Van boerenland tot toeristisch produkt 'De verbetering van het produkt biedt voorlopig nog werk genoeg i K ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Dinsdag 16 januari 1990 Nr. 94677 5 ZIERIKZEE - De tijd dat Schouwen-Duiveland, door het ontbreken van dammeh en bruggen geïsoleerd was van de rest van Nederland ligt ver achter ons. Alleen de zeer ouden onder ons weten zich nog de tijd te herinneren waarin de natuurliefhebbers de moeite namen met het stoomschip de Minister Lely of via de pont bij het Zijpe af te reizen naar het Schouwse land. Toen koos men voor Schouwen- Duiveland om haar rust en ruimte en ook die tijd is definitief voorbij. De voornaamste drijfveer, zo blijkt uit de onlangs door de provincie uitgebrachte brochure 'Van boerenland tot toeristisch produkt' voor de hedendaagse recreant is zon en strand. Over de vraag of Schouwen-Duiveland, in de zomer, vol is zijn de meningen verdeeld. Wel staat als een paal boven water dat de toeristenindustrie niet meer weg te denken valt. Ooit, en dat is eigenlijk helemaal nog niet zo gek lang geleden, was de landbouw dé pijler van de Schouwse economie. De kurk waar het eiland op dreef. Vandaag de dag is de recreatie inkomstenbron nummer één. Voor de Tweede Wereldoorlog kende Zeeland al een aantal gerenommeerde badplaatsen. Domburg was al in 1935 een bekend kuuroord. Op Schouwen-Duiveland zou het duren tot na de Tweede Wereldoorlog. In een tijd dat Walcheren drukbezocht wordt is het op Schouwen nog rustig. Maar daar komt al snel verandering in. Het vreemdelingenverkeer, zoals de recreatie toen werd betiteld, levert dan nog maar een zeer bescheiden bijdrage aan de inkomsten van de Zeeuwen. Al is het voor de boeren langs de kust een welkome aanvulling op het inkomen. Begin jaren zestig komt voor het Schouwse land de grote doorbraak. Met de uitvoering van de Delta werken wordt het eiland steeds makkelijker bereikbaar en al snel begint het aantal slaapplaatsen op Schouwen-Duiveland dat op Walcheren naar de kroon te steken. In het tijdvak 1964 tot en met 1969 neemt het aantal slaapplaatsen op Schouwen-Duiveland met 27.000 toe terwijl dat op Walcheren slechts groeit met 12.500. Over de gehel periode verdubbelt het aantal op Walcheren terwijl dat op Schouwen .v\.v W - v - c£8B6f bijna verviervoudigt. In 1957 telt het schiereiland 1110 kampeerplaatsen. In 1986 gaat het al om 40.282. Een explosieve groei. In 'Van boerenland tot toeristisch produkt' wordt dan ook de vraag opgeworpen: Hoe kon Zeeland, en dan vooral de kuststreek, al die hiensen opvangen.,,Hoe kon tegenzin bij het horen van het woord vreemdeling zo snel omslaan in instemmend handengewrijf bij de prognoses over voortgaande explosieve groei?". Het antwoord is, volgens de provincie, simpel. ,,In Zeeland was meer nog dan in de rest van Nederland, traditioneel de werkgelegenheid het grootst in de agrarische sector. Door de inzet van zaai- en oogstwerktuigen verloren veel mensen hun baan. Bij gebrek aan vervangend werk groeide de werkloosheid in de jaren 50 en 60 tot boven het landelijk gemiddelde. De mensen trokken weg uit de provincie". Het gevolg: in de landbouw werd het steeds moeilijker het hoofd boven water te houden en dus besloten veel boeren, en fruittelers niet te vergeten, verder door het leven te gaan als beheerder van een zomerwoningenterrein of kampeerterrein. Dat bracht tenslotte meer geld in het laatje. Een vergelijking tussen die tijd en de laatste tien jaar dringt zich op. Ook nu, zij het veel kleinschaliger, schakelen boeren over op het toeristisch bedrijf. In eerste instantie vaak aarzelend, met een paar caravans op het erf. Maar al snel klinkt de roep'om meer staanplaatsen. Het verschil tussen toen en nu is dat het toen veel sneller en veel radicaler ging. „De Zeeuwse bevolking ervaart het in de jaren 60 als een cultuurschok. Zeker op Schouwen", aldus de provincie. Na die eerste explosieve groei gaat het iets langzamer met de groei van Zeeland als vakantieland. Maar de groei zet onmiskenbaar door en begint ook steeds vaker tot problemen te leiden. Vandaag de dag is er door de vakantiespreiding niet langer sprake van een topseizoen van enkele weken per jaar. In de zestiger jaren echter stroomde Schouwen-Duiveland een paar weken per jaar vol. Overvol. En dat leidde tot strubbelingen in het verkeer. De wegen konden het enorme aanbod niet aan. Het enthousiasme waarmee de recreatie in het begin begroet werd slaat langzaam maar zeker weer om in scepsis. De vraag wordt opgeworpen of het niet eens tijd wordt om paal en perk te stellen aan de toeristenstroom. Tbtdat de geschiedenis zich in de tachtiger jaren herhaalt. De werekloosheid in Zeeland stijgt en weer dreigt een leegloop van de provincie. Tijd om de bakens te verzetten. De provincie schrijft in 1981 over het toerisme in Zeeland: „Wij verwachten in de eerstkomende jaren een duidelijke toename van het doorbrengen van de (hoofd)vakantie in eigen land. Wij achter het noodzakelijk de gevolgen hiervan voor onze provincie te bestuderen. Hierbij zal ruime aandacht worden besteed aan de mogelijkheden tot verruiming van de werkgelegenheid". Concreet houdt dit in dat de voet van de rem wordt gehaald. In 1984 komt het Provinciaal Beleidsplan voor Recreatie en Toerisme uit. En daarin wordt het als volgt omschreven: „Oplossen van het structurele tekort aan toeristische verblijfsaccommodatie heeft de hoogste prioriteit". Een zinsnede die enige uitleg vergt. Begin tachtiger jaren kregen de plaatselijke overheden steeds vaker te maken met het fenomeen wild kamperen. De recreant kwam, zag dat er geen plaats was en zocht een, illegaal, plekje. Campinghouders zien dat met lede ogen aan en menigeen probeert toch maar zoveel mogelijk mensen op de toch al volle campings te proppen. Noodoplossingen blijken tekort te schieten. De kwaliteit van de overloopterreinen laat vaak veel te wensen over en om te voorkomen dat de recreant, door slechte ervaringen wijzer geworden, Zeeland Vakantieland de rug toekeert besluit men haastig het roer om te gooien. De recreatie mag weer groeien. Van rust en ruimte is dan overigens al lang geen sprake meer en dat is ook de verklaring van de spectaculaire groei van het kamperen bij de boer. Zeeland is inmiddels, anno 1990, uitgegroeid tot de provincie met verreweg de meeste mini-kampeerterreinen. Een derde van het aantal mini-campings ligt in Zeeland en dan met name op Schouwen-Duiveland en Walcheren. De balans tussen de belangen van de natuur en recreatie blijkt moeilijk te vinden. Het grote aantal verpozers en watersporters leidt in .een aantal gevallen tot vervuiling van het water. Op de koppen van het eiland staat de natuur onder zware druk en op sommige wegen is het verkeer in de zomermaanden zo druk dat er problemen ontstaan. Er ontstaan knelpunten tussen watersporters en beroepsvaart. De tijdelijke enorme toename van het aantal 'bewoners' van Schouwen- Duiveland zorgt voor nog een paar problemen. Rioolstelsels blijken te klein. Zuiveringsinstallaties kunnen het in de zomermaanden niet aan. Het wordt steeds duidelijker dat het, met name op Schouwen- Duiveland, ontbreekt aan slecht- weervoorzieningen. De toerist heeft niet zo bijster veel mogelijkheden als de weergoden strandbezoek niet uitlokken. Dit terwijl begin jaren tachtig het toerisme de enige bedrijfstak in Zeeland blijkt die nog als groeimarkt aangemerkt kan worden. Het toerisme overschaduwt dan zelfs al de Zeeuwse landbouw. Men is vastbesloten niet over een nacht ijs te gaan bij de verdere ontwikkeling van het toeristisch produkt. Het ene na het andere onderzoeksteam wordt op Zeeland Vakantieland losgelaten. Dikke rapporten en nota's verschijnen. De recreant wordt onder een vergrootglas gelegd en nauwgezet geanalyseerd. Men komt onder meer tot de conclusie dat Zeeland vooral aantrekkelijk is voor gezinnen met jonge kinderen. Gezinnen zonder kinderen, of met oudere kinderen, zien blijkbaar niet zo veel in Zeeland. Volgens de provincie komt dat omdat veel mensen een eenzijdig beeld hebben van Zeeland en wel dat van een gebied van water en strand. Die twee ingrediënten overigens vormen ook voor de dagjesmensen dé attractie. Bij mooi weer staan er in het weekend files, en bij slecht weer blijft men liever thuis in de randstad omdat daar, dat denkt men in ieder geval, meer vertier is. Men is in grote mate afhankelijk van het weer. Tegelijkertijd dient een nieuwe otwikkeling zich aan in recreatieland. Het aantal vakanties neemt toe. „Steeds meer mensen gaan twee, tot zelfs drie of vier keer per jaar op vakantie". En om het betaalbaar te houden zoeken steeds meer mensen hun heil in eigen land. „Er is nog een trend waarneembaar. De Noordzeekust en andere wateren worden steeds populairder bij Nederlandse vakantiegangers. Zeeland heeft van beide veel en daar profiteert de vrijetijdsnering van". Zoals echter uit verschillende onderzoeken naar voren is gekomen is het publiek dat naar Zeeland komt in feite zeer beperkt. „Vooral alleenstaanden en vijftig-plussers moeten voor Zeeland worden gewonnen, want zij zullen in de toekomst steeds groter in getal worden en deze groepen hebben juist het minst positieve beeld van de provincie". Er moet dus iets gedaan worden aan het imago van Zeeland. Strand en water mogen genoegzaam bekend worden verondersteld en het is nu zaak om de natuur, de rust in het achterland, de historische dorpjes en de culturele mogelijkheden te promoten. Ook het 'produkt' zelf is voor verbetering vatbaar volgens de provincie. „Omdat te verwachten is dat de groei zich voornamelijk zal voltrekken buiten het hoogseizoen is een toename van het aantal slechtweervoorzieningen noodzakelijk. De mensen moeten niet alleen afhankelijk zijn van strand en water. Dat is een eerste vereiste". In dat kader past de ontwikkeling van bijvoorbeeld Neeltje Jans en de Brouwersdam. „De Neeltje Jans zou een internationale attractie moeten krijgen in de vorm van een soort thema-park dat goed aansluit bij de gronden voor de bouw van de Stormvloedkering; beveiliging van het land, behoud van het milieu in de Oosterschelde en behoud van de schelpdierencultuur in Yerseke", aldus de provincie. Daarbij tekent men aan dat Delta Expo nu al rond een half miljoen bezoekers per jaar trekt. Verder is er Port Zélande dat, als alles volgens de planning verloopt, nog dit jaar haar deuren opent en volgens de provincie zal dit project zeker haar uitstraling op het omliggende gebied niet missen. Inmiddels is ook een bescheiden begin gemaakt met de promotie van de Zeeuwse cultuur. Bij wijze van experiment werd vorig jaar de maand september tot cultuurmaand gebombardeerd. Met steun van de provincie.Zeeland werden allerlei manifestaties op het gebied van kunst, fotografie, theater en muziek op poten gezet. „De opzet is niet alleen het aanbod voor de mensen gevarieerder te maken, maar ook om in de periode na het hoogseizoen voor meer bezetting te zorgen. Dit experiment wordt mogelijk de komende jaren voortgezet". Andere mogelijkheden om tot een groei van de vrijetijdsbestedingen in Zeeland te komen liggen volgens de provincie ook op het terrein van de verbetering van het produkt. „Meer zorg voor het landschap en meer zorg voor natuurbehoud". Dat streven heeft reeds gestalte gekregen in het streekplan voor Zeeland waarin een aantal verschillende zones wordt aangegeven waar men zich respectievelijk kan vermaken, voorzichtig mee om dient te springen dan wel uit weg te blijven. Ook hier geldt echter dat het in de praktijk moeilijk blijkt een juiste balans tussen recreatie- en natuurbelangen te vinden. Watersporters staan niet te juichen als, om maar een voorbeeld te noemen, delen van de Oosterschelde voor hen verboden gebied worden. Natuurbeschermers aan de andere kant stellen het niet bijzonder op Erijs als men toch, zoals ijvoorbeeld in het Schelphoekgebied, voorzieningen voor de recreanten wil treffen die dan weer ten koste van de natuur gaan. De conclusie van de provincie: „De verbetering van het produkt biedt voorlopig nog werk genoeg". Tfekst: P. Kleemans 1

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1990 | | pagina 5