Bittere kou, enorme hopen sneeuw
en een dichtgevroren Oosterschelde
Palingbrood in het Kaaskenswater
ZIERIKZEESCHE NIETJWSRODE Dinsdag 7 februari 1989 Nr. 24487
Herinneringen aan de barre winter van 1928-1929
haald, een slokje gekocht en 's mor
gens vroeg kon men op vele plaatsen
in de omgeving een vuurtje zien bran
den ten teken dat er een varken werd
geschroeid.
Viermaal achter elkaar werd het
doodgestoken varken met stro als het
ware in brand gestoken en dan weer
afgeboend. Alle haartjes verdwenen
op deze manier. Er werden toen nog
varkens van rond de 500 pond ge
slacht, tegenwoordig worden ze bij
een 200 pond gewicht afgeleverd.
Spek van 8 a 10 cm dik was toen nor
maal. Veel vleesdelen werden in de
worst gedaan en tegen de avond was
het varken in de ton zoals men toen
zei. Leverworst, 'popkop' (preskop),
veel 'krippen' (krabbetjes) of 'kluven'
moesten het gezin de winter doorhel
pen. In de keuken werden de eerste
heerlijkheden door moeder de vrouw
klaargemaakt om 's avonds bij het
brood genuttigd te worden. Dat wa
ren meestal de hersenen (in het zuur),
de milt (opengesneden, met worst ge
vuld en dicht genaaid en in een
braadslee in de oven gebraden) en de
eerste worsteballen.
Er waren mensen die zich ongans
aten en de volgende dag maar half
werk deden en regelmatig even weg
moesten. Na een week of drie ging
het spek de ton uit, werd buiten aan
de schuur gehangen (spekhaken) om
te drogen en werd dan in de keuken
aan het plafond (meestal balken) op
gehangen, gereed voor het gebruik.
Op een lange ronde stok hingen,daar
ook de worsten (in de darm) waar zo
nodig stukjes werden afgesneden om
te bakken. Niets werd bij de slacht
weggegooid en zelfs de urineblaas
hing in een hoek mede aan de zolder,
gevuld met worst. Deze wort kwam
het laatst aan bod om genuttigd te
worden en soms was de mooie worst-
kleur verdwenen en over gegaan in
een groenachtige waas! Toch was het
toch nog te eten, mits goed doorge
bakken.' Men kan zich voorstellen dat
zo'n 'keutjesdag' omlijst door koude
of een storm een sfeer bracht die men
nooit meer vergeet.
Enkelingen
Die tijd is voorbij en tegenwoordig
zijn het maar enkelingen die nog een
varken laten slachten (bij de slager)
en thuis in de vriezer opslaan. En wat
is er niet nieer veranderd. De radio
verscheen en later de televisie. Voor
de ouderen onder ons zijn deze rege
len aanleiding om nog eens na te den
ken aan vroeger tijden. De jongeren
kunnen zich dit nauwelijks voorstel
len. Kreeg je vroeger "maandagmor
gens 1 cent bij het naar school gaan
en je kon daar dan 2 toffees voor ko
pen of 5 stokjes zoet hout, nu weet ik
niet wat er nodig is om de jeugd ver
antwoord naar school te sturen. In
mijn tijd konden de meeste leerlin
gen van de lagere school als ze de 6e
of 7e klas hadden doorlopen aan het
werk. Voor koeienwachten was altijd
wel vraag of in het voor- en najaar
mee met hun vader te helpen een per
ceel suikerbieten 'in aangenomen'
mee te helpen schoonhouden en in het
najaar deze te helpen rooien, behoor
de ook tot de mogelijkheden voor de
jongens.
De wat meer gewieksten onder de
leerlingen, en mits de ouders dit fi
nancieel konden dragen, trokken
naar Zierikzee om een vak te leren op
de Ambachtsschool, op de Kweek
school waar je onderwijzer werd of
naar de HBS waar je na 5 jaar onder
legd was voor een universiteit. Voor
de meisjes lag het iets anders, want
zij konden na de lagere sphool naar
de naaischool voor het beter kunnen
hanteren van de breipen en de naald
of ook naar Zierikzee voor les op de
Kweekschool of HBS. De toen nog
MULO hetende school was iets min
der zwaar dan de HBS en deze school
trok ook veel belangstelling. In
Haamstede was er elke winter een
Landbouwcursus o.l.v. meester Van
den Berge in de Christelijke school
waar jongens van de lagere school
zich wat meer konden verdiepen in
de landbouwwetenschappen.
En begin 1930, door de opkomst van
de fruitteelt in de Westhoek, kwam in
Haamstede de Tuinbouwschool ge
bouwd in het Sluispad in het zelfde
pand waar nu de Jeugdsoos Big S
zich gevestigd heeft. Als je naar
school moest in Zierikzee moest je
met de RTM (de tram) of met de bus
sen van Blom. Eén bus (merk Latyl
uit Frankrijk) reed van Haamstede
over Renesse, Noordwelle en Seroos-
kerke naar Zierikzee, de andere (een
T-Ford met twee rijen banken) nam
de route over Burgh, de Meeldijk,
Burghsluis, de Schelphoek, Inlagen,
Flaauwers door de Kooiweg naar Zie
rikzee. Een jaarabonnement kostte
toen 120,-. Toen de tram voor 98,-
per jaar een abonnement aanbood,
veranderden velen van vervoermid
del. Het duurde wel wat langer, want
als je 's morgens om 07.20 uur uit
Burgh vertrok was je rond kwart
voor negenen in Zierikzee, tenminste
als alles meezat.
Vooral op maandagmorgen duurde
de tocht veel langer omdat op ieder
station vette beesten ingeladen moes
ten worden op hun laatste tocht naar
de slachthuizen in Rotterdam. Om
half vijf uit Zierikzee terug kerende,
was je tegen zessen in Burgh. Toch
een heel gezellig vervoer in de ,des
winters met stoom verwarmde, wa
gons. De eerste klasse coupé's waren
nog knusser met de dieprode kus
sens. Het nadeel was de vlooienplaag
in die kussens en DDT was er nog niet
om ze te verjagen. Nu brengen de
ZWN-bussen de schooljeugd binnen
het half uur naar school en 's middags
in dezelfde tijd weer naar huis. Als je
wat ouder wordt en je ziet de moder
ne tijd aan je voorbijflitsen dan moet
je, of je wilt of niet. terugdenken aan
je eigen tijd. Het is jammer dat er
geen laag sneeuw ligt en het wat
vriest, want dan lijkt het me nog aan
genamer dit eens te lezen.
C. J. BOOT
Slachtplaats
Barre koude in het haventje van Burghsluis
De big verdween dan in het kot en
kwam er pas uit als het vetgemest de
laatste paar stappen naar de slacht
plaats begon. Niet altijd bleef de big
gezond en daarom werd eind vorige
eeuw de Vereniging van Varkenshou
ders 'De opgaande zon' opgericht, een
soort verzekerings-vereniging. Er
werd een zeker bedrag aan contribu
tie betaald en als het varken ziek
werd of zelfs dood ging werd een be
drag uitgekeerd zodat de gedupeerde
toch nog wat kreeg. Ging alles goed
dan was het op die slachtdag een
klein feestje. De kapbak (een houten
bak waarop het geslachte varken ver
der werd klaargemaakt) was ge
BURGH-HAAMSTEDE - Wanneer men het geluk heeft om op oudere leeftijd nog
eens terug te kunnen denken aan zijn of haar jeugdjaren, dan komen er grote verschil
len aan het licht met het hedendaagse. Vooral de wintertijd springt er dan altijd uit
als een periode met felle koude en veel sneeuw en ijs. Statistisch gezien is het niet
waar want er waren in de 20ste eeuw echt niet zo bar veel extreme winters, de uitschie
ters van 1928/1929, de oorlogswinters en 1963 uitgezonderd, waar we nog met respect
aan terugdenken. Ook nu weer een soort flopwiiAer, waarin de natuur zich eind janua
ri al toont in een aprilse omlijsting. Toch hoort men van diverse zijden, dat we dit voor
jaarsweer 'zwaar zullen moeten bekopen'. Als voorbeeld '28/'29 toen het ook pas tegen
eind januari begon te vriezen en drie weken later de Oosterschelde dicht zat met zware
schotsen. Met afgaand water hoorde men (vooral in de nacht) het helse kraken van de
schotsen die ruimtegebrek hadden. Diverse veren waren gestaakt en zo had men in
Katseveer een verbinding aangelegd over het ijs naar de overkant zodat Noord-
Beveland voorzien bleef van het allernoodzakelijkste.
die op zijn weg naar Burgh al bij
Noordwelle hoorbaar was. ,,tgae frie-
zu', zei men dan en het klopte altijd.
De dorsmachine werd afgedekt en
-het koelwater van de eencilinder
Lister afgetapt. Dat was niet zo wei
nig want 800 liter was nodig om de
motor te koelen. De gedorste tarwe
werd in mudden door de arbeiders op
de rug genomen en de trap op naar de
graanzolder gedragen. Deze ruimte
werd ook wel 'piezel' genoemd. Daar
werd de tarwe uitgestort om te wach
ten op het opscheppen voor de ver
koop. Als dat wat lang duurde kon
het gebeuren dat de tarwekorrels be-
IJsschotsen op Zijpe.
wogen. Oorzaak waren de klanders,
(kallanders), een soort snuitto'r die
veel schade aan de korrels aanrichtte.
Het stro werd opgetast op ronde
klampen die werden neergezet op het
stapelhof en werd gebruikt, in de
stallen van de paarden en de koeien
en het mestvee en af en toe-voor het
varken.
..j Dat beest is een hoofdstuk apart
'want voor dé arbeider betekende een
varken in het kot een winter met
vlees. Zo niet dan leed het gezin ar
moe. Sommige boeren hadden zelf
biggen gefokt en verkochten in het
voorjaar deze meestal aan hun perso
neel voor een lage prijs. Het kon ook
gebeuren dat op een voorjaarsdag een
paar biggehandelaren het dorp bin
nen kwamen die met zwepen een
groep biggen voor zicli uitdreven en
met de kreet: Tielse biggen!!, probeer
den deze jonge varkens te verkopen.
Dat lukte altijd, want bijna iedereen
in het dorp hield een varken (vooral
de bakkers die hun overschot of oud
bakken brood aan de varkens voer
den). Voor 8,— tot 10,— per stuk
werden de biggen verkocht.
Voor Schouwen-Duiveland werden
het moeilijke maanden, want het
bleef toen vriezen tot eind maart en
het lukte de veerpont Zijpe-Anna Ja-
cobapolder maar af en toe aan de
overkant te komen. In die eerste
vorstweek maakte een sneeuwstorm
uit het oosten een paar dagen lang
aan alle verkeer een eind. Zelfs de
schoolbussen naar HBS, Kweek- en
Ambachtsschool reden een paar da
gen niet door de enorme hopen
sneeuw. Alles moest toen met de
schop worden verwijderd, want
sneeuwschuivers, kranen of andere
motorische schuifwerktuigen waren
er nog niet. Bitter koud toen in die
winter, waarin bijna nog niemand
centrale verwarming of oliestook
kende en men in elke woning wel een
Etna-fornuis, een Godin of ander
soort verwarmingsapparatuur vin
den kon. Ook het 'duveltje' (een soort
driegaatskacheltje om de stomer op
te zetten waarin de was moest koken
op de maandagmorgen) ontbrak bij
na nergens.
Wel een tegenstelling met nu, wan
neer het wasdag is als men dat wil of
er tijd voor heeft. Zonder televisie en
een enkeling die over een radio be
schikte (een toestel met lampen en
spoelen buiten de kast en met als voe
ding en droge annodebatterij plus ac
cu) zaten de mensen 's avonds bij de
'peterolie lamp' bij de kachel om bij
gebrek aan kolen of hout toch maar
om negen uur naar bed te gaan. Het
'voetekot' (een omgeslagen deken aan
het voeteneind van het bed) was des
tijds zeer welkom en het voorkwam
koude voeten. De andere morgen was
het eerste werk om door de rijkelijk
vdfi ijsbloemen voorziene ramen te
ademen en te zien wat voor weer het
was. Op de boerderijen moest eerst
de waterbak voor depaardenmet eeji
bijl open geslagen worden en via een
dik met stro ingepakte Nortonpomp
bijgevuld worden.
Dan pas konden de viervoeters
naar buiten gehaald worden om te
drinken. Hooi in de ruif en wat 'snie-
liengen' in de bak (meestaai ver
mengd met een schep paardebonen)
en de in die tijd werkloze paarden
konden gaan eten en wachten op de
volgende maaltijd. Inmiddels was de
koeievoerder eveneens al heel vroeg
op de boerderij verschenen om de
'beesten' (koeien en mestvee) uit te
mesten en van voer te voorzien dat
hoofdzakelijk bestond uit ingekuild
peeblad en gesneden mangels ver
mengd met wat maïsmeel of andere
brokjes.
Ook schilfers en hooi waren in de
winter die bestanddelen van het voer
die de ossen op tijd aan het gewicht
voor de slachterijen moest helpen
brengen. De koeievoerder was meest
al niet van de snuggerste en hij kon
niet lezen of schrijven. Een bekende
figuur in die tijd aroeg een zakhorlo
ge en als men hem vroeg: Hoe laat is
het Lee? dan antwoordde hij altijd
met half elf. De man kon niet eens
horlogekijken. Een andere koeievoer
der uit de jaren '20 werkte kort bij
Burghsluis op een boerderij. Met
nieuwjaar kwam hij bij iedereen om
nieuwjaar te wensen. Hij deed dat op
een vreemde manier, want hij zong
het Wilhelmus! Toch kreeg hij zijn
fooitje.
Herkennen
De koeievoerder was te herkennen
aan zijn blauwe kiel, zijn bombazij
nen broek, zijn 'sunen' (beenbescher
mers van katoen) en zijn klompen.
Plastic laarzen waren er nog niet.
.Door onverlichte weggetjes (helaas
door de herverkaveling na de waters
noodramp allen verdwenen) moest
deze onmisbare schakel op de boerde
rij in de barre winter zijn weg zoeken
naar de boerderij om met de stallan
taarn zijn wek te beginnen. En ook
als hij 's avonds thuis kwam was het
al donker. Hij verdiende net zo veel
als de paardenknechts en dat was in
'mijn tijd' 12,— per week. De 'gewo
ne' arbeiders verdienden 10,50 per
week. (6x 1,75 want ook op zaterdag
moest er gewerkt worden). En toch,
ondanks die 10,50 waren er veel ar
beiders die een huisje lieten bouwen
en het in de loop der jaren tot op de
cent betaalden aan de voorschieter
van de 200,-. Dat kostte een woning
toen.
Ze zijn nog op vele plaatsen te vin
den in Burgh en Haamstede en wer
den volgens een soort eenheidsmodel
gebouwd. Kijk maar aan de Zand
weg, de Weeldeweg en andere plaat
sen. Het Lage Burgh werd toen de
Weeldeweg genoemd en is nu ver
huisd naar de omgeving Kakelstraat.
In de jaren waar we het nu over
hebben kwam de post nog twee keer
per dag en bracht de bakker het
brood nog aan huis. Zo was men ver
stoken van weerberichten. Het kon
dan ook gebeuren dat tijdens het dor
sen van tarwe, hetgeen drie- of vier
maal in de winter plaats had, plotse
ling de wind naar het oosten draaide
en het na een uur begon te vriezen.
De dorsmachine werd gestopt, de
paarden ingespannen en met enkele
wagens werd stalmest (veel stro)
naar de aardappel'pitten' gereden
om de mest daar in een dikke laag
over te spreiden en zo de blauwe of
eigenheimers (Bintjes waren er nog
niet) voor vorst te behoeden.
Een vast teken op die dag was het
horen fluiten van de tramlocomotief
ZIERIKZEE - Het gezegde „Stille wateren hebben diepe gronden" kan men met
een gerust hart van toepassing verklaren op het historische Kaaskenswater bij Zie
rikzee. Oprukkend water als gevolg van stormgetij is dreigend en gevaarlijk; toch
heeft men in noodgevallen wanneer een vijandelijke legermacht stad of dorp be
dreigde, het water nogal eens te hulp geroepen. Men nam dan zijn toevlucht tot het
uiterste middel en stak hier en daar de dijken door.
Toen Zierikzee in 1575 door de
Spanjaarden werd belaagd en de in
gezetenen danig in het nauw wer
den gedreven wist men niet beter te
doen dan bepaalde dijkvakken te
doorbreken. Het water dat toen met
geweld binnenstroomde bleef later
na het dichten van de dijken hier en
daar staan zoals het Kaaskenswa
ter. Dit karakteristieke en geheim
zinnige water met zijn peilloze diep
ten bleek naderhand in biologisch
opzicht hoogst merkwaardig omdat
er het zogenaamde Palingbrood
voorkwam
Niet iedere Zeeuw (om van ande
ren maar niet te spreken) zal onmid
dellijk weten wat met ..paling
brood" wordt bedoeld. Wie het
woord voor de eerste keer hoort zal
voorshands moeite hebben om er
achter te komen wat er mee wordt
bedoeld. Dat het palingbrood min
der bekend is komt ten dele omdat
het zeldzaam is en slechts wordt
aangetroffen in t/rak water. Dat wil
zeggen in water dat eenmaal zout is
geweest maar geleidelijk een lager
zoutgehalte heeft gekregen door
vermenging met zoet (regen)water.
Aan genoemde voorwaarden vol
doet het Kaaskenswater. Na het
Spaanse beleg, dat in 1576 werd
beëindigd heeft het lang geduurd
eer het water weer volkomen bin
nen de dijken in toom kon worden
gehóuden; nog veel langer duurde
het eer het zoute zeewater zodanig
was verdund dat het kon worden
aangeduid als brak water.
Het is een bekend verschijnsel dat
tijdens het veranderen van de wa
tersamenstelling ook de vegetatie
aan veranderingen onderhevig is.
Planten- en dierenwereld passen
zich doorgaans vrij snel aan.
Mosdiertjes
De argeloze wandelaar zal weinig
weet hebben van mosdier en kal-
kwier. Zo kon het gebeuren dat tij
dens droogteperioden bij extra lage
waterstanden in sommige Zeeuwse
wateren merkwaardige formaties
zichtbaar werden die deden denken
aan (koraal)riffen.
Men had aanvankelijk geen ver
klaring voor dat merkwaardig ver
schijnsel. Geen wonder dat in de
volksmond allerlei buitenissige
aanduidingen werden bedacht.
Ook wetenschappers, hoe kan het
ook anders, hebben zich over dat
curieuze fenomeen gebogen. Er zijn
in de loop der jaren verschillende
publicaties verschenen over de
zeldzame zonderlinge diertjes, die
ondanks minuscuul kleine afmetin
gen gezamenlijk vrij grote forma
ties kunnen „opbouwen". Op af
stand lijken die „bouwsels"
steenachtig, in werkelijkheid blij
ken de/c kalkachtig te zijn.
In de encyclopedie van Zeeland
wordt gesproken van „koraal- of
steenachtige bloemkoolvormige
formaties in brakwaterplassen, ge
vormd door twee organismen: een
mosdier en een kalkwier".
We lezen dan verder dat die zoge
naamde mosdiertjes van zeer kleine
omvang, in vereniging kans zien om
Het Caeskens Water, ontstaan in 15
onregelmatige korst- tot koraalvor-
mige broze aangroeisels te vormen
op takjes en stengels in het water.
Tot vuistgrote klompen kunnen de
ze na enige tijd uitgroeien. Hiero-
verheen ontstaan dikwijls kalkwie-
ren die uiteindelijk de mosdiertjes
verstikken.
Palingbrood
De begroeiing van deze wieren
vertoont een betrekkelijk glad op
pervlak zodat inderdaad het effect
van losse grotere en kleinere stenen
wordt verkregen. In die formaties
bevinden zich openingen en holten
waar allerlei kleine waterdieren
zich verschuilen. Palingen weten dit
kleine dierlijk voedsel echter goed
te vinden zodat zij zich veelal in de
omgeving van die „koralen" ophou
den. Dit verschijnsel is bij de bewo
ners in de omgeving van de brakwa
terplassen niet onbekend gebleven.
Zij noemden op grond van hun
waarnemingen die steenachtige for
maties dan ook Palingbrood!
Behalve in het Kaaskenswater na
bij Zierikzee is bovengenoemd
merkwaardig verschijnsel op be
paalde tijden ook waargenomen in
brakke wateren op Zuid-Beveland.
Walcheren en in Zeeuws
Vlaanderen.
Wiebe Keikes