Engeland - onze aartsvijand! Een greep uit de vaderlandsche geschiedenis. De „Hongersnood" Hoe staat de N.S.B. tegenover kerk en staat? Het Rassenvraagstuk Geldkfopperij voor kieskringen Met Pasehen naar „De Herikerberg" De acte van navigatie. Wij waren met Engeiang in een min der goede verstandhouding gekomen, doordat de Republiek een poging ge waagd had om de onthoofding van Karei I te voorkomen. In 1649 erkenden wij den oudsten zoon van den gedóo- den vorst als koning en weigerden ge hoor te geven aan twee gezanten der Engelschen. Engeland stond voor de keus, met Nederland tot één natie vereenigd te zijn, of er mee te wedijveren, desnoods het te beoorlogen, want in handel en scheepvaart werd Engeland door de Vereenigde Gewesten overtroffen. De Nederlanders hadden de visscherij voor de Engelsche kust in handen, waren de voornaamste handelaars op de Oostzee en verdrongen de Engelschen uit Insulinde. De Engelsche regeering riep haar gezanten terug uit Den Haag. En nu gebeurde, wat Holland ge vreesd had. Wegens de klachten der Engelsche reeders, dat Engelsche koop lieden in hen minder vertrouwen stel den dan in de Nederlanders, en om de planters in Virginië en eenige Antillen, die slechts Hollandsche schepen voor het vervoer van hun waren gebruikten, te dwingen zich van de Engelsche koopvaardij te bedienen, vaardigde het parlement de acte van navigatie uit, die bepaalde, dat de vaartuigen van vreemde natiën geen andere voort brengselen dan die van hun eigen land in Engelsche havens mochten invoeren. Deze maatregel heeft den handel en de zeevaart van Engeland tot grooten bloei gebracht en die van ons land doen tanen, temeer omdat al spoedig Frankrijk en Zweden, die even ijver zuchtig waren als de Engelschen, dit voorbeeld gingen volgen. Deze maatregel was voor Holland wurgend, daar in 1662 van van 26000 schepen, die in de Europeesche wate ren voeren, er 15000 Nederlandsche Waren. Op grond van de reeds door Hugo de Groot in zijn Mare liberum (de vrije zee) bestreden bewering van de En gelschen, dan hun op de Noordzee, het Kanaal en den Atlantischen Oceaan de rechtspraak, de politie en het ver- pachtingsrecht van de vischvangst toe kwam, beschouwden zij het als een inbreuk op hun rechten, dat de Neder landers door hun kennis vcm handel en scheepvaart, hun volharding en spaarzaamheid, zulke groote voordee- len boven hen op de zee wisten te be halen. Zoodra de acte van navigatie was uitgevaardigd, trachtten de Nederlan ders daar bezwaren tegen in te bren gen. Daar dit niet hielp, traden zij in onderhandeling over een verbond van vriendschap en koophandel. Doch Engeland eischte, dat zijn heer schappij op de omringende zeeën er kend zou worden en als bewijs daar van verlangde het, dat vreemde oor logsschepen voor die van Engeland de Vlag zouden strijken. Bovendien matigden de Engelschen zich het recht aan. om Nederlandsche koopvaarders in zee te onderzoeken. Daar de Engelschen niet ophielden, onze koopvaarders allerlei overlast aan te doen, moest dit op een oorlog uit- loopen. Holland, dat de meeste schade leed, begon met 150 schepen uit te rusten. Terwijl een aantal oorlogsschepen ter beveiliging van handel en visscherij in de Middellandsche Zee, het Kanaal en de Noordzee waren, kon Tromp op het laatst van Mei 1652 met 50 schepen uitvaren. Daar de belemmeringen der Engel schen met den dag toenamen, kreeg Tromp en zijn bevelhebbers de op dracht, „dat zij de schepen dezer lan den zouden beschermen tegen alle onderzoekingen, van wie het ook zijn mocht, verdedigen tegen elk en een ieder, die de schepen zou willen be schadigen, en bevrijden gelijk zij het best konden, uit de handen van een ieder, die ze genomen had". Hem werd gezegd, wat het strijken der vlag voor de Engelschen betrof, „te handelen naar zijn bescheidenheid en niets te doen, wat tot nadeel van de achtbaarheid van den Staat kon strek ken". Tromp bleef met zijn vloot voor de Vlaamsche kust, waar hij van Joris van der Zaen bericht ontvingt, dat zeven straatvaarders, samen 500.000 gulden waard, zich op korten afstand bevon den en gevaar liepen door de Engel schen genomen te worden. Onmiddel lijk volgde Tromp de aanwijzingen van Van der Zaen en ontdekte nabij Dover een Engelsche vloot van 15 oorlogs- schepeh en fregatten, onder Robert Blake. Er ontstond een gevecht, waarbij Blake 12 schepen ter versterking kreeg uit Duins en Tromp verdedigender- wijze te werk ging. Na den strijd zond Tromp een brief aan de Nederlandsdis gezanten te Londen. Tromp bericht. „Noch ver buyten schoot synde, heb ik al myne zeylen ingenomen, uitge- sondert beyde myne marszeylen, en die gesireecken, tot respect van den Admirael, ende een man aen myn vlagge gesonden, die den heer Admi rael Blake, selve heeft connen sien op- climmen, om te strycken, die aireede de wimpel, die onder de vlagge eerst waayde, had ingenomen, maar zoo haest wy binnen schoois quamen, heeft hy datelick een yser over ons heen ge schoten; weynich daer nae noch een schoot geschooten. Doen liet ik myn schaloup, die achter- aen 't schip sleepte, aenhaelen en volk daer in gaen, om myn Capn. aen syn boort te seynden, hem te begroeten en zyne meyninge te verstaen, doch eer het halve volck in de chaloup was, schiet de Admirael een schoot door ons schip, een man den arm aff, en verscheyden met splinters gequetst, daerop wy met een canon ontwoorde verre voor syn schip, hoopende, dat hy soude onze chaloup aen boort wach ten, maer in desselfs plaatse draayt net ons voor de wint en presenteert ons zyne gansche zy, en schiet deselve door ons schip en zeylen, met alle merckelicke mynen, om ons in de gront te schieten; daerover deur verbaest- heyt ons volck uit de chaloup over int schip, en de man, die aen onse vlagge stonde om te strycken, beneden is ge- comen. Waerop wy wederom onse zy op hem hebben afgeschoten, ende niet eer eenige intentie gehadt om een schoot van hostiliteyt te schieten, voor en aleer wy soo heftich waren aen- getast en gedwongen, ons selve te de- fenderen, gelyck den gemelten Admi rael zelfs heeft connen zien, dat wy een groot half uyr op den anderen hadden geschoten, aleer ons noottee- ken, 't welck was eene roode vlagge onder de Prince te laten wayen, wer den gedaen, dat onze schepen ons souden helpen defenderen" enz. enz. Uwe Excien gantsch diensf- bereyden Dienaer M. HARPTS. TROMP. Engelsch bedrog. De Engelschen echter gaven de schuld van het gevecht aan Tromp en wezen met minachting de reden af, die onze gezanten ter verdediging aan voerden. Het was duidelijk: de Engel schen wilden oorlog en onse regeering zocht die te voorkomen. Terwijl Enge land onze gezanten aan de praat hield met onderhandelingen, rustte het zich geducht ten strijde uit. Ook onze vloot werd zoo veel mo gelijk versterkt. Binnen acht dagen wa ren meer dan honderd kaperbrieven uitgereikt, en alle zeehavens rustten voor de kaapvaart groote en kleine schepen uit, die niet alleen Engelsche koopvaarders, maar ook oorlogssche pen bemachtigden. Daar wij echter veel meer rijk bela den koopschepen op zee hadden dan de Engelschen, brachten zij ons veel meer schade toe, meer dan wij hen. Tromp koos weer zee met 96 schepen en eenige branders, met tezamen 11000 man. De Engelschen, weer onder Blake, waren reeds de Noordzee op en had den, ondanks de krachtige verdediging, onze haringvloot grootendeels vermees- terd en vernield. Door een hevigen storm werd Tromp genoodzaakt terug te keeren naar huis. De Staten Generaal hadden toen reeds een nieuwe vloot uitgerust, die onder bevel stond van Michiel de Ruyter. De Ruyter viel den vijand aan en sloeg tweemaal door zijn linie heen en noodzaakte hem te vluchten. Daarna bracht Tromp met zijn weer herstelde vloot den vijand zulke ver liezen toe, dat hij in de Theems vluchtte. Voor korten tijd had hij de heerschappij op de zee voor ons land verworven. Hij kruiste voor de Engel sche kust, zonder dat de Engelsche vloot zich durfde vertoonen. Op last van het Engelsche parlement werd de vloot van Blake uitgerust met groote oorlogsschepen en door pres sing (dat is matrozen uit de kroegen, goed- of kwaadschiks mee aan boord nemen) bemand. De strijd begon. Tromp hield dade lijk op het admiraalschip van Blake aan, met Pieter Floriszoon in de voor hoede, Jan Evertsen de middeltocht en De Ruyter in de achterhoede. Het Engelsche admiraalschip werd buiten gevecht gesteld, zij sloegen door de vijandelijke linies heen, maar moes ten zich dan bepalen tot bescherming der 200 koopvaarders, die onder hun hoede voeren. Deze driedaagsche zeeslag eindigde met een Engelsche overwinning, dopr- dai onze schepen gebrek aan kruit en kogels kregen en zich voor een over macht geplaatst zagen. Aan Tromp echter de eer, dat hij met een vloot, die onvoldoende hersteld was na den slag bij Dover, met een bemanning, die in het guurste jaargetijde, uitgeput^was van vermoeienis en afgemat door ge brek aan sommige benoodigdheden, zich met een groot aantal koopvaarders door den vijand heensloeg, en hen, na drie dagen tegen een overmacht te hebben gestreden, op enkele uitzonde ringen na, behouden thuis bracht. Ian van Galen veegt de Middel landsche Zee schoon. De beide oorlogvoerende mogend heden hadden hun scheepsmacht ook in de Middellandsche Zee versterkt. Onze vloot was daar onder com mando van Jan van Galen. Zes zware Engelsche schepen -liepen de haven van Livomo binnen en werden daar door de Nederlanders opgesloten ge houden. Met een deel van zijn vloot ging Jan van Galen tien andere oor logsschepen tegemoet, die naar Italië onder zeil waren. In den slag, die volgde, werd Van Galen doodelijk ge wond. De opgesloten schepen bij Li- vorno liet hij zee kiezen en versloeg ze daarna. Het gevolg daarvan was, dat de tien andere Engelschen de Mid dellandsche Zee verlieten, daar zij zich niet opgewassen achtten tegen de Ne derlanders. Daardoor ondervond onze handel geen hinder meer van de Engelschen gedurende dezen oorlog. Onze zeeheld, die de aanmatigende Engelschen, die het op onzen handel en onze vloot hadden voorzien, beslis send versloeg, Jan van Galen, lig! be dragen in de Nieuwe Kerk te Amster dam. Sprekend ook tot ons in dezen tijd, is zijn grafschrift Hier leidt in 't graf van eer de dappere van [Galen, Die eerst ging buit op buit Castiliën afhalen, En met een leeuwenhart nabij 'tToskaner [strandt De Britten heeft verjaagt, verovert en [verbrandt. (Wordt vervolgd). In deze ernstige tijden, waarin voor eeuwen zal worden beslist over de toe komst van ons Volk, kan men soms allerlei dingen waarnemen, die of schoon de achtergrond eigenlijk diep- treurig is toch verschrikkelijk be- belachelijk zijn. Zoo heeft Mau uit Engeland blijk baar beweerd, dat er in Nederland hongersnood komtDat wij hier van voedingsmiddelen nog vrijwel alles in ruim voldoende mate kunnen krijgen en speciaal hier in Zeeland dat doet er niet toe. Mau heeft het ge zegd Mau is een jood, die voor En geland reclame maakt, spreekt dus de waarheid en duser komt hongers nood. De Duitschers beweren welis waar het tegendeel, maar die liegen, halen alles weg, zien in eigen land „zwart van den honger", komen hier om op te knappen, enz. enz. Nu kennen wij lieden in onze buurt, „echte" Nederlanders, die reeds vanaf Mei 1940 bezig zijnvooruit te eten I Koopen alles wat ze kunnen vastkrijgen en dat is, gezien den weligen smokkel handel, heusch geen klein beetjeEn waar er veel is, dat niet bewaard kan worden, eten en eten zij maar. Ja, eigenlijk is het geen eten meer 1 Het gevolg is natuurlijk, dat men deze lij ven steeds dikker en dikker ziet wor den. Ook voor hen is het ie hopen, dat deze oorlog niet te lang meer duurt. Nog acht maanden „hongersnood" en zij zijn dichtgegroeid I Het is zeker overbodig te zeggen, dat deze Volksgenooten, die zich op „oer- eigen Nederlandsche wijze" vetmesten, niet in een arbeidersbuurt wonen? Uit de N.S.B. brochure 4: „Het nationale leven van den wor denden Nederlandschen Staat zal niet staan op den bodem van autonoom- menschelijke redeneeringen, doch de Nederlandsche Staat zal God belijden als de drijfkracht van het nationale zedelijke leven. Aan de onderdanen blijve volledige vrijheid van overtui ging, doch de Nederlandsche Staat, zooals deze het Nederlandsch karakter tot uitdrukking brengt, erkenne de sou- vereïniteit Gods". i. Wat iedereen daarvan weten moet. Ieder die het aanvraag-formulier voor het lidmaatschap der N.S.B. heeft ge- teekend en eenigen tijd daarna zijn inschrijfgeld plus 35 cent voor zijn uit rustingsstukken heeft betaald, is door deze verrichtingen niet plotseling een werkelijk nationaal-socialist geworden Niemand onzer zal dit willen ontken nen. IntegendeelHierna begint in de allermeeste gevallen pas haar of zijn geestelijke omvorming. Niemand onzer is in een nat.-soc. gezin opgevoedwij allen, zoowel in ons Vaderland als in het Duitsche Rijk, hebben aanvankelijk over de maatschappelijke en staatkun dige vragen geheel anders gedacht, dan thansOok Hitier heeft hierop in zijn laatste groote rede nogmaals in het bijzonder de aandacht gevestigd. Langs verschillende wegen zijn wij allen met het nat. socialisme in aan raking gekomen. Het meestal eerst ver werpend, heeft de een of andere om standigheid er ons over aan het na denken gebracht. En nu is het juist de geweldige en daardoor tevens on verwoestbare kracht van deze begin selen, welke maakt dat iemand, die over het nat.-soc. rustig denkt, er met een voor gewonnen is, met een inner lijke overtuiging, die zich door geen uitwendigen druk meer laat verbreken Vandaar dat alle middelen waarmee de tegenstanders ons bestrijden, er op gericht zijn, de groote massa van ons Volk van dit rustig zelfstandig naden ken af te houden. Vandaar dus alle laster, kletspraat, geruchten-versprei ding, enz., welke deze groote massa bezig houden en zoodoende ook de op zich zelf goedwillende Volksgenooten ervan weerhouden, zich een zelfstandig oordeel over het nat.-soc. te vormen. Wanneer nu iemand tot de N.S.B. is toegetreden, is dit meestal een bewijs, dat hij tot zelfstandig oordeelen in staat is. Meer echter ook nietWant wer kelijk nat. socialist kan men eerst wor den in den kring der kameraden en.... door voortdurende overdenking en be studeering van alle vraagstukken waar mee bet nat. socialisme ons in aan raking brengt Ook ons nieuwe orgaan „De Zeeuw- sche Stroom" stelt zich voor, in deze richting krachtig werkzaam te zijn. Het rassen-vraagstuk nu is één van de allervoornaamste problemen, waar over ieder lid onzer Beweging zelf standig een oordeel moet kunnen vor men. Zonder kennis van het rassen-vraag stuk is het volgens onze meening ten eenenmale onmogelijk, de geschied kundige ontwikkeling van ons eigen Volk en Vaderland ten volle te begrij pen, noch om zich een oordeel te vor men over de geweldige wereldgebeur tenissen onzer dagen 1 Maar nog belangrijker is het feit, dat de kennis van het rassen-vraagstuk ons zonneklaar den weg wijst, welke ons volk in de allernaaste en in de verste toekomst zal dienen te gaan, als dit wil blijven bestaan en zal willen groeien en bloeien Het rassen-vraagstuk is er een van wetenschappelijken aard. In het thcms op sterven liggend z.g. democratische stelsel waren de resultaten van weten schappelijke onderzoekingen in hoofd zaak bestemd voor diegenen, die het voorrecht hadden, te kunnen „studee- ren". Met andere woorden dus: voor diegenen, die geld hadden. De arbei ders hadden nu eenmaal het idee, „dat zij te dom, te onontwikkeld waren, om allerlei dingen te begrijpen". In deze rubriek echter hopen wij te vens het bewijs te leveren, dat het niet noodig is „om veel letters gegeten te hebben", om een wetenschappelijk vraagstuk duidelijk te maken, ook aan de z.g. „eenvoudigen van geest" Wij van onzen kant zullen hiertoe ons uiterste best doen. Wij zijn er ons van bewust, dat het rassen-vraagstuk behoort tot de z.g. „teere" vraagstuk ken. Tot nu toe ook in de N.S.B. Waar wij evenwel prijs stellen op een zelfstandige oordeelvorming ook op dit punt, daar zal niets ons aangenamer zijn, dan wanneer wij van de zijde onzer lezers, van de bezwaren die mochten rijzen tegen het in deze ru briek geschrevene, regelmatig op de hoogte worden gehouden. Om ook deze hierin te kunnen plaatsen en te bespreken I Alleen in alle deelen over tuigde nat. socialisten hebben voor de toekomst van ons Volk en Vaderland waardel En het nat. socialisme is nu eenmaal geen dwang-systeem Wij stellen ons voor, in het volgend nummer een aanvang te maken met een reeks artikelen over dit punt. Daar bij zooveel mogelijk de aandacht ves tigend op feiten, welke speciaal in onze eigen Zeeuwsche omgeving, voor ieder die ze zien wil, zijn vast te stellen. Naïf optimisme. Alsof er niets gebeurd is in ons land, alsof de kakelende Kamers nog rustig hun werk verrichten, dat zij „tijdelijk" hebben stopgezet, gaan de propagan disten en leden-wervers van de kies vereenigingen door Zeeland. De voorzitters van den Anti-Revolu tionairen en den Christelijk-Historischen kieskring, respectievelijk de heeren Dr. K. Huizinga en Mr. W. F. E. Baron van der Feltz, richtten zich zelfs nog. in een schrijven tot de leden, waarin zij hun trouw vragen. Het is precies zoo gesteld met de omroep-vereenigingen, die in een rond schrijven de abonné's ook verzoeken om te blijven betalen aan de diverse bladen, terwijl op 1 April deze organi saties tot het verleden behooren, voor goed. Een merkwaardig naïf optimisme be zielt dezen heeren. Zij hopen waar schijnlijk nog op den terugkeer van „de goede oude tijd", toen ons volk door kortzichtige leiders in honderd kampen verdeeld was. Vergeefs echter hopen zij dit! Wat ambieert dezen bestuurders?, Meenen zij werkelijk, dat hun kies kringen nog ooit terugkomen? Of be- teekent dit leden-gewerf alleen maar het uit den zak trommelen van geld, teneinde dit voor andere doeleinden te gebruiken Welke plannen zitten bij deze contri- butie-ophalerij voor? Velen der vroe gere aangeslotenen zijn gelukkig zoo verstandig, om hun geld niet weg te smijten, doch indien de propagandist het voorstelt, zooals laatst bij iemand f „het is Gods zaak", zijn er nóg onnoo- zelen, die weer een veer laten vallen, die de heeren van „Gods zaak" op eigen hoed steken. Kiesvereenigingen hebben afgedaan, voor altijd. Men meent, dat door geor ganiseerd te blijven, deze „stemmen" nog gewicht in de schaal zullen leggen. Welke schaal? Een dezer contribuanten zeide laatst in vollen ernst: „maar de Duitschers zuilen er toch wel rekening mee hou den, dai er nog velen voor rechts stem men?" Stemmen? Stembussen? Ach, mijn lieve Stemmen is afgeloopen en stem bussen kan men beter omsmeden voor de Winterhulp. Dat men nóg niet begrijpt, dat na Mei 1940 in Nederland is afgedaan, algeheel, met een kiezerssysteem en kiesdeeler-goochelarij 1 Maar, laten wij hei even ronduit zeg- gfci, deze bestuurders weten dat zelve ook heel goed, maar zij gaan als leur- ders rond en probeeren nog te halen, wat er te halen valt. Daardoor berei ken zij tevens, dat een groot deel van het publiek nog meent, dat de vroegere toestand terugkeert. Zij knipoogen eens bij de voordeur, laten portretten zien van ons gevlucht koningshuis en ver tellen onder een kop koffie met een babbelaar van wrakstukken van Duit sche vliegtuigen, die overal aan de kust liggen. Zij hebben het „gehoord van iemand die 't gezien heeft". Of beter gezegd „gezien van iemand die het gehoord had". Inmiddels, hei is te hopen voor he,t goedgeloovig volk, dat het nutteloos geschooi om gelden voor totaal leegs en niet meer bestaande doelstellingen, spoedig ophoudt. Het bedrog is zoo klaarblijkelijk, dat men al erg naïf moet zijn, om nog op deze speculatie in te gaan. Leden werven en geld storten voor kiesvereenigingen, het is anti-christe lijk, daar het zwendel is, speculatie op domheid en goedgeloovigheid. Maar men moet het tenslotte zelf we ten, om zijn geld nutteloos weg te werpen. Wilt gij een prettige Paaschvacantie doorbrengen „onder Kameraden" in Uw eigen, gezellig vacantie-oord „De Herikerberg", gelegen nabij Markelo, in het prachtigste gedeelte van Twente, omgeven door mooie bosschen? Be spreek dan ten spoedigste 1 Kamers voor 50 gasten. Prima keu ken en verzorging. Verblijf van Zaterdag 12 April a.s. van tafel tot Dinsdagmorgen d.a.v. na het ontbijt 12. Verblijfprijs voor zomer en winter ƒ4.per dag. Verblijft met ontbijt 2.50 per dag. Koffietafel vanaf 1.50 middagmaal vanaf 1.50. Beheerder-Chef-Kok Kameraad E. H. Wijers p.a. „De Herikerberg" te Mar kelo. Telefoon 79, Goor. DE DIRECTIE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Stroom | 1941 | | pagina 2