Over meester Mulder en al die anderen
Uit Een dure plicht
DONDERDAG 10 DECEMBER 1992 NR 25272
5
t
ZIERIKZEE - De school van meester Mulder. Het
was eind negentiende/begin twintigste eeuw een
begrip in Zierikzee. Een begrip waarmee de
Christelijke lagere school (en tot 1911 ook de
bewaarschool) aan het Havenplein - indertijd nog
Oude Haven geheten - werd aangeduid. De
belevenissen van deze meester Mulder en al die
anderen die zich in Zierikzee inzetten voor het
Christelijk onderwijs zijn beschreven in het boek
Een dure plicht. Een boek dat door verschillende
auteurs ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan
van de Vereniging ter Bevordering van Christelijk
Schoolonderwijs in Zierikzee is geschreven.
De 'nieuwe' school aan het Vrije op een opname uit 1922.
Voordat die eerste
Christelijke lagere school
(met bewaarschool) op 14
januari 1868 kon worden
geopend in het pand aan het
Havenplein waar nu Xenos is
gevestigd, moesten door
jonkheer Johan Louis de
Jonge en zijn medestrijders
de nodige inspanningen
worden getroost. Christelijk
onderwijs was immers niet
populair in die tijd van
liberalisme. Op een financiële
tegemoetkoming Van de
overheid behoefde de
Vereniging ter Bevordering
van het Christelijk Onderwijs
in Zierikzee dan ook niet te
rekenen. Dat kwam pas in
1920 met de (financiële)
gelijkstelling van bijzonder
en openbaar onderwijs.
Ouders moesten in die eerste
jaren dan ook behoorlijk in
de buidel tasten om hun kind
Christelijk onderwijs te laten
volgen en ook het traktement
van de leerkrachten van de
Christelijke school liet in
vergelijking met dat van hun
collega's binnen het openbaar
onderwijs nogal wat te
wensen over.
Wie zijn kind naar de
dagschool stuurde moest
daarvoor zestig cent per
maand betalen. Gingen zijn
broertjes en/of zusjes ook
naar de dagschool dan moest
minder worden betaald.
Volgde het kind naast gewoon
lager onderwijs ook
handwerkles en Frans, Duits
en Engels dan kostte dat de
ouders een rijksdaalder per
maand. Dat schoolgeld werd
maandelijks geïnd door het
hoofd der school.
Lesgeven op de Christelijke
school in Zierikzee betekende
zeker in de beginjaren
tevreden zijn met weinig geld.
De eerste hoofdonderwijzer
van de Christelijke school
was de 41-jarige Peter Adam
Exel. Die werd nog voordat
de school was geopend
aangesteld voor een
jaarsalaris van achthonderd
gulden „vrij van lasten en
met genot van gaz-licht en
brandstoffen."
Saillant detail was dat deze
Exel eerst hoofdonderwijzer
van een openbare school was.
Zijn keuze voor het
Christelijk onderwijs was een
kwestie van bekering en zijn
benoeming tot
hoofdonderwijzer van de
Christelijke school in
Zierikzee zag Exel zelf als een
roeping. De onderwijsman uit
Brabant beschouwde het als
zijn levenstaak om
„welontwikkelde beschaafde
staatsburgers te vormen,
nauw verbonden aan
Vaderland en Oranje,
inzonderheid doordrongen
van de Vreeze Gods als
beginsel van alle wijsheid" zo
staat in het jubileumboek te
lezen.
Voor die vorming kreeg Exel
bij het begin van de
Christelijke school in 1868 95
leerlingen (dagschool) onder
zijn hoede. Dit plus het aantal
leerlingen dat of 's avond of
overdag én 's avonds naar
school ging betekende dat in
dat jaar bijna één op de tien
kinderen in Zierikzee naar
,,de school van meester Exel"
ging. Daar werd van maandag
tot en met zaterdag van negen
tot vier en van vijf tot zeven
uur (avondschool) lesgegeven.
De toeloop van leerlingen
leidde ertoe dat de school al
in het najaar van 1868 kampte
met ruimtegebrek en dat
werd in de daarop volgende
jaren alleen maar nijpender.
Bovendien bleek het
schoolgebouw na 1900 ook
zijn beste tijd te hebben
gehad. Begin 1872 volgden 275
leerlingen dagonderwijs en
telde het avondonderwijs 85
leerlingen.
Deze toeloop had gevolgen
voor het aantal leerlingen in
het openbaar onderwijs. Van
die hoek uit werd dan ook via
het schrijven van ingezonden
Juf Verhage met haar kleuters op een klimrek op het speelplein bij Rehoboth. (Coll. Chr. Schot).
TEKS1> ROSALIEN KORSTANJE
brieven in deze krant de
„aanval geopend" op de
Christelijke school. Zo schreef
het hoofd van de openbare
eerste school, H. J.
Bastmeijer in 1872 dat „het
zogenaamd christelijk
onderwijs hem vijftien
leerlingen had afgenomen" en
„dat er ten behoeve van die
school door velen en op
velerlei wijze is geworden.
Dit verwijt leidde tot een
reactie van, Exel en zo
ontstond op papier een
„lokale schoolstrijd".
Exel's opvolger, David
Mulder, in brede kring
steevast meester Mulder
genoemd was éen markante
persoonlijkheid die tot op
hoge leeftijd voor de klas
stond en tot ver in de
twintigste eeuw het gezicht
van het Christelijk Onderwijs
bepaalde. Onderwijzer zijn
was ook in zijn tijd niet altijd
even eenvoudig: grote klassen,
onvoldoende leermiddelen en
veel werkuren en problemen
bij het vinden van geschikt
personeel. Mulder kreeg er in
de jaren dat hij op het
Havenplein de scepter
zwaaide allemaal mee te
maken. Moest er op korte
termijn een onderwijskracht
gevonden worden dan kon
Muider, wiens salaris niet
veel verschilde van dat van
zijn collega's in het openbaar
onderwijs, nog weieens een
beroep doen op zijn familie.
Zo waren ook zijn dochter
Janneken en zijn zoon Dirk
op de school van vader
werkzaam. De ene als vaste
onderwijzeres, de ander als.
kwekeling.
Meester Mulder was een man
van duidelijke principes. De
leerplichtwet, waarover de
discussie rond 1900
losbrandde beschouwde hij
als „een dwangwet",
waardoor ambtenaren zich
konden mengen in zaken die
binnen het huisgezin
thuishoorden. De voorgestelde
leerplichtwet ging hem veel te
ver en hij vreesde dan ook
dat de Schoolstrijd daardoor
opnieuw zou oplaaien. Zijn
bezwaren konden toch niet
verhinderen dat de
Leerplichtwet in 1900 van
kracht werd.
De werkzaamheden van
Mulder beperkte zich niet tot
activiteiten binnen de muren
van de school. Gezien de vaak
moeilijke financiële situatie
trok hij er regelmatig op uit
om bij welgestelde
geestverwanten elders een
bijdrage „los te peuteren".
Zelfs toen het bijzonder
onderwijs door het rijk werd
gesubsideerd - in 1913 vormde
die rijkssubsidie 68% van de
inkomsten - maakte meester
Mulder nog „collectereisjes"
naar onder meer Rotterdam.
Dit alles combineerde hij met
zijn werk als lid van de AR-
fractie in de provinciale
staten van Zeeland.
Desalniettemin moest er
zuinig aan worden gedaan.
Moesten er nieuwe
psalmboekjes worden
aangeschaft dan deed men dat
op een koopje en ook de
aanschaf van nieuwe
inktpotten werd zo lang
uitgesteld dat vervanging echt
niet langer kon wachten. Wel
gingen de leerkrachten er na
1908 qua salariëring op
vooruit en wel zo dat er
tussen de salarissen van
onderwijzers aan de
christelijke en openbare
scholen geen verschil meer
bestond.
Tot zijn zeventigste bleef
Mulder verbonden aan „zijn
school" op het Havenplein.
Die school lag hem zo na aan
het hart dat hij zelfs na zijn
pensionering in 1920 nog
regelmatig inviel. Ook
bemiddelde hij in een conflict
tussen het bestuur en een op
hol geslagen jonge
onderwijzers. Er waren in het
verleden weieens meer
verschillen tussen bestuur en
onderwijzend personeel.
Zo kaartte een der
schoolhoofden (L. Th.
Fennema in 1958) bij het
bestuur aan dat erop school
teveel gebeden .werd. Het
bestuur deelde die mening
niet en handhaafde de
indertijd bestaande
gebedsregeling. Het bestuur -
en dan in het bijzonder de
heren ds. M. van der Klis en
R. van Ommeren - klaagde
een jaar later over de
invulling van een ouderavond,
waarbij een sprookje werd
verantwoord beeld over 125
jaar Christelijk onderwijs in
Zierikzee. Daarbij beperkt de
aandacht zich niet alleen tot
het Christelijke lager
onderwijs, dat door G. C.
Groenleer is beschreven. Ook
aan het kleuteronderwijs -
vroeger bewaarschool geheten
- wordt door H. Uil aandacht
besteed. Het voortgezet
onderwijs - vanaf september
1933 had de vereniging ook
een ULO onder haar beheer -
wordt in het boek beschreven
door drs P. F. Vleugel en
uiteraard komt ook de
jubilerende vereniging zelf
aan bod.
De geschiedenis daarvan is
door J. C. van Beveren op
schrift gesteld. T. C. Hekman
tenslotte nam de inleiding en
verantwoording voor zijn
rekening. Het boek dat de
titel Een dure plicht draagt
naar een zin uit psalm 135
vers 8 (oude berijming) bevat
daarnaast ook bijlagen met
bestuursleden van de
vereniging, bestuursleden van
de bewaarschool/
kleuterschoolvereniging en
van de
schoolhoofden/directeuren
van de kleuterscholen, lagere
scholen en van de ULO later
MAVO en CSG. Daarnaast is
de laatste pagina
vrijgehouden voor
bronvermelding en
literatuurlijst. Een dure
plicht is een uitgave van
drukkerij De Vries en is te
koop bij de boekhandel in
Zierikzee en bij de
redactiecommissie van het
boek (telefoon 01110-13798).
opgevoerd. Volgens de beide
bestuursleden was dat
uitgemond in een toneelspel.
Het bestuur vond dat Van der
Klis corrigerend moest
optreden. Ook schooltelevisie
en het Liedboek der Kerken
bleken in 1972 een moeilijk te
verteren iets te zijn. Daarover
voerde het dagelijks bestuur
van de vereniging overleg met
een delegatie van de
Gereformeerde Gemeente in
Nederland. De voortgang van
dit medium en leermiddel
bleek niet te. stuiten want in
1977 kregen ook de
kleuterscholen schooltelevisie.
Voor dergelijke gevaren
waarschuwde dominee C. J.
Wielenga bij de opening van
de nieuwe Christelijke lagere
school aan 't Vrije op 14
december 1922. Deze school,
genoemd naar een van de
oprichters van de vereniging,
Johan Louis de Jonge, was
voor Wielenga de bekroning
van de schoolstrijd. Maar
attent blijven was nodig,
want zo sprak de dominee „in
literatuur, in bioscoop en in
communistische propaganda
is men veelzinds bezig
vitriool in de ziel der jeugd te
spuiten". Gekruide taal
tijdens een opening.
Het jubileumboek van de
Vereniging tot Bevordering
van het Christelijk Onderwijs
in Zierikzee is niet enkel een
prettig leesbaar boek vol
waardevolle schoolidyllen,
maar geeft ook een historisch
Meester David Mulder was zesenveertig jaar hoofdonderwijzer.
Door zijn markante persoonlijkheid werd de christelijke school
aan het Havenplein „de school van meester Mulder" genoemd.
(Foto uit Een dure plicht).