaal anders dan wij. Wij mogen de Joden alleen hierom niet haten, er is geen enkele reden om een Jood die ons nooit iets misdeed, persoonlijk eenig kwaad te doen, dit ware laf en onmenschelijk, maar met den Joodschen invloed in ons Volk moet het ten eenenmale uit zijn, omdat wiskundig zeker vaststaat, dat deze invloed ons eigen Nederland sche Volk schaadt! De heer' Scheps weet ook van het Jodenvraagstuk niets af. Hij spreekt er zelfs in het geheel niet over, behalve dan in geniepigen trant als „Germanen- waan", „rassen-afgod", enz., op blz. 17. Hij is daarbij in gezelschap van de meerderheid van het Nederlandsche Volk, die het Jodenvraagstuk totaal negeert. Dit- is zeer jammer, want ieder die dit vraagstuk bestudeert, begrijpt met een allen dieperen zin van het groote gebeuren, zoowel in de wereld als in ons Vaderland. En ziet tevens den weg dien ons Volk zal hebben te bewan delen, in de naaste en in de verre toe komst, glashelder vóór zich. Ware de heer Scheps op de hoogte geweest van het Jodenvraagstuk, had hij geweten wat het internationale Jo dendom (dit zijn de leiders van de Jood sche Natie, de Joodsche regeering dus) met de wereld voor heeft, dan had hij deze brochure nimmer geschreven. Dan zou hij niet met hand en tand aan het oude vasthouden. Dan zou hij met mij zijn plaats innemen in de nat. socialistische gelederen, die strijden tegen 't Engelsch-Joodsche geld-, geld en nog eens geld-stelsel, dat het ons boven alles dierbare Nederlandsche Volk langzaam maar zeker tot aan 10 Mei 1940 zoowel geestelijk als stoffelijk naar den ondergang voerde. Inderdaad, onze vrijheid en onze volkseer staan in deze dagen op het spel C. J. M. Boogerd, arts. Zierikzee, Maart 1941. OORLOGSNACHT De morgen daagde na een nacht van vreeze. Wij stonden samen aan 't geopend raam, zonder één woord, ontroerd, verward van wezen, de dingen om ons niets meer dan hun naam. De grauwe rook kroop traag over de daken en haakt' als rouwfloers aan een klein balcon, waarvan de spijlen, spits als speren slaken in 't bleek verguldsel van de ochtendzon. Laag langs den zeedijk trokken meeuwen over, hun schor geschreeuw ging in de lucht te loor en door de leeg-gebleven stonde schoof er de stem der branding als een donker koor. De zon klom hooger in den jongen morgen, wit op de wegen lag haar licht gespreid Er liep een kind, dat kende nog geen zorgen, het was ontwaakt als gist'ren en altijd. Het kon nog opzien naar den blauwen hemel, waar 't spel der wolken wonderlijk bewoog, wijl 't licht vergleed, gezeefd door bladgewemel en loome wind de rozen overboog. Het kon nog droomen, arg'loos als te voren, verstond niet. d' onrust in zijn Moeders woord en had in 't koortsig kloppen der motoren hoog in de lucht, nog nooit den dood gehoord..... De morgen daagde na een nacht van vreeze. Wij blikten aarz'lend naar eikaars gelaat, om wat wij nooit meer wisten te genezen den droom van 't kind, wanneer het vragen gaat. FRAUWÏEN JCUYPER. SLUIT U AAN BIJ HET AGRARISCH FRONT. Weet dat een goede betaling van de arbeiders ook Uw belang is. Zorgt door het Agrarisch Front dat de richt prijzen U een loonend bedrijf verzekeren.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Stroom | 1941 | | pagina 3