Kijkboek over overblyfsels en overgebleven Zeeuwse muurwerken DONDERDAG 24 DECEMBER 1992 NR 25280 ZIERIKZEE „Wij kwamen door de bebouwde voorstad aan de met vijf torentjes sierlijk gekroonde Zuidhavenpoort. Het getijde was hoog en de zonnestralen spiegelden zich in het heldere water van de hreede oude haven en speelden en tintelden door het loof der eerwaardige olmen, waarachter schilderachtige gevels en geveltoppen nog niet bedorven waren door den niets zeggenden bouwtrant van den tegenwoordigen tijd Frederik Nagtglas (1821-1902), arrondissements-ijker en schrijver over het Zeeuwse verleden voelde zich bij aankomst hier in Zierikzee (1845) meteen thuis. Hij was niet de enige, want ook de Leidse theologiestudent Frans Cornelis Hoogvliet en beeldend kunstenaar Cornelis Pronk werden tijdens hun reizen door Zeeland getroffen door de „verrukkend schone dreven" en „de fraaie lugtigheid van het stadsschoon". Die bekoring van stad en platteland met al zijn „overblyfóels en overgebleven muurwerken" is terug te vinden in het boek Een zomerreis door 18de eeuws Zeeland van Jan J. B. Kuipers: een lees- en kijkboek met meer dan honderdtwintig afbeeldingen van gravures, een zevental stadsplattegronden en topografische kaarten van Zeeland en de afzonderlijke eilanden, gemaakt door de bekende cartografen Hattinga. Dit beelmateriaal is afkomstig uit de Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden en het Verheerlyckt Nederland of het Kabinet van Hedendaagsche Gezigten (deel V), beide uitgegeven door de - Amsterdamse uitgever Isaak Tirion. Het doorbladeren van dit schitterend uitgevoerde boek, dat medio december bij Uitgeverij De Koperen Tuin is verschenen, is als een reis door het Zeeland van een paar honderd jaar geleden. De titel - Een zomerreis door 18de eeuws Zeeland had Kuipers dan ook niet beter kunnen kiezen. Het is immers een reis in dubbele betekenis: een tocht over de verschillende Zeeuwse eilanden (per hoofdstuk behandeld) en een reis door de tijd: de achttiende eeuw, waarbij de auteur ook reizigers uit die periode, zoals de student Frans Hoogvliet en Frederik Nagtglas citeert. Die achttiende eeuw was een tijd waarin Zeeland een periode van economische achteruitgang doormaakte en waarin het economisch zwaartepunt zich meer en meer naar Holland verplaatste Ondanks deze economische malaise maakte Zeeland zo rond 1750 volgens Kuipers een „welvarende en lustige indruk" Dit onder meer door de talrijke buitenplaatsen waar de stedelijke elite de zomers doorbracht en die alleen op Walcheren al zo'n tweeduizend hectare grond in beslag namen. Met name tussen Domburg, Oostkapelle en Vrouwenpolder liet de bevoorrechte klasse heel wat lommerrijke buitens bouwen, zoals onder meer 't Hof van Domburg en Huis Rijnsburg. Die „lustige en welvarende indruk" wordt versterkt door de manier waarop Cornelis Pronk (1691-1759) Zeeland „in beeld heeft gebracht". In zijn werk ligt het accent vooral op de mooie kanten van stad, 're Zomerreis door 18de eeuws Zeeland: TEKST ROSALIEN KORSTANJE FOTO'S UIT EEN ZOMERREIS OOOR 18DE EEUWS ZEELAND dorp en landschap in Zeeland. De Amsterdamse kunstenaar die aanvankelijk porselein- decoraties ontwierp voor de. Oostindische Compagnie, maakte vooral als tekenaar van stads- en dorpsgezichten naam. Tijdens zijn reizen had hij schetsboek en krijt dan ook altijd binnen handbereik. Die schetsen werkte hij dan 's winters uit tot gewassen tekeningen, waarbij hij niet alleen uit zijn herinnering maar ook uit zijn fantasie putte. Geheel volgens de geest des tijds van toen (de Rococo) overheersen in zijn werk vooral het pittoreske en het wetenswaardige en zijn het vooral wandelende en converserende mensen die worden afgebeeld. Deze tekeningen werden voor uitgever Isaak Tirion door Hendrik Spilman en Jan Caspar verwerkt tot gravures. Zo'n honderdtwintig afbeeldingen daarvan zijn terug te vinden in Kuipers Zomerreis. Tijdens die reis laat Kuipers ook af en toe Frans Cornelis Hoogvliet zijn verhaal doen. Deze Leidse theologiestudent trok in 1774 vier weken lang langs de Zeeuwse dreven en raakte evenals Pronk verrukt over de schoonheid van stad en platteland hier. Die verrukking gold onder meer de Grote Kerk in Zierikzee. Deze kerk, die in 1832 afbrandde, was met zijn lengte van 102 meter de grootste kerk van Zeeland en bijna even groot als de Sint Bavo in Haarlem. Niet alleen ziet de nieuwe Grote Kerk - een neo - classicistisch bolwerk er sinds 1848 anders uit dan het oorspronkelijke bedevaartshuis, ook elders in en buiten Zierikzee is er het nodige verdwenen. De Bok van Zierikzee waarmee zware lasten verplaatst konden worden en die door Pronk is afgebeeld tegen de achtergrond van het poortencomplex, is verdwenen en wie nu over Havenplein, Havenpark en Kraanplein kuiert zal zich niet realiseren dat daar ooit schepen lagen. In 1871 werd met het dempen van een deel van deze oude Haven - het gedeelte dat nu Havenplein heet - begonnen, waarna het gedeelte dat nu Havenpark wordt genoemd twintig jaar later werd drooggelegd. Opvallend in Pronks afbeelding van dit stadscentrum zijn de Iepen en Lindebomen aan weerszijden van de haven, „Die een aangenaam gezigt verschaffen". Pronk maakte deze schetsen aan het eind van de tweede bloeiperiode van Zierikzee, begin achttiende eeuw. Op sommige van die afbeeldingen, zoals die van het silhouet van Zierikzee lijkt Pronk zichzelf te hebben afgebeeld. Op de Westhavendijk ontwaart men een figuurtje dat bezig lijkt te zijn met het maken van een topografische schets. Pronk en Hoogvliet beperkten hun kennismaking met Schouwe en Duiveland, de eilanden die zo staat in de Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden te lezen „doorgaans als één Eiland werden aangemerkt" niet tot Zierikzee alleen. Dat koppelen van beide eilanden gebeurde na de afdamming van het Dijkwater, het water dat op de Hattingakaart is aangegeven als het water dat tussen de Nieuwe Haven van Zierikzee in het zuiden en de Vaart na de Sas in het noorden stroomde. Ook in dorpen als Burgh, Haamstede, Renesse, Noordgouwe, Zonnemaire, vroeger Zonnemare geheten, Dreischor, Eikerzee, in de Smalstad Brouwershaven en gesproken, werd in 1837 afgebroken. Bij afbraak werd echter - bepaald dat de furideringén tot op maaiveldhoogte ;i' bewaard moesten blijven. Op die funderingen is in 1956 een ambtswoning voor de burgemeester van Dreister gebouwd. Dit naar voorbeeld van het buiten Hofwijck bij Voorburg. Aan het kasteeltje De Pottere bij Noordgouwe, dat rond 1650 werd bewoond doori ridder Johan Konyer en Maria de Pottere herinneren nog de boerderij Huize Potter en de vijf Vrouw Pottereshuisjes. Gelukkig kan men ook nu nog een deel van wat Pronk tekende in werkelijkheid bewonderen. Slot Haamstede, volgens Kuipers het fraaiste kasteel in Zeeland, slot Moermond, een drietal poorten in Zierikzee, kerken, gevels. Het is slechts een greep uit al datgene dat soms door een wijs beleid maar ook weieens uit „pure armoe" bewaard is gebleven. Dat laatste geldt in het bijzonder voor Zierikzee. De slechte economische omstandigheden in de tweede helft van de achttiende eeuw zorgden ervoor dat Zierikzee geen geld had voor „nieuwbouw". Daaraan dankt Zierikzee nu haar monumentenrijkdom, een schat die haar met 560 monumenten een tiende plaats in de Nederlandse toptien van monumentensteden heeft opgeleverd. De manier waarop dat verleden in Zierikzee in stand wordt gehouden leverde de stad in 1975 een gedenkpenning op met de kwalificatie lichtend voorbeeld. Wie samen met Jan J. B. Kuipers deze Zomerreis door 18de eeuws Zeeland wil maken begint aan een goed georganiseerde historische tocht. Na een korte inleiding waarin het werk van Pronk en de cartografen Hattinga's (Willem Tiberius en zijn zonen David Willem Coutry en Antonie) nader wordt omschreven en tevens aandacht wordt besteed aan de figuur van Frans Hoogvliet, begint de reis in Walcheren. Ook hier begint de „rondreis" met een korte inleiding, waarna Kuipers per afbeelding (gravure of plattegrond) tekst en uitleg geeft. Dat beperkt zich niet tot een opsomming van historische en bouwkundige feiten, want ook een fenomeen als de perikelen rond een pseudo-arts in Brouwershaven komt in het boek aan bod. Na Walcheren worden achtereenvolgens Noord- en Zuid-Beveland (Zeeuws lusthof,en kastelenlandJ.. Schouwen-DuiVeland (doorgaans als 'n eiland aangemerkt), Tholen (het land van de Pluimpot) en Staats- Vlaanderen (Zeeuws en Vlaams) bereisd. Dit alles wordt aangevuld met de zes zeer gedetailleerde kaarten van de Hattinga's: een van Zeeland in zijn geheel en de rest van de eilanden afzonderlijk. Het boek is verder voorzien van een annotatie van opgenomen gravures en een beknopte literatuuropgave. Dit plus het goed verzorgde uiterlijk maken dat het boek van Kuipers een lust voor het oog en een plezier om te lezen is. Een Zomerreis door 18de eeuws Zeeland is een uitgave van boekhandel en uitgeverij De Koperen Tuin in Goes en is gedrukt bij Drukkerij Lakenman en Ochtman. De vormgeving is verzorgd door T. Warns en de litho's zijn bewerkt door Lithotechniek bv in Utrecht. Het boek. gebonden en in groot formaat is onder ISBN-nummer 90.72138.26.0 te koop bij de boekhandel. in de dorpen van Duiveland vond Pronk inspiratie voor zijn schetsen, die voor de huidige generatie een belangrijke historische bron zijn. Ttevergeefs zal men'nu nog zoeken naar enige herinnering aan het klooster Bethlehem dat ooit ten noordoosten van Eikerzee moet hebben gestaan en ook van de kerk van Eikerzee, één van de oudste van Schouwen- Duiveland, die na een vernieuwing in 1742 in 1958 uiteindelijk werd afgebroken is weinig meer terug te vinden. Dat geldt ook voor Slot Kraystein of Crayenstein, een kasteel in de Heerlijkheid Burg. Dit slot werd in 1890 afgebroken. Alleen de restanten van een oude gracht met twee stenen boogbruggen herinneren nog aan dit kasteel waar ooit Floris van Haamstede moet hebben gewoond. Ook slot Oosterstein (bij Oosterland) en Huis Windenburg bij Dreischor zijn niet meer als zodanig herkenbaar. Het oorspronkelijke Windenburg, waarvan begin vijftiende eeuw voor het eerst werd

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1992 | | pagina 5