Het culturele
Zeeland in de
gezicht van
jaren '93-'96
Geen geld voor Zeeuws museum met moderne beeldende kunst
DONDERDAG 20 AUGUSTUS 1992 NR 25207
5
ZIERIKZEE - Stel dat het doek in de Concertzaal
van Zierikzee voor altijd dichtblijft, dat musea en
de bibliotheken door het ontbreken aan
voldoendefinanciële steun hun deuren zouden
moeten sluiten en dat er geen geld meer zou zijn
voor het organiseren van tentoonstellingen,
festivals en andere culturele manifestaties. Dan
zou het aards bestaan voor velen met recht een
tranendal zijn. Cultuur betekent immers meer dan
iets dat glans of zo men wil „sjeu"aan het bestaan
geeft. Het is van essentiële betekenis voor de
verdere ontwikkeling van de maatschappij. En -
om maar eens met Thorbecke te spreken- ook al is
kunst geen zaak van de regering, die zelfde
overheid -of het nu het rijk, de provincie of de
gemeente is heeft wel een taak om gunstige
voorwaarden te scheppen, zodat kunst en cultuur
zich verder kunnen ontwikkelen. Hoe de provincie
Zeeland haar rol als cultuur-stimulator in de
nabije toekomst ziet is neergelegd in een ontwerp
voor een nieuwe cultuurnota, Met cultuur in zee
geheten.
Hoewel de provincie het belang van de amateuristische kunstbeoefening erkent, wil ze de komende jaren minder geld hiervoor beschikbaar stellen. (Archieffoto).
Deze concept-nota die recent
is uitgebracht is de opvolger
van de in 1986 verschenen
nota waarin de provincie de
hoofdlijnen voor het kunst- en
cultuurbehoud
cultuurbeleid) in de
provincie op een rijtje zet.
Hoewel er in de
tussenliggende jaren
verschillende notities over
bepaalde aspecten van dit
cultuurbeleid zijn verschenen
vond de provincie de tijd nu
rijp om voor de jaren '93-'96
een nieuwe nota op te stellen,
waarvan de uitgangspunten'
stroken met het algemeen
beleidsplan voor de jaren '92-
'95.
Uit dit plan blijkt dat de
provincie het als haar taak
ziet voorwaarden te scheppen
voor het behouden en verder
ontwikkelen van welvaart en
welzijn. Dit door onder
andere het realiseren van een
goed stelsel van
voorzieningen op het gebied
van cultuur. Dat duidelijk
vastleggen en ook afbakenen
van haar taken is geen
overbodige luxe. Kunst en
cultuur zijn immers
kwetsbare elementen omdat
ze geen direct economisch
belang hebben. In een tyd
van recessie dreigt dan ook
altijd het gevaar dat er juist
op deze zaken het eerst wordt
bezuinigd.
Hoewel de provincie het
belang van kunst en cultuur
in de nieuwe (concept-)nota
onderschrijft, ontkomt ze er
vanwege de beperkte
financiële middelen niet aan
om prioriteiten te stellen. Dit
moet in ieder geval die
financiële ruimte opleveren
die nodig is voor-nieuw i
beleid. Dat, ppg.jiebb^n, vpof.
nieuw belei'd is, naast'
aandacht voor het behoud en
de spreiding van
voorzieningen, één van de
pijlers waarop het provinciaal
cultuurbeleid voor de jaren
'93-'96 is gebaseerd.
Bij dit alles spelen een zo
groot mogelijke variatie,
kwaliteit en een zo groot i
mogelijke
publieksparticipatie door
spreiding en toegankelijkheid
van het cultureel aanbod een
belangrijke rol. Doel van het
beleid is niet alleen om het
cultureel aanbod veilig te
stellen en te vernieuwen maar
ook om ervoör te zorgen dat
mensen deel kunnen nemen
aan allerlei culturele
activiteiten. In een
geografisch „versnipperde"
provincie met een gering
aantal inwoners en zonder
echt grote centrumgemeenten
vereist dit een actief
cultuurbeleid.
Hoewel de provincie het tot
haar taak rekent om zoveel
mogelijk Zeeuwen in staat te
stellen deel te nemen aan
culturele activiteiten,
betekent dit niet automatisch
FOTO'S ARCHIEF ZN
TEKST ROSALIEN KORSTANJE
Meer aandacht is nodig voor het behouden, herstellen en beheren
van het Zeeuwse bodemarchief", zoals hier op het voormalige
terrein van Groenleer in Zierikzee. (Archieffoto).
da,t dit. ook het^voQU?a^mste
subsidiecriterium is, ai zal dit
de komende jaren wel meer
gaan meespelen bij de
afweging om wel of geen
subsidie te verstrekken.. Wil
een organisatie of evenement
kans maken op een
provinciale subsidie dan
wordt de komende jaren zeker
ook gekeken naar variatie in
het aanbod en de artistieke
kwaliteit. Dat laatste dient
zonder meer voorop te staan.
Spreiding, samen met
toegankelijkheid bepalend
voor de mate waarin het
publiek kan participeren in
het culturele aanbod is
weliswaar een goede zaak,
maar is lang niet altijd
mogelijk. Sommige
activiteiten, zoals bij
voorbeeld de collectie van het
Zeeuws Museum of bepaalde
theatervoorstellingen
waarvoor de nodige
technische faciliteiten nodig
zijn kunnen eenvoudig niet
over de provincie worden
gespreid. Bovendien heeft het
geen zin die spreiding willens
en wetens door te voeren.
Spreiding omwille van de
spreiding zoals vroeger
weieens het geval was is niet
aan te raden.
Het cultuurbeleid, bestaande
uit kunst en het
cultuurbehoud kan de
provincie niet in zijn eentje
uitvoeren. Dit gestalte te
geven vergt eent gezamenlijke
inspanning van met name de
grotere gemeenten. Deze
moeten op dit punt niet alleen
meer samenwerken met
elkaar maar ook met de
provincie. Daarbij moet wel
een duidelijke taakverdeling
worden vastgelegd, waarbij
de provincie verantwoordelijk
is voor voorzieningen en
activiteiten op 'provinciaal
niveau en ook voor een
aanvullend beleid richting
gemeenten. Die rtioeten op
hun beurt
verantwoordelijkheid dragen
voor activiteiten van
plaatselijk en/of regionaal
niveau. Ook tussen de
provincies Zeeland, Limburg
en Noord-Brabant zal de
samenwerking op cultureel
gebied de eerstkomende jaren
zo mogelijk worden vergroot.
Voor het cultuurbeleid van de
provincie is dit jaar ruim 6,5
miljoen gulden beschikbaar,
waarvan de provincie veruit
het grootste gedeelte
5.443.956) uit eigen
middelen bijdraagt.
Mogelijkheden om dit budget
voor kunst en éultuurbehoud
de komende jarén nog te
verhogen zijn er niet, maar
wel bestaat de rhogelijkheid
dat het rijk de rijksbijdrage
voor kunstuitingen in Zeeland
yapftf J.^93 metXIQQ.QaQ, ZftL
■vephpg^p. Al met, pl^peft.dp
provincie op zeker gespeeld
door bij het opstellen van
deze kunst- en cultuurnota uit
te gaan van de zogenaamde
nul-lijn, want behoudens
trendmatige verhogingen zal
het budget van de provincie
tussen '93 en '96 naar
verwacht niet toenemen.
Dit noodzaakt de provincie
tot het maken van keuzes,
waarvoor een aantal
categorieën van activiteiten
en organisaties is opgesteld.
Organisaties die tot de A-
categorie behoren zoals onder
meer het Zeeuws Museum, de
Stichting Nieuwe Muziek en
het Zeeuws Orkest zullen bij
bezuinigingen worden ontzien
en zullen indien mogelijk
meer subsidie krijgen. De
subsidie aan organisaties en
activiteiten die onder de B-
categorie zijn gerangschikt
zullen alleen trendmatig
worden verhoogd. Geen
jaarlijkse trendmatige
verhoging zit erin voor
activiteiten en organisaties
die in de C-categorie zijn
ondergebracht. Dit zijn bij
voorbeeld de Bond
Heemschut, Stichting de
Zeeuwse Thele en het Zeeuws
Seniorenorkest.
Na een afbouwperiode zal de
provincie in de toekomst geen
subsidie meer verstrekken
aan organisaties en
activiteiten die tot de D-
categorie behoren. Dit is
onder meer het geval voor de
opleiding aan de
muziekschool van jeugdige
muzikanten voor plaatselijke
verenigingen. De provincie
vindt dit meer een taak van
de gemeente. Dit jaar is er
voor de opleiding nog 22.500
maar dit bedrag zal worden
teruggebracht tot 7500 in
1994, waarna de subsidie in
1995 uiteindelijk wordt
stopgezet. Dat geldt ook voor
de subsidie voor
beroepsdirigenten, voor
orkestbegeleiding en voor de
Stichting het Werkend Zeeuws
Trekpaard. Deze krijgt dit
jaar voor het laatst een
bedrag van vijfduizend
gulden.
Behalve het afbouwen van
een aantal subsidies zal de
manier van subsidiëren de
komende jaren waarschijnlijk
wijzigingen ondergaan.
Geprobeerd wordt om zoveel
mogelijk over te gaan op een
budgetfinanciering, terwijl
ook de wijze van subsidiëring
wordt vereenvoudigd. Dit
houdt in dat de subsidies aan
belangrijke organisaties en
activiteiten voor een periode
van vier jaar worden
toegekend, dit naast de
incidentele en lump sum
subsidies die jaarlijks worden
toegekend.Deze ni;QWsWe;PPzet
vermindert het aantal
subsidieverzoek dat jaarlijks
moet worden behandeld en
bovendien geeft het
organisaties meer inzicht in
wat zij op langere termijn aan
subsidie zullen ontvangen.
Ook wordt onderzocht of het
mogelijk is om voor de
podiumkunsten meer over te
gaan op budgetten per regio.
Wordt dit ingevoerd dan zou
de regio de Bevelanden,
Schouwen-Duiveland, Tholen
en Sint Philipsland vanaf
1994 kunnen rekenen op een
bedrag van zo'n 100.000
gulden. Een bedrag dat ook
geldt voor de regio's
Walcheren en Zeeuwsch-
Vlaanderen.
Hoewel de provincie dus meer
op de kleintjes gaat letten
kan er de komende jaren
waarschijnlijk meer geld
100.000) aan podiumkunsten
worden uitgegeven, doordat
de eerder genoemde
Tijksbijdrage voor
kunstuitingen in Zeeland
mogelijk met een ton wordt
verhoogd. Daarnaast betaalt
de provincie niet langer voor
de Stichting Uit in Zeeland,
hetgeen haar 300.000 gulden
oplevert. Deze drie ton wil de
provincie gebruiken voor het
versterken van provinciale
voorzieningen (zoals Stichting
Nieuwe Muziek en het Zeeuws
Orkest), het verhogen van
subsidies voor
toonaangevende festivals en
voor de provinciale
spreidingstaak.
Voor het spreiden van de
podiumkunsten over de
provincie krijgt elke regio
vier jaar lang een vaste
bij rage waarmee het
theateraanbod in de regio kan
worden verbeterd. Spreiding
daarbij is belangrijk maar
mag niet zonder meer worden
toegepast. Het aanbod van
theatervoorstellingen moet in
overeenstemming zijn met de
aanwezige technische
mogelijkheden. Dit in
ogenschouw nemende denkt
de provincie aan de theaters
in Goes, Middelburg en
Terneuzen; het nog te bouwen
theater in Vlissingen en in
mindere mate aan Zierikzee.
rctoev/T rfoo rtR-/ iu 9ö ->loo
Een eigen museum voor;,
moderne beeldende kunst zit
er de eerstkomende jaren
voor Zeeland niet in, enkel en
alleen omdat het geld ervoor
ontbreekt. Wellicht dat het
idee van het bestuur van de
Zeeuwse Museumstichting om
het museum uit te breiden
met een afdeling van
hedendaagse Zeeuwse kunst
een aanvaardbaar alternatief
is. Die afdeling zou
gehuisvest kunnen worden in
het gebouw van de
Rijksarchiefdient Zeeland.
Dit pand komt echter pas aan
het eind van de jaren
negentig beschikbaar. Het
Zeeuws Museum zelf, ook
door de provincie zelf
beschouwd als één van de
pijlers van het provinciaal
cultuurbeleid kampt, blijkens
zijn beleidsplan '92-'93 met
een aantal knelpunten, die
het onmogelijk maken om
ook inderdaad als een echt
kernmuseum te functioneren.
In de concept nota worden die
tekortkomingen weliswaar
onderschreven maar wordt
tegelijkertijd opgemerkt dat
het de provindie op dit
moment aan geld ontbreekt
om hierin verbetering te
brengen. En zo zijn er in de
nota Cultuur in Zee nog meer
van dergelijke zinsneden,
waaruit blijkt dat de
provincie het belang van een
bepaalde culturele
voorziening wel erkent maar
er geen geld voor heeft. Heeft
Aristoteles dan misschien
toch gelijk gehad met zijn
uitspraak „Steeds beminde
kunst de welvaart en
welvaart de kunst??
De provincie heeft jarenlang geld beschikbaar gesteld voor de
opleiding van jeugdige muzikanten voor plaatselijke verenigin
gen. Omdat dit als een meer gemeentelijk belang wordt gezien
wordt deze subsidie afgebouwd. (Archieffoto).