Goed Zeeuwsch goed rond? 8 s 8 nscl 3 Hitier fl 0 .539 RAHS/fVRAAGSTUie, ra. De Ballade van het dagelijksche brood EERSTE ZANG. nelijk !j Dodig J zeil- J orde, A angs- J n het J bo- J van J iet J 4 Sen hij ;t bleek 1 Socia- politiek 'or onze iten ko- sn heb- - i eigen aar wij om te n men- ïterbak- tlen we terwijl aar het ere, en LSelleo- Zij noe- maar mschen Geluk- >rs, ook weten ienken, ie hun r in de gd, dat is volk. niet in rs, vati .et pen en op :en te Ireland) jde ge- sterke Neder- n vaak en, zoo ïu een- ïelijk sen on- ieuwer- ïg den lijk" te sten m spogen liet na- [ijkheid ;er, die dat zij rraagd, setrad 1 ït meer nu het Joden- elingen 3 Haog- e over de Jo- Snach- Alenu, sschou- ste van s ovei- 3 door 3 Israë- inentra- jnlijker. e eeuw gebed belang- he jaar nds en rergelij- andere elt over op den wilden vermii- die op rïft ont- ie arme 'olksge- ,-er zijn. en, dit langen. over elijken" i"I me DEL" 9483 Over rcts-zuiverheld en straathonden-ras. In het vorige hoofdstuk hebben wij ons uitvoerig bezig gehouden, "met de omschrijving van datgene, wat men onder „menschenras" verstaat Wij konden toen aan de hand van voor ieder die zien WIL in onze eigen' omgeving dagelijks waarneembare fei ten vaststellen, dat een menschenras is een gedeelte van het menschdom met vrijwel dezelfde eigenschappen, en dat deze eigenschappen onveran derd blijven bestaan, wanneer geen kruising plaats vindt I Het is van belang dit punt nog eens verder te bezien, omdat hieruit op on weerlegbare wijze volgt, welke maat regelen noodig zijn om een menschen- ras in stand te houden. Op ons Zeeuwsche platteland be hoeven we ook nu weer niet ver van huis te gaan om te zien, wat er in de natuur plaats vindt. De in het wild levende dieren, bijv. de hazen en de duinkonijnen, zijn vol komen raszuiver. Al deze beesten hebben stuk voor stuk dezelfde eigen schappen, die weer op hun jongen overgaan. En toch zijn zij stuk voor stuk ook weer niet volkomen aan el kaar gelijk. Met andere woorden met behoud van hun raszuiverheid blijven er toch altijd Individueele verschillen bestaan. Door ziekten onder deze beesten of door uitroeien door de mensch, bijv. door de jacht, is het mogelijk, dat een dergelijk ras tijdelijk bijna geheel ver dwijnt. Wanneer er echter in een streek slechts enkele paren overblijven die aan de vernietiging zijn ontkomen, dan ziet men na karteren of langeren tijd een dergelijk ras zich weer volkomen herstellen van de geleden rampen Dit lijkt op het eerste gezicht mis schien een ietwat kinderlijk verhaaltje in een tijdperk van politïeken strijd. Maar toch laat zich hieraan een uiter mate belangrijke gevolgtrekking vast- knoopen die voor ons onderwerp groote beteekenis heeft, en wel deze Als een raszuivere diersoort niet totaal wordt uitgeroeid, herstelt dit ras zich van alle vernielende slagen waar door het wordt getroffen. Het ras en zijn eigenschappen blijven dus voort bestaan, welke onheilen het ook moge ove -komen Wat gebeurt er evenwel met een diersoort waarvan het ras niet zuiver wordt gehouden Ook dit kan ieder onzer in naaste omgeving waarnemen. Nemen wij als voorbeeld een tam dier, als de hond. Laten wij een' ras zuivere herder zich paren met een beest van hetzelfde ras, dan zien we in het nest jongen allemaal' weer ras zuivere herders terug, zij het ook dat het eene jong wat mooier zal zijn dan het andere. Paart een dergelijk beest zich echter met een willekeurige andere hond, dan is het resultaat steeds een mengel moes. En als dat met die jongen uit dit nest weer zoo doorgaat, dón ont staat tenslotte een beest, dat we zeer terecht betitelen met den naam straat- hond. Van de eigenschappen van den raszuiveren herdershond, waarmee we begonnen, is bij dien straathond niet veel meer over t Aan sommige straat honden kunnen we nog wel zien, dat zij „van goeden kom-af" zijn, maar dat is ook alles. De zuivere raseigenschap pen gaan bij dergelijke kruisingen ten eenenmale verloren. Gevolgtrekking Door bloedvermengïng gaan de eigenschappen van een aanvankelijk zuiver ras totaal verloren Wat voor hazen, konijnen en hon den geldt, geldt ook voor alle andere dieren. De paarden- en rundveefok kerij op ons platteland berust geheel en al op deze eenvoudige waarheden. Er zal wel niemand zijn, die zulks zal willen ontkennen. Maar geheel anders wordt dit, wan neer we nu een stap verder gaan en vaststellen Wat voor alle diersoorten geldt, geldt in precies dezelfde mate voor de diersoort „de mensch" 11 Velen willen dan nog wel zoo ver gaan om ronduit te erkennen, dat dit dierkundig gesproken juist is. Maar wanneer wij dan aan deze grondwaar heden practische en voor de hand lig gende gevolgtrekkingen verbinden, dan treedt er eerst een inwendige te genzin op om de juistheid openlijk te erkennen en wanneer men dan zegt, dat de maatregelen bijv. In Duitschland genomen ter beveiliging en vervolma king van eigen ras enkel en alleen be rusten op deze grondwaarheden, dan willen velen er al niets meer van hooren Dit komt doordat de staatkundige en godsdienstige opvoeding van ons thans levend menschengeslacht ge tracht heeft en helaas met veel succes ons menschen totaal los te maken van onze verbondenheid met de natuur. Zooals we later zullen zien ls dit op zettelijk en doelbewust geschied onder Joodschen invloed I Precies als voor de dieren geldt echter ook voor den mensch' het vol gende 1. Een menschenras dat zijn bloed zuiver houdt, gaat nooit en te nim mer verloren, ook al wordt het door de heftigste tegenslagen getroffen. 2. Een menschenras dat zijn bloed niet zuiver houdt, dat wil dus zeg gen verbastering toelaat, ls na enkele geslachten ontaard tot een soort menschelijk straathondenras en verwijdert daarmee zichzelve van,den aardbodem Het is dringend noodig, dat ieder onzer hiervan goed doordrongen is. In ons Nederlandsche Volk is door opvoeding van school en Kerk lang zaam maar zeker de opvatting doorge drongen, dat het „niet meer van onzen z.g. heschaafden tijd zou zijn", dat het zelfs „zondig" is om over deze onder werpen na te denken L Het Jodendom heeft langs allerlei arglistige wegen, waarvan het speciaal het geheim kent. kans gezien om. onze opvoeders, onze geestelijken, onze po litici, enz. in dezen geest te laten praten. In het vervolg van deze artikelen reeks zullen wij bewijzen, dat zulks zoo is. Het denken, in voor de Joden gunstig.en zin, zit er bij ons Volk dus danig in op ieder gebied des le vens dat wij daarop telkens zullen moeten wijzen. Om echter niet telkens al te veel af te wijken van den draad van ons betoog, moeten wij thans vol staan met hierop, slechts even de aan dacht te vestigen. Een practisch en zeer treffend bewijs voor de juistheid dezer stellingen wordt geleverd door de geschiedenis van het Jaodsche Volk zelve. De Joden hielden steeds hun bloed zuiver en doen zulks nog. bi het Oude Testament zijn de voorbeelden voor het grijpen waarin dit wordt aange toond- Ter documentatie op deze plaats slechts één voorbeeld. Zoo lezen wij in het boek Esra 9, vers 2, dat na de terugkeer uit de Ba bylonische gevangenschap en na den wederopbouw van den tempel wordt vastgesteld „dat zich vermengd heeft het heilig zaad met de volken dezer landen". En in Esra 10, vers 7 en' 8 r „En zij lieten een® stem doorgaan door Juda en Jeruzalem, aan alle de kinderen der gevangenschap, dat zij zich te Jeruzalem zouden verzamelen; en al die niet kwam in drie dagen, naar den raad der Vorsten en der Oudsten, al zijn have zoude verbannen zijn, en hij, zelf zoude afgezonderd wezen van de gemeente der wegge voerden". Er werden dus maatregelen genomen om de bloedzuivering voor te bereiden. In Nehemia 7, vers 1-65 staat te lezen dat er drie honderd twee en negentig Jaden waren „maar zij konden hunner vaderen huis en hun zaad niet toonen, of zij uit Israël waren", en verschillen de priesters „zochten hun geschrift, willende hun geslacht rekenen, maar het werd niet gevondendaarom werden zij als onreinen van het pries terdom geweerd". Zij die dus hun Joodsche afkomst niet konden bewijzen of die tevergeefs htm naam zochten in ofstammelings- lijsten, werden uitgesloten van het volk van Israël of van het priesterschap. Zonder zich af te vragen of hun gedrag goed was en of zij de geboden van Jahwe nakwamen werden zij uitge stoten i Men vroeg alleen uit welk bloed zij sproten Laten wij ons na lezing hiervan even afvragen wat voor houding onze brave dominee's en pastoors van onze dagen allen toch naar men mag aannemen kenners van den Bijbel toch eigenlijk aannemen wanneer zij „al dat Duitsche rassengedoe" zoo maar domweg voor „heidensch en zondig" verklaren Eenvoudig na denkend zou men toch moeten zeggen, dat wat dit „uitverkoren" volk met zijn eigen bloed heeft gedaan, toch zeker niet „zondig" kan voor voor andere Volken Alleen politieke vooringeno menheid kan van een dergelijke „Bijbel-uitleg" de ooizaak zijn Echter ook thans, duizenden jaren later is het nog precies zoo. Een half- Jood mag niet in de Synagoge komen, wordt dus niet gerekend te behooren tot het Joodsche volk! Hij wordt als onreine van het priesterdom geweerd t Men weet dat het Joodsche volk sinds vele eeuwen is verspreid geraakt onder allerlei andere volkeren. Door dat zij het er zelf naar maakten hebben de Joden daarbij vaak aan onderdruk kingen en afslachtingen (programs) bloot gestaan, wanneer het geduld hunner gastheeren ten lange leste uit geput raakte. Doordat zij echter immer hun bloed volkomen zuiver hebben gehouden, konden zij altijd zeer spoedig weer van de geleden verliezen herstellen en telt het Joodsche volk in onze dagen meer zielen dan het ooit heeft bezeten, naar schatting n.l. ongeveer 15 millioen. JO^OOOOOOOaOOOOöOOOOOOOOOOOOOOCXXJüCWOC^rOnJOCXjOCOOC-. -OOOOC&"rOööOOOOO<>OOOÖOÖOÖOOÖOOOOOC III. ■6 g O .•v s X y Zii zitten, moa van. werken, de handen in den schoot. God vragend hen te sterken, om 't bronzen avondbrood. De dag had nog geen vrede met dit verschraald gezin. Meest trad, na d' arbeid, mede de honger bi} hen in. Wat baat een enkele snede met het gemeten vet, voor die gestaag zijn leden in 't zware werk ontzet Hoe heeft hij God te vragen als hij de oogen sloot, met recht om Zijn. behagen en het. gezegend brood- Hij laadde 't op den wagen en heft aan steenen vloer de vrucht van 't kaf geslagen, of droeg het op zijn schoer. Hij heeft in regenvlagen 't geteisterd land bereid, opdat het hem behage, dre 't leven heer-lijk leidt. Want ginds- huist welgelegen, zijn rust is: rijk en groot; brooddronken door Gods zegen, de roover van zijn brooeL IV. De zaaier zaait naar het verschiet, Ach arme, simp.'le boer 1 Als koren ih zijn aren schiet bestelt geen land jou: voer. Geen rink'lend glas of. vogelschrik, geen draden over 't zand, verjagen zeifes. in 't oogenblik die roavers, uit jou land. Zij ploegen en zij zaaien niet alS- jij, gekromde boer. Als 't oog van leed vol tranen schiet, bestelt jou land hun voer. Zij ploet'ren tot November niet in het, verdeefeld land de vreugd uit iou bestaantje wiedt, alleen hun geile hand. Zij vechten met hun paarden nieti de oogst uit kuil en klei Maar 't geld dat daarvan overschiet, jon löon, bestrijden zij. Zij strooien en zij zorgen: niet ©hl 't altijd grage vee- Zij komm'ren en zij borgen niet Maar 't vet nemen, zij, mee. Er helpt geen ratel' en geen schot hier een verpachten boer. A1& 't koren in zijn aren- schiet besomi de heer zijti voer. Wordt vervolgd Bis. wxxw»o<x>ix>ooot><xxx>!xxxxxx»oodKXiOQooooocaroatxaoo<aoQtiaocaooooeooooot?oooqooooooooQooooQoc Nooit hebben zij Set-Jood'sche ele menten in zich opgenomen, dè bas taards die zij verwekten mochten en mogen de gastvolken houden. Daar door vormt dit raszuivere en zich vol komen van hun raseigenschappen be wuste volk van 15 millioen zielen in onze dagen een geduchte macht. Hoe geducht deze macht wel is, zal1 in onze verdere beschouwingen wel duidelijk worden I Wij zuilen' dün ook zien, dat juist de verontreiniging van het bloed der niet-Joodsche gastvolken één der doeltreffendste wapens van het Jodendom is om htm tegenstanders (dat zijn o.a. wij Nederlanderste vernielen 1 (wordt vervolgd) i. Een appèl aan de Veerenaren. Als ik begin mét onder den titel „Goed Zeeuwsch goed rond" iets te schrijven over en voor mijn Zeeuwsche volk, dan is dit allereerst voor mijn stadgenooten, de Veerenaren, mijn goede Veerenaren, die bijwijlen zoo kwaadaardig en onvriendelijk kunnen zijn. Mijn leven lang heb ik bij hen ge woond en de meesten kennen mij van klein kind af. Behoudens de kleine wrijvingen, die men zoo nu en dan met iemand hebben kan, was de ver houding heel goed. Dit is echter na 17 Mei 1940 veranderd. Men hegom al zwart te kijken, toen wij. den moed, vol gens sommigen de ongeschaamdheid, hadden, een Duitsch officier in ons huis te ontvangen, met hem te pra ten en hem veel vragen te stellen. Maar het hoogtepunt van de onvrien delijkheid werd bereikt, toen wij open lijk lid werden van de N.S.B. Ik kan me levendig voorstellen, dat na al de laster en de gemeenheid, die over deze beweging is rondgestrooid, men daar niet veel van hebben moest. Maarmen zou toch Icunnen ver wachten, dat een enkele zou gevraagd hebben: „hoe zijn jullie in 's hemels naam daartoe gekomen?" Neen, dit gebeurde niet. Men las terde, schold, loog, stuurde dreigbrie ven, spuwde, gooide met steenen, etc. Dit heeft mij even pijnlijk getroffen, niet omdat het mij persoonlijk gold, maar omdat ik een oogenblik meende, mij zeer in het Zeeuwsche volk vergist te hebben. Ik heb al deze dingen niet „rond" gevonden. Ik zag mijn volk in mijn romans toch wel zuiver? Dezer dagen nu was er iemand bij ons, die beweerde: „Als jullie maar geen N.S.B.-er waart, dan zou men veel meer van jullie aannemen. Wat in de Zeeuwsche Stroom geschreven wordt, zou men wel lezen en accepteeren, als jullie dat neutraal deden, maar nu, door die N.S.B Ik kan aannemen, dat er door be paalde personen heel wat op de N.S.B. aan te merken is. Ik zal ook wel de laatste zijn, die wil beweren dat deze beweging volmaakt is. Maar ik ben de meening toegedaan, dat men dan niet aan den kant moet gaan staan schelden, maar er in moet gaan en zien wat er te verbeteren valt. En hoe staat het buiten de N.S.B.? Ik wil het hier nu echter niet over de N.S.B. hebben, maar over het Na tionaal Socialisme, want daar gaat het om, om dé groote- wereld-omvattende idee van het Nationaal Socialisme. Aan de jeugd. En dan heb ik allereerst iets te vra gen aan de jeugd. Het is meerdere malen voorgekomen, als ik langs de kade liep af fietste, dat een troepje jongens op een straathoek, floot, spuw de, liedjes begon te zingen, enz. Dit heb ik hun nimmer kwalijk genomen. Zij meenden waarsclfljrtlijk heel flink te zijn. Nu vraag ik hun echterweet jullie waar het om gaat Hebben jullie er over nagedacht, dat je voor 10 Mei 194Q ook op die hoekjes stond en mopperde over de slechte tijden, dat er geen werk. was, dat je geen geld had om eens ergens heen te gaan, of iets te koopen, of iets te leeren. Is er onder jullie niet één, die den moed heeft eens te onderzoeken, wat het Nationaal Socialisme wil en wat het reeds im Duitsclfland vooral voor de jeugd tot stand heeft gebracht? Het is Slermirist mijn bedoeling een ziel tje te winnen, begrijp dat wel. Vinden jullie het zelf niet IS en Ideingeestig, om iemand na te roepen, en te Ibeleedigen, alleen omdS hij of zij van bepaSde dingen wS meer S weet en daarom anders denkt? Is dit een manier van jsestrijden en hoe kan- men iets bestrijden, wS men heelemaS met kent? Ik heb- opmeriringen ge hoord, ook van menschen waarvan men toch iets verstanSgers zou ver wachten, die zoo belachelijk waren, dat men er niet eens verder op in kon gjaan. Ik ben overtuigd, als ik met jullie één voor één apart zou prSert, dat je verstandig zoudt zijn, maar met z'n allen te samen Dan wil men „groot" doen en too nen dat men ook wS durft, en Ss ik dan voorbij kom, dan is het: „Kijk Se, wS zou Se er van weten, Se is ook meegesleept en doet net alsoL" Vergist jullie niet te veel en wordt met al te kwaad, Ss ik zeg, dS ik met als jullie mijn tijd op een hoek en een kant verlummeld heb, maar hard gewerkt, gestudeerd en zeer veel ge lezen. Daarom heb ik het recht om te zeggen, dS ik meer van de dingen. Se op het oogenblik gebeuren, afweet dan jullie. En daarom daag ik jullie uit,, mij te schrijven over de bezwaren en de ver wijten, Se je hebt. Maargeen anonieme scheldbrieven, Se Sin waar deloos. Onderteekende, behoorlijke brieven, met degelijke argumenten. Ik zS in de Zeeuwsche Stroom ant woorden, zonder echter den naam van den briefschrijver bekend te ma ken, dS beloof ik. En nu niet lSdruchüg kelen schra pen en op straat spuwen, als ik weer voorbij koin, maar kerels zijn, ronde kerels, Se durven. Se een eigen mee rling hebben, die zich niet laten mee sleepen aan den leiband van een troepje lieden die in de groote huizen wonen en jullie probeeren op te hit sen. Weest ie zelf en weest eerlijk! Weest rond! Aan de mannen. En dan tweedens, moet ik toch ook iets zeggen tegen de mannen. DS Islinkt heel vreemd, want er zijn man nen bij, met wier zoons en dochters ik vroeger bevriend was. Ik zS daar om niet veel zeggen, want het past aan de jongeren met, de ouden de les te lezen. Maar St moet mij van het hart: „Degenen, die mij hun rug lieten Sen, toen ik voorbij kwam, die steeds maar op de straS spuwend mij achterna liepen, die meededen, op het plankier staande, om leugens en laster over ons te vertellen, schamen die Sch niet? Is Se een fiere houding? Is dit de hou ding van een goed Nederlander? Ik weet zeker, dat het grootste deel van U niets van het NationaS Socialisme Sweet, en ik weS ook, dS velen van U jaren werkeloos geweest zijn en te kampen hadden met allerlei zorgen en met wisten wS er met de kinderen ge beuren moest, als zij van de school S kwamen. Is 't langzamerhand geen tijd geworden, eens ernstig te bezinnen op wS er gebeurt? Of meent U wer kelijk nog, dat dé oude tijden terug komen? Dit kunt U niet willen, want Se waren zeer slecht voor de meesten van U. Aan de vrouwen. Dit geldt evenzoo voor de vrouwen, Se hoofdschuddend en met ach en wee over mij spreken. Er is nog iets anders te doen, dan achter de gordij nen te kijken en de huishouding te doen. Rammel nu eens niet altijd over de jurk van Kaatje en de vrijer van Suusje, maar bezin eens wS er gaS komen, wat er al is. En doe met Ss een mevrouw. Se op de Kade woont en een paar jongens aanzette, de aan een boom gebonden Zeeuwsche Stroom te bespuwen. Dit is kinderachtig en tevens een bewijs, hoe raak ons blad is. Immers, zij geven zich heel wS moeite om het te vernietigen en te beleedigen. Deze vrouw is geen me vrouw, want een werkelijke dame doet zoo iets niet en ze is ook geen goede moeder. Deze verkeerde manier van opvoeden zS ISer op het hoofd van haar jongen terecht komen. Gelukkig is zij de eenigste onder de Veersche moeders, die er dergelijke kinderach tige en onwaardige manieren op na houS. Denk liever na! Een vplgenden keer spreken we na der over het NationaS Socialisme. Ik verwacht echter, dS de Veerenaren den moed zullen hebben, mij te vra gen, wat hun Set dSdelijk is. Schel den en zwart kijken is. geen mcmier. Men heeft ook S geSeigd ons te zullen dood slaan, maar dat helpt ook niet, want na- ons staan tien anderen, Se onze ideSen verder uitSagen, op. Meent Set, dS de voortgang nog te stuiten is, ondanks de verhSen dS Duitschland verliezen zS en dS het einde van het NationaS Socialisme Scht bij is. Noch het geschreeuw van Engeland, noch de hulp van Roosevelt, noch de reclame van den Oranje-zender zS ons breken en zal den gang der wereld remmen. En nu niet kwaad zijn en SS zeg gen „wat verbeeldt die zich wel", maar ronde Zeeuwen zijn en durven prSen over de dingen, eerlijk en open en Set achterbaksch en Set ons en de andere NSionaal Socialisten, zoowel Duitschers Ss Hollanders, belasteren en beliegen, maar toonen, dat het Zeeuwsche volk nog groot en fier is en dS er geen vraaSeeken meer behoeft te staan Ss men schrijft goed Zeeuwsch goed rond. Gaarne ontvang ik brieven aan onze Postbus 58. Alleen onderteekendeIk zal allen antwoorden, zonder den naam van den schrijver te noemen. Ik durf wel mijn naam noemen en mijn mee ning zeggen. Nu jullie Het spreekt vanzelf dat ook brieven, vragen etc. van Zeeuwsche vrouwen en meisjes, vooral bSten Veere, mij zeer welkom zijn. Jo Beversluis-Verstraat*.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Stroom | 1941 | | pagina 3