'Ik heb er
nooit iets voor
gevraagd'
Iedereen weet gelegenheidsdichter Joop Volkeri te
vinden
VRIJDAG 30 DECEMBER 1994
OUDEJAARSBIJLAGE
15
het eten heb ik een gedicht
gemaakt. Tijd om het te
brengen was er niet meer. Ik
heb 't gedicht telefonisch
doorgegeven."
Van de grote hoeveelheid
gedichten van Volkeri is er
ook een aantal in de
Zierikzeesche Nieuwsbode
verschenen. Voor één van deze
gedichten, 'Zierikzee:
monumentenstad' uit 1986,
ruimde de toenmalige
hoofdredacteur zelfs een stuk
van de voorpagina in. Het is
echter niet dit gedicht dat
voor Volkeri zelf een speciale
betekenis heeft. Dat hebben
wel de gedichten 'After
dinner' en 'De grote belofte'.
Deze schreef hij ter ere van
het 75-jarig bestaan van de
plaatselijke kegelclub Sans
Soucis in 1973. Een club
waarvan Volkeri jarenlang lid
is geweest en tien jaar de
voorzittershamer hanteerde.
Met name het gedicht 'After
dinner' sprak vele leden tot
de verbeelding. Het gedicht
verhaalde van een vermeende
voedselvergiftiging die de
leden hadden opgelopen na
een etentje. Ze hadden
Kitekat gegeten werd later
gezegd. Een gegeven dat
Volkeri op hilarische wijze
uitbuitte in een persoonlijk
gedicht dat maar liefst drie
A-viertjes bevatte.
Het grootste deel van de
gedichten van Volkeri heeft
dit persoonlijke tintje. Dat is
ook de reden dat hij ze nooit
in boekvorm heeft uitgegeven.
Je zou dat toch kunnen
verwachten van een
boekhandelaar. ,,Nee hoor;
daar heb ik nooit aan
gedacht. De meeste gedichten
zijn te persoonlijk. Dat zegt
mensen allemaal niets. Dat
moet je zelf hebben
meegemaakt."
In gedachten bladert hij
verder in zijn bundel
gedichten. Nog meer
herinneringen komen boven.
,,Niet alleen leuke hoor. Ik
heb ook ernstige gedichten
geschreven. Het gedicht dat
hij bijna twintig jaar geleden
schreef in de wedstrijd voor
Jade is zo'n ernstig gedicht.
In twaalf strofen beschrijft
Volkeri de ellende in de
wereld en pleit hij voor een
verbetering van diezelfde
wereld; te beginnen bij
onszelf. Afgezien misschien
van de landen die in het
gedicht genoemd is het nog
steeds actueel. Een reden
temeer om dit gedicht hier af
te drukken. Tben was zijn
gedicht goed voor vijf uur
luchtreclame. Al is het nu
slechts goed voor enige
overdenking. Dan is er
misschien toch weer iets
gewonnen.
Slaat de kranten maar eens open
Zet de televisie aan,
Luister naar de nieuwsberichten
En de moed zal u vergaan.
Grensincidenten, koude oorlog
Zijn aan de orde van de dag.
Broedertwisten, straatgevechten,
ondermijning van 't gezag.
Vele mensen protesteren,
d'Een is tégen, 'd'ander vóór!
Maar ondanks al dit betogen
Gaan de gevechten steeds maar door.
Mensen strijden, mensen moorden.
Zij hebben-schijnbaar niets geleerd.
En je vraagt je vol bezorgen:
Wanneer wordt deezstorm gekeerd?
Vóór- en tegenstanders zoeken
Naar de oorzaak van het kwaad.
Ieder op hun eigen wijze
Geven ze ons goede raad.
We zien het dagelijks in Ierland,
Cambodja wordt maar steeds genoemd.
Wat gebeurt er wel in Laos?
Alles is tot strijd gedoemd.
En zo gaat het steeds opnieuw weer.
Men geeft Amerika de schuld.
'n Ander houdt het op de Russen:
We zijn vóór öf haatvervuld!
Moesten we, om schuld te zoeken
Steeds naar onze buren gaan?
Was 's niet nuttig, als w'eens eerlijk
Hand in eigen boezem slaan?
Kijk eens in ons eigen landje:
Overvallen bij de vleet:
Agressie op de voetbalvelden.
De lijst is verre van compleet.!
Laten we eens zelf beginnen
Onze naasten te verstaan!
Zien we toch in hèm onz' broeder
Dan zal 't waarachtig beter gaan!
Gebruiken w'onzgezonde rede
Dbn pas wordt de kans vergroot.
Op een waarlijk échte -vrede,
Dbn pas zijn we allen gróót!
Ik g'loof dit is het allerbeste:
'k Geef u allen deez' wens mee:
Dat in 't nieuwe jaar steeds worde
Elke dag een dag van vrêe!
Zierikzee, december 1976
Joop Volkeri
Tekst Ad Hagesteijn
Foto's Joop van Houdt
ZIERIKZEE - Er moeten ongetwijfeld heel wat
echtparen op Schouwen-Duiveland rondlopen
waarvoor tijdens hun grote dag een gedicht
gedeclameerd werd dat uit de pen van Joop
Volkeri is gevloeid. Vaak immers bereikte de oud
boekhandelaar het verzoek om een versje te
maken. Niet alleen voor huwelijkssluitingen
overigens; ook voor jubilea, feestjes en andere
aangelegenheden klom hij in de pen. Vaak kende
hij de mensen niet eens waarvoor hij een gedicht
moest maken. Voor Volkeri is dat echter geen
probleem. Aan een paar gegevens heeft hij
voldoende en vervolgens komen de bijpassende
woorden als vanzelf uit zijn brein gerold. Alsof ze
daar reeds jaren lagen opgeslagen en slechts op
een geschikt moment wachtten om zich te
openbaren.
Nog voordat ik me goed en
wel in de stoel heb gezet
begint Volkeri een van zijn
gedichten voor te dragen. Uit
zijn hoofd, want ondanks zijn
83 jaren is hij nog goed bij de
pinken.
Een loflied klinkt op
Amsterdam En op de
tulpenvelden I Een loflied op
het mooi "Wien" Op kleine
plaatsen zelden.
Toch ligt er in ons land zo'n
oord En wel in het land der
Zeeuwen Daar voelt men
nog, als men er loopt De
sfeer van vroeger eeuwen!
Ach, mocht ik toch een
dichter zijn Ik zou in
bloem'rijk tale De
schoonheid van mijn
heimwee naar Dit lieflijk
oord verhale(n).
Die plaats is elf eeuwen oud
Juweel onder de steden
Gebouwen nog in oude stijl
Maar denkend in het
heden!
Neemt u soms eens 'n
snipperdag Gaat u dan dddr
eens kijken Die gevels
poorten dat stadhuis
Zullen u blik verrijken!
Dat stadje aan de waterkant
Het blijft mij steeds
bekoren Mijn leven lang,
want "Ik heb mijn hart
in Zierikzee verloren!"
Volkeri droeg dit gedicht in
1971 voor op de televisie in
het programma 'Met
gedichten 't land door' van
Ted de Braak. Uit het
gemaakte gedicht moest
blijken welk lied de inzender
graag wilde horen. Als
geboren en getogen
Zierikzeeënaar was dat voor
Joop Volkeri niet zo moeilijk.
En wie zou niet zijn hart in
Zierikzee verliezen wanneer
hij zo ongeveer op het mooiste
plekje in de stad woont: aan
de haven met zicht op het
havenkanaal.
Het zou niet de enige keer
zijn dat Volkeri op de
televisie te zien en horen was.
En ook andere prijzen vielen
hem ten deel. Zoals
bijvoorbeeld in 1978, toen hij
aan huis een exclusief diner
voor vier personen geserveerd
kreeg; de prijs in een
wedstrijd uitgeschreven door
Amstel en KLM. ,,Ik had
eerst voor een ander
meegedaan aan deze
wedstrijd en die won. Toen
dacht ik dat ik zelf ook wel
mee kon doen. En toen won
ik weer". Dat betekende dus
twee keer lekker eten voor
Volkeri, want ook bij de
eerste prijs werd hij
uitgenodigd aan te schuiven
aan.de dis.
Van alle prijzen die hij met
zijn gedichten in de wacht
sleepte is er wel één zeer
speciaal: vijf uur gratis
luchtreclame voor de boek- en
kantoorboekhandel die hij
dreef aan het Havenplein.
,,Dat was de allermooiste",
vindt hij zelf. De wedstrijd
was eind 1976 uitgeschreven
door Rijam-Jade Dortmund.
De opdracht was een gedicht
te maken over oudejaar,
nieuwjaar of de
jaarwisseling, ^waarin de
eigen gedachten, ervaringen,
opvattingen of fantasieën tot
uitdrukking kwamen.
Volkeri deed dat op zodanige
wijze dajt zijn gedicht
unaniem als beste gekozen
werd door de jury. ,,Maar vijf
uur luchtreclame boven
Zierikzee was veel te veel. Ze
hebben het in twee keer
gedaan", aldus Volkeri. En zo
kwam het dus, dat twee keer
..Het is zomaar aan komen waaien. Ik heb er nooit voor geleerd.
Al bladerend door de bundels waarin zijn gedichten zijn samengevoegd, komen bij Joop Volkeri de herinneringen van vroeger weer boven.
gedichten zijn opgeslagen
komt hij een aantal van deze
zogenaamde
gelegenheidsgedichten tegen.
Zoals die van het huwelijk
tussen boerendochter Annie
en Jan. Zij waren ooit eens
door de vader van de bruid
aangetroffen in de hooiberg.
Dit kwam de bruidegom bijna
op een schot hagel te staan.
De vader immers dacht met
inbrekers te maken te hebben
in plaats van een paartje op
vrijersvoeten. ,,Dat zijn de
leuke dingen. Dat; vind ik zelf
heel leuk dat ik deze
tegenkom", zegt Volkeri.
Met zichtbaar plerier gaat hij
door met bladeren in het
album. Herinneringen komen
naar boven en soms kan hij
een glimlach niet
onderdrukken. Behalve
gedichten voor onbekenden
zitten er ook pennevruchten
tussen voor familieleden en
buren. Voor Volkeri was één
enkel feit reeds voldoende om
er in poëtische zinnen over uit
te wijden. Toen zijn buurman
eens voor twee weken achter
de tralies ging, omdat hij met
te veel glaasjes op achter het
stuur van zijn auto gekropen
was, kon Volkeri het niet
laten een 'afscheidsbrief' te
schrijven.
Je kunt het zo gek niet
opnoemen of er is wel een
gelegenheid waarvoor Volkeri
iets heeft geschreven. Zo
bereikte hem in 1976 het
verzoek een protestgedicht te
schrijven voor een actie van
bewoners uit Poort-Ambacht,
toen nog Plan-West geheten.
Enkele wijkbewoners wilden
een petitie aanbieden aan het
gemeentebestuur waarin
gevraagd werd om een
wijkgebouw en
verkeersmaatregelen in
verband met de onveiligheid
op straat.
Met de woorden 'Gij vroede
va'dren hoort ons aan' sprak
hij de heren notabelen aan.
Erg onder de indruk van zijn
epistel waren ze blijkbaar
niet. Nog steeds moeten de
bewoners van Poort-Ambacht
een wijkgebouw ontberen en
op de 'pukkel' op het
kruispunt Schcldestraat -
Grevelingenstraat hebben de
bewoners ook meer dan tien
jaar moeten wachten.
Nee zeggen heeft hij nooit
gedaan. Ook niet toén iemand
uit Haamstede op
Sinterklaasavond Volkeri
opbelde met de vraag of deze
voor hem en gedicht kon
maken. Dat kwam vaker voor,
alleen moest het gedicht nog
diezelfde avond klaar zijn.
,,Ik heb toen gezegd dat ik
m'n best zou doen. Ik heb wat
gegevens gevraagd en onder
tweeënhalf uur een
vliegtuigje bóven Zierikzee"
cirkelde met achter zich de
tekst: Volkeri voor kantoor en
school.
Hoe het allemaal begonnen is
weet Volkeri niet. Van zijn
familie heeft hij het niet,
want naast hem is er niemand
die al dichtend naar buiten
treedt. „Het is zomaar aan
komen waaien. Ik heb er
nooit voor geleerd. Het gaat
me gewoon gemakkelijk af.
Zo schreef ik het gedicht 'Ik
heb mijn hart in Zierikzee
verloren' in de auto. Het
kwam zomaar bij me op. Ze
zeiden tegen me dat ik het op
moest sturen naar de NCRV.
Dat heb ik gedaan en toen
vroegen ze me of ik het
gedicht op de televisie wilde
voordragen."
Kort na de Tweede
Wereldoorlog schreef hij zijn
eerste gedicht; voor het
kampioenschap van
voetbalvereniging MOC uit
Bergen op Zoom. ,,Ik
voetbalde toen bij Zierikzee
en ik kende de spelers goed.
Ze kwamen dan ook allemaal
in het gedicht voor", aldus
Volkeri. „Van het een komt
het ander. Ik heb er nooit
reclame voor gemaakt. En ik
heb er ook nooit iets voor
gevraagd. Het was allemaal
liefdewerk. Ik kende de
mensen soms niet eens voor
wie ik wat moest maken. Zij
kenden mij blijkbaar wel. In
ieder geval wisten ze met te
vinden."
Bij het doorbladeren van een
van de boekwerken waarin de