'Ik moet er even niet aan denken,
maar ik ga het nog een keer lopen'
Ed Verhage weer thuis na bedevaartstocht naar Santiago de Compostela
VRIJDAG 14 OKTOBER 1994 NR 25654
ificación de paso
<fF*7~rA\^1<?o
in Puente La Reina en
Hospital de Orbigo, de
kloosters in Samos en van
San Juan de Ortega. Verhage:
Ook de kathedraal in Santo el
Domingo, De La Calzada, en
de Santiagokerk in Carrion
de los Condes zijn
schitterend." Ongevraagd
leest hij verder met een
glimlach om de lippen:
..Richting O Cebreiro blijkt
tot mijn ontzetting de
stijging gewoon door te gaan
en dan nog in versterkte
mate. Ik besluit
dan stante pede niet verder
te gaan die dag en te stoppen.
Nu nog in O Cebreiro zien te
komen. De laatste twee en
een halve kilometer zijn
moordend. Stops om de 30, 40
meter, wankelend verder.
Linksom O Cebreiro in. Ik
weet niet wat ik zie, dit zijn
de Middeleeuwen: met riet
bedekte huisjes. Tal van
loslopende beesten. Een oude
tandenloze vrouw met een
schelle stem gebaart me hier
weg te gaan. Ik wijs op mijn
informatie met de aanduiding
Hostal San Giraldo de
Aurillac en realiseer me dan
dat ze niet kan lezen. Haar
wild afwerende gebaren
negerend loop ik stapvoets
verder door dit godverlaten
gehucht om dan te belanden
bij het kerkje waarnaast het
hostal zich bevindt.
Het oogt op enigerlei wijze
zeer uitnodigend. Ik krijg een
kamer bouen toegewezen. De
douche werkt niet, geen
waterdruk. Volkomen
afgeserveerd val ik op bed in
slaap."
Zaterdagavond 8 oktober komt
Verhage in Santiago de
Compostela aan. Daar legt hij,
volgens de traditie, zijn hand
op de 'Boom van Jesse' die
onder het beeld van de heilige
Sint Jacob staat. Verhage: „Die
plek is helemaal uitgesleten,
van de duizenden handen die
erop gelegd zijn. Hier spelen
zich veel emotionele taferelen
af. Ook voor mij was het
moment bijzonder, heel
bevredigend dat ik het
volbracht heb, ondanks dat ik
me geen echte pelgrim voel,
althans niet in de gelovige zin
van het woord. Of ik veranderd
ben door de tocht, zoals veel
bedevaartgangers na
terugkomst beweren, weet ik
eigenlijk nog niet, misschien
komt dat later, ik ben nog in
een soort roes. Ik moet er even
niet aan denken, maar ik gd
het nog een keer lopen. Maar
dan vanuit Spanje.
Tekst Madeion Lagendijk
Foto's Marijke Folkertsma
BURGH-HAAMSTEDE - „Wat moet ik vertellen? Ik heb zoveel gezien en meegemaakt, heel intens. Hele mooie en hele
afschuwelijke momenten. Ik heb mezelf gedwongen iedere avond alles op te schrijven. Het was heel zwaar." Ruim drie weken
geleden vertrok de 46-jarige Ed Verhage uit Burgh-Haamstede naar Santiago de Compostela, een eeuwenoud bedevaartsoord in
het noord-westen van Spanje. Ruim 2200 kilometer op een zwaar bepakte Spartamet. Afgelopen dinsdagmiddag arriveerde hij
weer in zijn woonplaats Burgh-Haamstede. Het avontuur is voorbij, maar de herinneringen nemen nu, drie dagen na zijn
terugkomst, nog steeds het grootste deel van de gedachten van de jurist in beslag. De terugreis, 31 uur per trein met bepakking,
was ook geen peuleschilletje.
Een leeskamertje, bedden
met matrassen, een keukentje
en vooral: warme douches. Ik
blijk hedennacht de enige
pelgrim te zijn. De man
neemt afscheid en verdwijnt.
Hij vraagt of ik de sleutels
de volgende morgen in een
kastje aan de muur van het
klooster wil doen."
Refugio's
Verhage kijkt met een'
dromerige blik in zijn ogen in
de verte en legt üit dat
refugio's de plaatsen zijn die
al eeuwenlang door de
pelgrims werden gebruikt om
te overnachten. Daar krijg je
ook de stempels die nodig
zijn om het Compostelana
(bedevaartscertificaat) in je
bezit te krijgen. Verhage: „Ik
snap af en toe nog niet hoe ik
het voor elkaar gekregen heb.
Ik denk dat ik de enige
fietser ben die na het
doorkruisen van de
Pyreneeën pijn in zijn armen
in plaats van in zijn benen
heeft gehad." Op verzoek
leest hij nog een stukje uit
het dichtbeschreven dagboek:
„Dan het piece de résistance
van deze dag door de Montes
de Léon: de klim naar
Foncebadón op circa 1500
meter. Het verhaal is bekend:
te fietsen valt er niet met dit
loodzware versnellingsloze
geval, dus is het andermaal
lopen en duwen geblazen.
Een heel zware klus op het
heetst van de dag. Onderweg
heb ik niemand gezien. Ik
verfris me wat bij een klein
- bronnetje. Onderwijl wordt
de weg steeds steiler. Ik
vraag me af wat ik zou
moeten doen als ik hier
bijvoorbeeld een lekke band
zou krijgen. Dan eindelijk in
Foncebadón.
Er schijnen hier tijdenlang
twee inwoners gewoond te
hebben, maar thans oogt het
gehucht totaal verlaten. Geen
levend wezen te zien. Ik laat
dit beeld een tijdlang op me
inwerken. De verbeelding
van de totale desolatie. Waar
is het Cruz de Ferro (IJzeren
Kruis)? Het is verder voorbij
Foncebadón dan ik me had
voorgesteld. Een berg stenen,
temidden waarvan een vijf
meter hoge paal met daarop
dat ijzeren kruis staat. De
traditie gebiedt dat een
pelgrim een steen toevoegt
aan de berg. Zou daar de
uitdrukking 'zijn steentje
bijdragenmee samen
hangen? Op het moment dat
ik, middels een onderhandse
worp, mijn steen gooi,
onderga ik het als een
gedenkwaardig moment
gedurende deze Santiago-trip,
terwijl het ook iets
belachelijks heeft dat een
volwassen Nederlander, daar
in zijn dooie eentje, op de top
van die berg staande als een
halve gare een lullig steentje
toevoegt aan de bestaande
hoop."
•Er zijn ook momenten
geweest dat de jurist zich
allesbehalve belachelijk
voelde, misschien vroeg hij
zich zelfs wel af waar hij aan
begonnen was getuige de
volgende passage uit het
notitieblok:
„De afdaling naar Molinaseca
is dood- en doodeng. Het
angstzweet breekt me
regelmatig uit wanneer ik zie
hoe stijl ik naar berieden
moet over een niet al te best
smal weggetje. Mijn handen
zijn verkrampt van het
remmen.
Vlak na El Acebo stuit ik op
het monument, een plastisch
vormgegeven fiets van een
verongelukte Duitser, hij
kreeg een hartaanval,
hetgeen ook niet bevorderlijk
is voor het zenuwgestel. Er is
echter geen alternatief. Ik
raak in gesprek met een
fotograferende collega-
Duitser die eruit ziet alsof
hem ieder ogenblik hetzelfde
kan overkomen. Zou ik er
ook zo uitzien
De prachtige kerken,
kathedralen en
pelgrimsbruggen die je op de
Camino tegenkomt voldeden
helemaal aan de verwachting
die Verhage er van had en
maakten de ontberingen meer
dan goed: de pelgrimsbruggen
„Ik ben wel weer een beetje
begonnen met mijn werk, en
probeer het ritme weer op te
pakken," vertelt de ex-
bedevaartganger, „Maar het
wil nog niet erg vlotten. Je
ziet zoveel prachtige dingen
onderweg, ik ben er nog vol
van." De motieven van Ed
Verhage om de
bedevaartstocht te
ondernemen waren in
hoofdzaak van
cultuurhistorische aard.
Daarnaast hoopte hij tijdens
zijn tocht ontberingen mee te
maken van het soort dat niet
op te lossen is met een
creditcard. Beide wensen zijn
op en top vervuld. Verhage:
„In het begin had ik het
makkelijker dan andere
bedevaartgangers, maar nadat
het motortje stuk ging is dat
ruimschoots gecompenseerd.
Bovendien is het weer zo
slecht geweest, het was
ongelofelijk. Ik reed al dagen
door de Dordogne toen ik
dacht, hé, volgens mij moet ik
zo'n beetje in de Dordogne
zijn. Toen ik het aan iemand
vroeg bleek dat ik er al zowat
weer uit was." Nadat in Zuid-
Frankrijk het motortje van de
Spartamet het begaf, hij was
toen op de helft, overwoog de
jurist even om het op te
geven, maar besloot
uiteindelijk tot het bittere
einde door te gaan, fietsend
op een loodzware, afgeladen
fiets zonder versnellingen.
Bladerend in zijn dagelijks
bijgehouden dagboek komen
de herinneringen weer
levendig naar boven. Hij
aarzelt even, maar geeft dan
toe aan het verzoek een
stukje voor te lezen:
„Maar dan de natuur, wat
een pracht. De Pyreneeën zijn
een wonder van schoonheid
Naarmate ik hoger kom
wordt t steeds
indrukwekkender. Tijdens de
vele stops die ik moet maken
(drinken, drinken, drinken,
ik verlies ontzettend veel
vocht) onderga ik het met een
grote intensiteit. Ik ben ook
blij thans alleen te zijn (in
tegenstelling tot vorige dagen
toen ik dat graag anders had
gezien). De totale stilte, bij
tijd en wijle slechts
onderbroken door het geluid
van stromend water of van
belletjes aan koeienekken, de
bijzondere herfsttinten, de
ervaring van nietigheid, als
mensje, als stipje temidden
van zoveel imposants, het is
een grandioze ervaring. Ver
na Valcarlos bereik ik na
uren zwoegen de Alto de
Ibaneta op 1057 meter waar
een gedenksteen staat ter ere
van Roeland van het Chanson
de Roland. Dan een eerste
afdaling naar Roncevalles,
waar ik me vervoeg bij het
klooster teneinde mijn
Credencial del Peregrino te
Ed Verhage thuis in Burgh-Haamstede: „Ik dwong mezelf om iedere avoyid alles op te schrijven."
verkrijgen en een stempel.
Omdat ik hiervoor tot 16.00
uur moet Wachten, bekijk ik
onderwijl het kerkje ter ere
van Santiago en schuil ik (het
is even gaan regenenin de
zogenaamde Silo de Carlo
Magno (de kuil van Karei de
Grote). Basken schijnen in
778 de achterhoede van het
leger van Karei de Grote
uitgemoord te hebben. Er is
in dit klooster een refugio.
Men vraagt of ik hier blijf.
Het is 16.10 uur en ik heb, na
de oversteek over de
Pyreneeën, 28 zeer zware
kilometers op mijn teller
staan.
In mijn informatie staat een
volgende refugio, in Trinidad
de Arre, enkele honderden
Rechts de 'Compostelena'ofwel het Pelgrimscertificaat. Tevens wordt men ingeschreven in het pelgrimsregister. Links de Credencial
del Peregrino met de stempels.
meters lager dan
Roncesvalles, dat op 925
meter ligt.
Ik vraag hoe de weg is naar
Trinidad de Arre. Dalend
neem ik aan. Of toch
stijgend? Ik wijs naar boven.
„Un petit peuzegt de man.
Ik besluit dus te gaan en dat
had ik achteraf gezien beter
niet kunnen doen. Na
Burguette en Espinal komen
er in de buurt van Zubiri
enkele zeer zware klimmen.
Weer lopen dus en mijn eten
is op. Alleen nog een pak
koekjes en geen Spaans geld
meer want de banken zijn
dicht. Het water gaat op
rantsoen. Ik moet het halen.
Even voorbij Larrasoana ga
ik een café binnen en vraag
waar het nonnenklooster van
de Heilige Drieëenheid is.
Een zestal Spanjaarden legt
het me uit'. Een krankzinnige
vertoning. Veel woorden en
gebaren
en ik begrijp er amper iets
van. Verder. Het wordt
donker. Dan heb ik geluk.
Een trimmer op een voetpad
van de Camino (de
bedevaartroute, red.). Hij
brengt me, al pratend (waar
gaat het over?) circa
anderhalve kilometer verder
naar het klooster. Wat is het
toch een handicap als je een
taal niet spreekt. Ik bedank
de man uitvoerig, bel aan, en
er verschijnt een man aan de
poort.. Hij spreekt gelukkig
een beetje Frans.
„Vous trés fatigué," zegt hij
in gebroken Frans en dat
heeft hij goed gezien. Hij
gaat me voor naar een
kantoor en zet een prachtig
stempel in mijn Credential-
kaart. De man gaat me weer
voor, het klooster uit naar
een even verderop gelegen
gebouw. Ik kan door de
donkerte niet zien hoe het
eruit ziet. Veel sleutels en
krakende deuren. Dit is de
refugio. Prachtig.