Draagvlak voor voortvarende aanpak
van de milieuproblemen groeiende
Conclusie na een jaar Kerend Tij:
DINSDAG 8 SEPTEMBER 1992 NR 25218
S
ZIERIKZEE - Het is nog te vroeg om echt te
kunnen zeggen of de provincie Zeeland met haar
milieubeleidsplan Kerend Tij op de goede weg is.
T&stbare resultaten van het beleid zijn nog maar
mondjesmaat voorhanden. Dat staat in het
Milieuverslag 1991 van de provincie Zeeland. In
dat verslag wordt uit de doeken gedaan wat de
stand van zaken is bij de uitvoering van Kerend
Tij, zoals het Zeeuwse milieubeleidsplan is
gedoopt. Een vastomlijnd oordeel wordt in het
verslag dan ook niet geveld. Een van de
belangrijkste conclusies van het verslag is dat het
draagvlak voor een voortvarende aanpak van de
milieuproblemen groeit.
In december 1990 stelden
provinciale staten van
Zeeland het milieubeleidsplan
Kerend Tij vast. In dat plan
staan de lijnen aangegeven
die moeten leiden tot behoud
en versterking van Zeeland
als open, schoon en groen
gebied. De doelen van het
Nationaal Milieubeleids Plan
zijn in Kerend Tij
overgenomen. „Over een
aantal jaren moeten we in
staat zijn te leven zonder dat
de natuurlijke omgeving er
schade van ondervindt. We
moeten tot een duurzame
ontwikkeling zien te komen",
aldus het milieuverslag 1991:
Het rijk heeft dit immense
karwei voor een belangrijk
deel op de schouders van
gemeenten en provincies
gelegd. Werk aan de winkel
derhalve. Volgens het
milieuverslag over 1991 is na
een jaar Kerend Tij nog niet -
te zeggen of het ingezette
beleid vruchten afwerpt of af
zal werpen. „Het jaar 1991 is
het best te karakteriseren als
een overgangsjaar van
planning en strategie naar
uitvoering. Het is nog te
vroeg om resultaten te
kunnen tonen van het
ingezette beleid ten opzichte
van de te verwezenlijken
doelen. Wel zijn aanzetten in
die richting te vinden in dit
eerste jaarverslag over de
uitvoering van Kerend Tij",
aldus het milieuverslag.
Herhaaldelijk wordt
benadrukt dat een
milieubeleid alleen kans van
slagen heeft als iedereen er
aan mee wil en kan werken.
„Van groeperingen in de
maatschappij, de doelgroepen
zoals dat in Kerend Tij heet,
wordt veel verwacht. In het
afgelopen jaar bleek dat zij in
redelijke mate bereid zijn zich
in te zetten voor de uitvoering
van Kerend Tij. Deze manier
van samenwerking met
groepen uit de bevolking
betekent voor de provincie
overigens het betreden van
ongebaande paden", aldus het
milieuverslag.
Dat er nog veel werk verricht
moet worden blijkt
zonneklaar uit het verslag. Zo
is er volgens het verslag
nauwelijks inzicht in de
verspreiding van
onkruidbestrijdingsmiddelen
in Zeeland. Maar om tot een
goede aanpak van niet
wenselijk gebruik van deze
middelen te komen moet men
wel eerst weten waar en
hoeveel van dergelijke stoffen
gebruikt worden en welk
gedeelte daarvan in het
milieu terecht komt.
Provincie en waterschap zijn
samen bezig met een
inventarisatie, maar voorlopig
komt men nog niet verder dan
de conclusie dat het gebruik
van enkele
bestrijdingsmiddelen hoger is
dan gewenst. Inmiddels heeft
men wel in bepaalde gebieden
diepgaander onderzoek
verricht. Zo werd de herkomst
van bestrijdingsmiddelen in
het grond- en
oppervlaktewater in het
grondwaterbeschermings
gebied van Sint Jansteen
onderzocht. Aan de hand van
de resultaten van dat
onderzoek wil de provincie de
boeren in dat gebied proberen
te bewegen over te gaan tot
duurzame ofwel
TEKST PIET KLEEMANS
FOTO'S ARCHIEF ZN
een andere, grotere, schaal
nodig zijn", aldus het
milieuverslag. Gesteld wonjtt
dat cómpostering van
groente-, fruit- en tuinafval
alleen haalbaar is als het op
één centrale plaats in de
provincie gebeurt. Volgens het
milieuverslag kregen de
Zeeuwse stortplaatsen in 1991
minder afval te verwerken
dan in 1990. De oorzaak is
volgens het verslag een daling
van de hoeveelheid
industrieel afval. Voor bijna
alle andere afvalstromen
geldt dat er sprake is van wat
genoemd wordt een gestage
groei.
Veel werk zal nog verzet
moeten worden om gescheiden
inzameling van afval in
Zeeland op gang te brengen.
Op Klein Chemisch Afval
(KCA) na is gescheiden
inzameling van afval bij de
Zeeuwse gemeenten nog
onbekend. Een stap in de
goede richting is in 1991 gezet
door .een aantal
recreatiebedrijven die op hun
terrein een milieustraat
inrichtten. Dit initiatief is
volgens het milieuverslag
goed aangeslagen. Minder
voorspoedig gaat het met de
gescheiden afvoer door boeren
van gebruikte verpakkingen
en resten van
gewasbeschermingsmiddelen.
Alles bij elkaar is men er, zo
blijkt uit het milieuverslag,
nog lang niet. Tbch wordt
voorzichtig gesteld dat men in
ieder geval op de goede weg
is. Het besef dat zorg voor het
milieu een zaak is van
iedereen lijkt te zijn
doorgedrongen. „De algemene
conclusie is dat in Zeeland
een vruchtbare
voedingsbodem voor het
milieubeleid aanwezig is en
dat er bereidheid bestaat tot
het doen van zelfs grote
gemeenschappelijke
inspanningen. Verschillende
groeperingen hebben al een
actief milieubeleid of werken
eraan", aldus het
milieuverslag. De provincie
wil zelf het goede voorbeeld
geven en is daarom bezig een
systeem van milieuzorg op te
zetten voor de eigen
organisatie. „De bedoeling is
in 1992 al daadwerkelijk met
milieuvriendelijke
aanpassingen van het werk te
beginnen, zoals
•milieuvriendelijk onderhoud
van gebouwen, vermindering
van papiergebruik etc".
milieuvriendelijke landbouw.
Overigens wordt in het
milieuverslag wel
geconcludeerd dat de
hoeveelheid
bestrijdingsmiddelen die
gebruikt wordt een dalende
lijn te zien geeft. „Het gaat
vooral om onkruidbestrijding
in bermen", aldus het
milieuverslag. „In 1991 was
het gebruik met 75 procent
teruggedrongen. De opzet is
het gebruik van
onkruidbestrijdingsmiddelen
in 1993 volledig te stoppen",
aldus het milieuverslag. Een
inventarisatie door de' weg- en
waterschappen laat volgens
het milieuverslag eenzelfde
beeld zien als bij de
provincie. „Gebleken is dat
verschillende waterschappen
zijn overgegaan op het
mechanisch schoonmaken van
waterlopen. Het heeft een
aanzienlijke afname van het
gebruik van
rietbestrijdingsmiddelen tot
gevolg".
Ook bij de Zeeuwse
gemeenten is men volgens het
milieuverslag niet stil blijven
zitten. „Door het gezamenlijk
opstellen van een plan voor
groenbeheer dat ten opzichte
van plant en dier
verantwoord is stimuleren de
gemeenten een verdere
vermindering
van het gebruik", aldus het
milieuverslag.
Het begrip duurzame
ontwikkeling loopt als een
rode draad door het
milieuverslag. Als het aan de
provincie ligt wordt de
bestaande landbouw in
Zeeland omgevormd naar een
meer milieuvriendelijke en
duurzamer manier van
boeren.
„De provincie vindt het van
groot belang om de mensen,
bedrijven en instanties uit de
landbouwsector bij het
totstandkomen van dit beleid
te betrekken. Zo ontstaat een
groter draagvlak voor het
nieuwe beleid". Om boeren te
stimuleren om over te
schakelen naar een meer
milieuvriendelijke manier
van werken wil de provincie
gaan werken met subsidies.
„De toekomst moet uitwijzen
of de stimulering van
milieuvriendelijker landbouw
een succes wordt", aldus het
milieuverslag. „Het rijk wil
af van het systeem van
schadevergoedingen bij het
nalaten van een
bodembedreigende activiteit.
Daarvoor in de plaats moet
een beleid komen van het
verlenen van
stimuleringsbijdragen voor
milieuvriendelijke
activiteiten". In het
verslagjaar werd ook gewerkt
aan bodemsanering. In totaal
59 bodemsaneringsprojecten
werden aangepakt. Elf
projecten werden in het
verslagjaar afgerond. De
opzet is om in 1992 meer
verontreinigde plaatsen
gereed te maken voor
sanering. Daarmee is men er
echter nog niet, want voor de
vervuilde grond moet ook een
veilige opbergplaats gevonden
worden. Voor wat betreft het
saneringsbeleid in Zeeland is
er volgens het milieuverslag
sprake van twee knelpunten.
Op de eerste plaats wordt een
gebrek aan
stortmogelijkheden genoemd.
„Voor stortbare
saneringsgrond van
Schouwen-Duiveland was in
het algemeen geen
stortmogelijkheid. De grond
mocht niet naar de stortplaats
in Westerschouwen", aldus het
milieuverslag.
Als een tweede knelpunt
wordt genoemd de afzet van
niet-reinigbare grond.
Stortplaatsen in Zeeland
mogen deze grond alleen
aannemen als de minister van
milieubeheer er ontheffing
voor heeft gegeven. De
stortplaatsbeheerders moeten
de ontheffing aanvragen,
maar zij zijn in principe tegen
de stort van niet-reinigbare
grond op hun stortplaats. Een
patstelling kortom", zo wordt
geconcludeerd. Voor wat
betreft de verzuring van de
bodem wordt gewerkt aan
terugdringing van de uitstoot
van zwaveldioxide,
stikstofoxiden, ammoniak en
vluchtige organische stoffen.
Een probleem daarbij is dat
bronnen buiten de provincie
Zeeland voor een belangrijk
deel de mate van zure regen
in Zeeland bepalen. Met
andere woorden: bedrijven
van buiten Zeeland
veroorzaken zure regen.
Niettemin wil de provincie
Zeeland de uitstoot van
genoemde schadelijke stoffen
zoveel mogelijk zien te
beperken. De uitstoot in
Zeeland zorgt immers op zijn
beurt weer voor zure regen
buiten de provinciegrenzen.
Bij een aantal bedrijven
wordt volgens het
milieuverslag hard._gew.erkt.
aah een meer
milieuvriendelijke manier
van produceren. Bij Dow
Chemical bijvoorbeeld zijn
verbrandings- en
diepkoelinstallaties in
gebruik genomen en
verschillende andere
bedrijven hebben speciale
lekdichte pompen neergezet.
„Het resultaat van deze en
andere maatregelen is een
aanzienlijke vermindering
van de uitstoot van
koolwaterstoffen", aldus het
milieuverslag.
Een ander punt van aandacht
in Kerend Tij is het
terugdringen van het
autoverkeer. Tussen 1986 en
1990 groeide het
personenautoverkeer in
Nederland met ruim drie
procent per jaar. In Zeeland
ligt de gemiddelde groei over
deze periode iets lager.
Volgens het Nationaal
Milieubeleids Plan mag de
jaarlijkse groei vanaf 1986 tot
1994 2,5 procent zijn om de
doelstelling wat betreft de
uitstoot van verzurende
stoffen te halen. „Een
eenvoudig sommetje leert dat
een belangrijk deel van de
toegestane groei al verbruikt
is", aldus het milieuverslag.
Men koppelt daar de
conclusie aan vast dat de
provincie niet zoveel
mogelijkheden heeft om de
uitworp van het verkeer terug
te dringen. Wel is men aan de
slag gegaan met een aantal
proefprojecten. En niet zonder
resultaat.
„Honderdentienduizend
mensen, waarvan dertig
procent anders in de auto was
gestapt, maakten in de negen
zomerweken gebruik van de
Zomerbus. De Strandexpress
bracht 5000 gasten naar
Zeeland", aldus het
milieuverslag. Het aantal
uitgespaarde auto-kilometers
wordt geschat op 600.000.
Voor de Zomerbus lijkt het
aantal bespaarde kilometers
negatief te zijn vanwege het
aantal kilometers van de bus
zelf. „Een voordeel is wel dat
een groot aantal
busgebruikers zegt dankzij de
Zomerbus meer gebruik te
maken van het openbaar
vervoer. De verwachting is
dat met uitgebreidere
voorlichting en promotie
vooral op Schouwen-
Duiveland en Walcheren het
aantal passagiers van de bus
nog flink kan stijgen". Een
heel ander verhaal is dat van
de afvalverwijdering. Op dit
moment is storten nog de
belangrijkste manier van
afvalverwijdering in Zeeland.
„Hergebruik, vermindering
en verbranden moet het
storten in de toekomst sterk
terugdringen en daarvoor zal