Strijdt waardig
Strijdvaardig!
De kerken
zijn verontrust
LITGAVE VAM DE MATIONAAL-SOCIALISTISCLE BEWEGING
DISTRICT 21-ZEElAND
Zoo, zoo U bidt dus ook I
lelul laat het anderen
opknappen I
Strijdt waardigi
CORRESPONDENTIE.
DANKBETUIGING
aan de anonieme briefschrijvers
lc jaargang, No» 2
Donderdag 27 Maart 1941
Het is stellig waar, wij leven in een
terreur. De kleine meerderheid van het
Nederlandsche volk ontziet zich niet,
om eiken dag, elk uur, bil elke voor
komende gelegenheid, van haar haat
en kwaadaardigheid tegenover onze
beweging getuigenis af te leggen. Men
hoort, vooral als men op reis is, in
treinen, trams, restaurants, geregeld
opmerkingen en beschouwingen, die er
op wijzen, dat ons Nederlandsche volk
nog weinig begrip heeft van den tijd
geest en de komende orde.
En menig lid der Nat. Soc. Beweging
moet de meest ergerlijke schimpscheu-
en beleedigingen aanhooren, terwijl hij
door de slimme wijze waarop deze aan
val gedaan wordt, vaak geen goed
doelwit heeft De roos om op te mikken
is verborgen onder velerlei redenaties,
die de eigenlijke bedoelingen verstik
ken) de schietschijf staat als 't ware
in een bosschage verdekt en er groeit
Welige Judaspenning voor.
Er worden toespelingen gemaakt op
betere tijden, als „veel rommel wordt
opgeruimd", (dat zijn wij natuurlijk))
er wordt geklaagd over rauwe aan
vallen der W.A op onschuldige en
liefst kreupele burgers en „beslist nette
menschen", (de mishandelde is b.v.
Voorzitter van de Christelijke dit en dat,
ofhij is Joodsch Nederlander? en
U begrijpt wel, zoo iemand.... Ja, Ja....).
Er wordt gezegd, dat het toch vreeselijk
*5 van achttien jonge menschon, - die
zóó maar, nou afijnu weet wel
els 't mijn kind of man was I Er wordt
gezinspeeld op „vuile lui, die Je aan
geven" en dit alles met een verachte-
lijken blik naar het driehoekje op de
revers van een mede-reiziger, en dat
alles in het hooge en reine bewustzijn,
dat men zelf onkreukbaar, goed, echt
Nederlandsch, Christelijk en wat dies
meer zij, is. Het brevet van waardig
heid op dezen verachtelijken schimp
geeft dan nog een heer met een lan
gen baard, die zacht zijn hoofd schudt,
een grijsaard die beaamt dat de we
reld slechter wordt, of een juffrouw die
•en traan wegboendert.
Ik wil enkele dezer ergerlijke voor-
Vallen, die ik zelf op mijn reis naar
Den Haag meemaakte, meedeelen, als
een kleine illustratie.
In de stations-wachtkamer te Dor
drecht, waar gewacht werd op een
aansluiting, zette zich een jonge man
aan een tafeltje, pakte zijn brood uit,
bestelde een kop koffie, vouwde zijn
handen en bad, voor hij met zijn maal
tijd begon. Het was een lid onzer be
weging een goud omrand insigne ver
meldde ook nog, dat het een „beproefd
lid" was.
Twee handelsreizigers, die reeds met
spot en ergernis naar hem gekeken
hadden, stonden op, zetten zich bru
taal aan zijn tafeltje, legden hun elle
bogen breed-uit en vroegen„zoo, zoo,
meneer, mag ik vragen, u is toch
N.S.B.-er, he?" De aangesprokene be
aamde dit, eenigszins verwonderd.
„Ja, dat zien we," gingen de beide
kerels verder, „maar wij zien, dat u
bidt, dat hoort er toch zeker niet bij,
wat?" Menig lid onzer beweging had
na zulk een infame opmerking wel
licht zijn vlakke hand op het brutale
gezicht van deze infame schenners
laten neerdalen.
Deze kameraad echter glimlachte,
sneed zijn boterham door, zocht even
in zijn tasch, sloeg de passage op uit
zijn „Programma en Toelichting", blz.
40, over de Nat. Soc. beweging ten aan
zien van den godsdienst, omlijnde dit
met potlood en zei„Alstublieft I leest
u dat eens rustig, u moogt het mee
nemen en hier is mijn adres. Indien u
dan eens met mij praten wilt, zal ik
U graag antwoorden op uw vraag,
maar dan is 't misschien niet meer
noodlg."
De beide stompzinnige lieden keken
•ven vluchtig in de passage, stonden
op en bestelden toen maar een kop
bollen-koffie aan het buffet Maar zij
lieten het programma op het tafeltje
liggen.
Toen ben ik bij hem gaan zitten en
heb dezen kameraad eens hartelijk be
dankt voor de waardige wijze waarop
hij zijn tegenstanders van het lijf hield.
In den trein tusschen Rotterdam en
Dordrecht zat een gezelschap dames
en heeren vroolijk bijeen. Een dikke
Brabantsche vertelde, dat zij de cognac
al klaar had staan voor de overwin
ning straks.
„Wat zullen we een lol hebben,
meidl" zei een andere juffrouw, „lk
zal een oranje-lintje achter m'n dub
beltje steken."
„Wat?" zei een schraal man, die
vergeeld was van ergernis, omdat hij
wellicht geen arbeiders meer kan ont
slaan, „ik trek een oranje broek aan."
En een plezier en een gijn als dit ge
zelschap had.
Een jonge man, ik hoorde later dat
hij uit Zeeland kwam, zei ineens„Jul
lie hebt zeker de rede van Seyss In-
quart niet gelezen, he?"
Stilte en algemeene verbazing!
„Nou, wat zou dat dan?" zei de
dikke dame uitdagend. „Welnu, dan
hebt u kunnen lezen dat er, bij een
mogelijker, aanval, ason steen meer
in Holland op den anderen staat Of
denkt U, dat dat zoo maar gaat?"
Toen kwam er een jonge dame uit
den hoek. „U zult óók wel geen pun
ten krijgen voor een oranje-pantalon."
zei ze bij haar neusje weg.
Tweede ergernis.
Een man uit een coupé er naast
kwam er bij staan en merkte op„Jij
bent zeker ook N.S.B.-er?" De aan
gesprokene knikte. En zoo maar, plomp
verloren en zonder eenige reden, ging
de man verder„Jullie zouden hier ook
niet zitten, als de Duitschers jullie niet
beschermden. Jelui hebt nu veel
praats, maar zélf vechten voor je eigen
standje, ho maar."
De kameraad antwoordde: „U ver
gist u, ik ben op weg naar Duitschland
en heb me aangemeld als vrijwilliger."
Algemeen stilzwijgen en merkbare
verwondering. De trein stond stil en
stil verliet ieder de coupé. Op het sta
tion namen we hartelijk afscheid, wie
weet voor altijd.
Ik zie hem nog staan, een flinke
jonge kerel, in den bloei van zijn leven,
offerbereid, vreesloos, bezield van ons
ideaal.
„Tot weerziens I"
„Misschien," zei hij, „maar het moet
en ik ben blij dat ik goedgekeurd
ben!"
Waar zou hij 't eerst heengaan?
„Ik hoop, dat we naar Afrika gaan,
de Boeren vrij maken en daar moeten
wij toch óók bij zijn."
Met een gevoel van trots keek ik
hem na, hij zwaaide nog eens, wel
gemoed. En ik dacht er over na, hoe
verdorven mijn volk is. Het hoopt en
wedt op de Engelschen, die onze eigen
mannen in Afrika hebben omgebracht,
hun vrouwen en kinderen gemarteld,
en het hoont een vaderlander, en wélk
één, die zijn leven gaat offeren om
deze schande uit te wisschenl
O, erbarmelijk bedrogen volk van
Nederland, denk na, denk na!
Ik haalde deze feiten aan, om even
enkele bewijzen te geven van de on
waardige manier van spreken en den
ken, waarvan velen hier nog vervuld
zijn. Maar ook, om mijn kameraden
nog eens te wijzen op het fiere en
grootsche antwoord, dat op deze laster
moet worden gegeven. De bevolking
klaagt, dat wij onheusch optreden, wij
enkelen, tegenover een geweldige, ho
nende, grijnzende, fluisterende, sabo-
teerende menigte tegenstanders. Deze
menigte schame zich diep en bedenke
welk groot onrecht aan ons geschied
is en elk uur geschied'.
Deze menigte vindt het erg, dat 18
moordenaars gevonnist zijn en zij ver
geet, dat velen van ons onschuldig
vermoord zijn, mishandeld en vervolgd,
zonder proces, zonder verdediging,
zonder reden.
En tochen toch moeten wij daar
tegenover rustig, gro< en vergevens
gezind blijven. De gevolmachtigde
zeide laatst in GoesAls iemand ons
in het gezicht spuwd6, veegden wij het
af, keken hem diep in de oogen en
liepen verder, daardoor wonnen wij
eerder dan door een kloppartij." En
hij voegde er aan toe: „Maar als dit
zich herhaalt en er beslist gemeene
aanvallen worden gepleegd op u, dan
weert ge u, waardig, maar dapper."
Strijdt waardig, maar blijft strijd
vaardig I
HOOFDOPSTELLER.
Dringende bede „stipt vertrouwelijk"
doch wél doorgeven.
Op 6 Maart J.l. is aan cdle kerke
raden van Protestantsche kerken «en
rondschrijven gestuurd. Boven dit
schrijven stond„vertrouwelijk" en wij
zouden deze vertrouwelijkheid zeker
niet schenden, indien in ditzelfde be
geleidende briefj* gilet het volgende
stond te lezen
„Deze adressen zijn niet bestemd
voor afkondiging van den kansel, noch
voor publicatie of bespreking in pers
organen of anderszins. Er is echter
geen bezwaar dat binnen den kring
Uwer Gemeente aan den inhoud van
deze adressen bekendheid wordt ge
geven, hetgeen evenwel niet zal mogen
geschieden door toezending van circu
laires of dergelijke geschriften.
W.g. De Algemeene Synodale Com
missie der Ned. Herv. Kerk, J. W. J.
Addink, president, K. H. B. Graven-
meyer, Secretaris."
Dus, als we goed begrijpen, niet
vertellen en ook niet officieel afkondi
gen, want dan zouden we tegen de
lamp vliegen, maar wel stlekum door
geven. Want dat kan geen kwaad.
Lafhartiger, geniepiger en on-christelij-
ker kan het niet.
Hoe luidt deze bede
DEN HAAG, 5 Maart 1941.
Aan het College van Secre
tarissen-Generaal der De
partementen van Algemeen
Bestuur te 's-Gravenhage.
Hoogedelgestrenge Heeren,
De ondergeteekende, vertegenwoor
digende de navolgende Protestantsche
Kerken in Nederland in zaken betref
fende de verhouding dezer Kerkgenoot
schappen tot de Hooge Overheid, te
wetenDe Nederlandsch Hervormde
Kerk, de Gereformeerde Kerk, de Chris
telijk Gereformeerde Kerk, de Gerefor
meerde Kerken in Nederland in Her
steld Verband, de Remonstrantsche
Broederschap, de Algemeene Doops
gezinde Sociëteit, de Evangelisch Lu-
thersche Kerk, gevoelen zich gedron
gen zich tot U te wenden met het na
volgende.
De Kerken zijn ten zeerste verontrust
door de ontwikkeling der gebeurtenis
sen, gelijk deze zich meer en meer af-
teekent.
De haar door God opgedragen ver
kondiging van Zijn Woord, legt haar
de dure roeping op om op te komen
voor recht en gerechtigheid, voor waar
heid en liefde. (Inderdaadred. Z.S.)
Zij moet ook haar stem doen hooren,
waar in het openbare leven deze hooge
waarden worden bedreigd of aange
tast. (Inderdaad I red.)
Dat deze waarden ernstig gevaar
loopen kan door hem, die den toestand
van ons volksleven gadeslaat, moeilijk
worden ontkend.
Zoo zijn in het beeld, dat de open
bare straat meer en meer gaat vertoo
nen, in de behandeling, welke in steeds
toenemende mate aan het Joodsche
deel van de Nederlandsche bevolking
ten deel valt, in de groeiende rechts
onzekerheid, in de voortgaande aan
tasting van vrijheden, welke de nood
wendige voorwaarden zijn voor ver
vulling van Christenplichten, even zoo
vele duidelijke symptomen te zien vcm
een toestand, die niet alleen een klem
legt op het geweten van onze landge-
nooten, maar ook naar de diepste over
tuiging der Kerken indruischt tegen den
eisch van Gods Woord.
Het is om die reden, dat de Kerken
zich genoopt voelen, zich tot Uw col
lege te wenden, met de dringende bede
zooveel in Uw vermogen ligt, te be
vorderen, dat recht, waarheid en barm
hartigheid ook in het huidige tijdsbe
stek de richtsnoeren zullen zijn voor
het beleid der Overheid.
Harerzijds erkennen de Kerken gaar
ne in ootmoed hare dure roeping het
volksleven zoodanig te bearbeiden en
te beïnvloeden, dat daarin de geeste
lijke waarden metterdaad worden be-
leef
Wij vertrouwen, dat Gij de 3tem der
Kerken, zooals zij in dit adres tot uiting
is gebracht op de wijze die U daartoe
dienstig zal voorkomen, mede zult
willen doen doorklinken tot hen, dte
tijdens den huldigen bezettingstoestand
de ult-elndelijke verantwoordelijkheid
dragen voor den gang van zaken in
ons vaderland.
Met volledig begrip van de hoogste
moeilijke taak, waarvoor Uw college
zich in dit tijdsgewricht gesteld ziet,
smeeken wij God, dat Hij U Zijn licht
en bijstand moge schenken.
Voor eensluidend aiscnnft,
De Secretaris van de Alge
meens Synode der Neder
landsch Hervormde Kerk,
w.g. K. H. E. GRAVEMEYER.
De Idem op bet geweten.
Welzoo l Daar komen de heeren
kerkbestuurders en predikanten, na al
les wat er gebeurd is, aan onrecht, aan
zedeloosheid, aan terreur en moord
tegenover de nationaal-sociallsten, nog
pleiten voor recht, gerechtigheid, waar
heid en liefde; daar spreken zij over
de hooge roeping der kerken, daar be
klagen zij zich over „het beeld dat de
straat meer en meer gaat vertoonen".
Bedoeld is de W.A., die marcheert 1
Of de hossende bevolking, die daar
achter loopt te jouwen en Oranje boven
blèrt Daar pleidooien zij voor 't Jood
sche deel der bevolking, daar gewa
gen zij over rechtsonzekerheid, aantas
ting van vrijheden, daar kletsen zij over
christenplichten en geweten onzer land-
genooten, daar hebben zij het in oot
moed over hun dure roeping en ten
slotte smeeken zij God, dat hij genoem
de Secretaris-Generaal licht en bijstand
moge schenken. Het is alles fraai,
maar te laat en bovendien schijnheilig.
Want hebben deze geestelijken vóór
10 Mei ook zoo gesmeekt aan den
Secretaris-Generaal om rechtvaardig
te zijn jegens de bevolking, om het
evangelie toe te passen, de armen en
werkeloozen te beschermen, het voed
sel, dat God liet groeien, niet te ver
nietigen, de onzedelijke lectuur te
weren uit het openbare leven, de ver
deeldheid tegen te gaan
Neen 1 toen waren zij de bescher
mers van de kapi'alisten en woekeren
de Joden, die 80 der Nederlandsche
bevolking straffeloos mochten uitzuigen
en langzaam verstikken.
Het beeld van de straat.
De heeren zijn verontrust over het
beeld, dat de straat langzaam gaat
vertoonen I
Ik mag wellicht even herinneren aan
het beeld dat de straat vóór Mei 1940
vertoonde, zonder dat de heeren gees
telijken daaraan aanstoot namen en
zonder dat zij behoefte hadden aan een
bede
Welnu, hier volgt het
Wanhopige kleine winkeliers, be
concurreerd door geweldige warenhui
zen, gefinancierd door joden. Kleine
restauranthouders, beconcurreerd door
lunchrooms in modehuizen, cito-buffet-
ten en jodenzaken als Heek en Hema,
waarin vuile hot-jasz orkesten de be
zoekers bezoedelden. Ambtenaren van
maatschappelijken steun, die menschen
voor loketten afblaften, ambtenaren
hier en ambtenaren daar I Tien, hon
derd, duizend ambtenaren voor hon
derd, duizend, tienduizend steuntrek
kers. Daklooze zwervers, hongerige
paria's die zich verdrongen om de
heete roosters van de groote hotels,
waaruit de verrukkelijke lucht van spij
zen steeg. Fcdllietgaande ijverige tim-
merbaasjes, maandenlang stilliggende
binnenschippers, t.b.c.-patientjes, lig
gende op vervelooze balconnetjes aan
de achterzijde van kazernewoningen,
rondtoerende dikbuikige brutale joden
en schommelende dames met gouden
ringen om de poezele vingers. Ploete
rende kleine boertjes en tuinders, wier
kostelijke arbeid werd vertrapt, wier
vruchten vernietigd werden. Garnalen-
vlsschers, die him manden moesten
omkeeren boven de mestput, waarbij
de politie ter bewaking en lieden der
gemeente met petroleum.
Kibbelende schoolkinderen, tuchte
loos en in partijtjes verdeeld, kunste
naars zonder werk, violisten op straat,
schilders zonder verf, tooneelspelers
cds stempelaars. Duizend vieze recht-
zaakjes, gesjacher van advocaten en
gekonkel van partijbonzen. Is het vol
doende
Wij zullen in dit blad straks bij ge
deelten een ballade publiceeren over
„het dagelljksch brood" om even het
geheugen van deze veronruste „her
ders" op te frisschen.
Boloe
voor de bezetting en overheid.
Tenslotte dit schrijven is brutacd
en beleedigend. Hét valt openlijk het
beleid aan van de Duitsche bezettings
macht en onze Overheid, die in haar
naam regeert.
Het ontkent de vele goede dingen,
die sinds Mei 1940 tot stand gebracht
zijn en het zwijgt over de moord- en
terreurdaden, die jegens Nationaal-
Socialisten zijn bedreven. (Maar dit
zijn zeker volgens de heeren geen land-
genooten enhebt Uwe vijanden
lief, maar neem ze niet in bescherming
en wees er niet bezorgd over.)
Op dit manifest zou nog veel te zeg
gen zijn. Wij nemen niet aan, dat alle
geestelijken het beamen, en nog min
der dat de leeken het er mee een3 zijn.
Indien dat zoo ware, dan zou er geen
twijfel bestaan, dat op zekeren dag
strenge maatregelen zouden worden
getroffen. Heeft Christus echter zelve
niet gestreden tegen Schriftgeleerden
en Farizeeërs en heeft Hij den tempel
niet eigenhandig gereinigd door tuch
tiging?
Wü ontvingen een ingezonden stuk
over sociale voorzieningen. Dit kunnen
wij niet beantwoorden, daar wij den
schrijver niet kennen en on-ondertee-
kende bijdragen niet in aanmerking
komen voor plaatsing.
Voor de vele bewijzen van hartelijke
en hartgrondige belangstelling bij het
verschijnen van het door mij geredi
geerde blad „De Zeeuwsche Stroom"#
ben ik vooral de anonieme briefschrij
vers en vlugschrift-verspreiders erken
telijk.
Zij geven mij den moed en het ver
trouwen verder te gaan, wetende dat
er nog volksgenooten rijn, die moeten
leeren uit hun schuilhoek te voorschijn
te komen, als fiere vaderlanders.
Misschien dat ons blad tot dit ge
baar van oprechtheid en tot inkeer kan
meewerken.
Overigens zijn mij ingekomen stuk
ken en vragen, mits onderteekend en
op behoorlijke wijze gesteld, van hart*
welkom.
Zijt gij het niet eens. zoo schrijf dit#
en weest overtuigd dat de Redactie
voor geheimhouding volkomen instaat.
HOOFDOPSTELLER.
Verschijnt tweemaal per maand van huis tot huis door geheel Zeeland
REDACTIE POSTBOX 58 - MIDDELBURG