de tandarts Een dag op stap met "i/s ik de boor hoor heb ik de neiging om te gaan ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Maandag 30 januari 1989 Nr. 24482 5 BRUINISSE - In de hal staat een uit de vijftiger jaren daterende tandartsstoel van zwart leer met wiebelige ronde hoofdsteuntjes. Tesamen met een ouderwetse boor en een rond porceleinen spuwbakje, en verlicht door diverse spotjes, een' tafereel dat bij menige patiënt de maag zal doen samentrekken. Over dat laatste kan tandarts R. C. A. Backer uit Bruinisse meepraten. „Ik was vroeger doodsbang voor de tandarts. Als ik eraan terug denk, komt weer dat gevoel van angst en maagkramp boven dat ik als kind had wanneer ik naar de tandarts moest". De ouderwetse tandartsstoel in de hal van het vroegere gemeentehuis van Bruinisse, waarin Backer zijn praktijk heeft, is dan ook uitsluitend bedoeld als een soort museumstuk. Een teken dat het tijdperk van de autoritaire tandarts en de doodsbange patiënt voorbij is. Wat dat eerste betreft, heeft Backer zijn karakter mee. En verder ziet hij het als een belangrijk onderdeel van zijn werk om mensen die de behandelkamer gespannen binnen komen gerust te stellen. ,,Als ik 's avonds moe ben is dat niet van het kistjes vullen. Dat is al lang een routinehandeling geworden. Het vergt veel meer energie om goed in te spelen op de spanningen van mensen. Je zodanig gedragen dat ze zich op hun gemak voelen. Dat ze vergeten dat ze bij de tandarts zijn". Backer is een van de jonge tandartsen die zich de afgelopen vijftien jaar op diverse plaatsen op Schouwen-Duiveland hebben gevestigd. „Vroeger waren er op heel Schouwen-Duiveland maar drie tandartsen. Die werkten zich uit de naad om al die mensen pijnvrij te houden. Tandarts Wessels-Boer, die op de Varremarkt in Zierikzee woonde, heeft wel eens verteld dat om zeven uur 's morgens, als hij wakker werd, al een rij wachtenden buiten voor de deur stond". „Nu zijn we op Schouwen- Duiveland met tien tandartsen. En daardoor hebben we het natuurlijk veel gemakkelijker. We kunnen veel meer tijd aan de patiënten besteden. En langzamerhand is de toestand van de gebitten van de inwoners in de regio veel verbeterd. Toen ik hier pas was gevestigd moest ik soms wel veertig mensen met directe pijnklachten behandelen als ik weekenddienst had. Als er nu drie a vier komen is het veel". R. C. A. Backer werd 41 jaar geleden geboren in Amersfoort in een gezin van zes kinderen. „Ik had zeer slechte tanden. Want wij aten pepermuntjes bij het leven. We moesten onze tanden wel poetsen, maar onze ouders hadden geen tijd om daar echt op te letten. Daarom volstonden we er meestal mee om de tandenborstel nat te maken". De schade die daardoor aan het gebit van Backer ontstond kwam aan het licht bij de schooltandarts. „Ik zat toen op de lagere school. Als we naar de schooltandarts moesten werden we opgehaald met een Rode Kruiswagen en dan naar het gebouw van de GGD gebracht. We waren doodsbang, want de tandarts was een vreselijk mens. Een halfduitse mevrouw die altijd heel pinnig deed. Ze verdoofde niets. Zelfs niet als er een kies moest worden getrokken. En dan die stiekeme grappen. We doen niets zei ze en vervolgens begon ze te boren of trok een tand uit. Ik voel nog de opdonder die het gaf als de kies losschoot". Mede door deze negatieve ervaringen stond de professie tandarts niet met stip genoteerd op het lijstje met beroepen die Backer wel zag zitten. „Nee, het was helemaal niet mijn intentie om tandarts te worden". Na de middelbare school ging Backer Frans studeren in Utrecht. „Mijn tanden verkeerden nog steeds in een zeer beroerde toestand. Ik had een kennis die pas was afgestudeerd in tandheelkunde. Die bood aan om mijn gebit in orde te maken. Ik moest maar eens langs komen". Backer ging er heen met dezelfde pijn in zijn buik die hij als kind ook voelde als hij naar de halfduitse tandartsmevrouw moest. tandarts tegenwoordig ten dienste staan zijn veel verbeterd. De moderne boren boven de behandelstoel draaien 360.000 toeren per minuut. Ze vormen een extreem contrast met de antieke trapboor die in de behandelkamer tegen de muur staat. „Die dateert uit het begin van deze eeuw. Hoe harder de tandarts op het plankje trapte hoe harder de boor draaide. Maar toch nooit meer dan 800 toeren per minuut". Op een plaat aan de muur is te zien hoe het apparaat werd gebruikt. „Naast de patiënt stond een po waarin hij speeksel en bloed kon spuwen". Met hetzelfde kunsthars is het mogelijk geworden om bijvoorbeeld een spleetje tussen voortanden weg te werken. „Er zijn mensen die zoiets hun leven lang al vreselijk vinden. Sommigen willen er zelfs hun hele gebit voor laten trekken en een kunstgebit nemen. Dat is allemaal niet meer nodig. Ook scheve tanden kunnen worden rechtgezet via een beugel en tanden die verkleurd zijn vanwege een dode zenuw kunnen worden bijgekleurd". Mede door deze ontwikkelingen heeft de tandartsprofessie volgens Backer een hele positieve ontwikkeling opgebouwd. Een ontwikkeling die in één klap losgelaten dreigt te worden als de behandelingen van volwassenen niet meer worden betaald door het ziekenfonds. Zoals dat zal gebeuren als de plannen van de regering doorgaan. „Dat wordt een vervelende situatie. Stel je een situatie voor waarbij het 30 jaar oud kunstgebit van een mensje uit 't Opper breekt. Dan zou ik zo iemand een nota van ruim duizend gulden moeten presenteren. Ik denk dat die mensen dan niet meer komen. Dat is een heel gevaarlijke situatie. Ik denk dat veel mensen niet beseffen wat er gaat gebeuren. Zich niet realiseren dat ze alle tandartsbehandelingen zelf moeten gaan betalen. Men zou moeten protesteren via patiëntenverenigingen. Want zolang de regering niets hoort, gaat ze er van uit dat het de mensen niet zoveel kan schelen". Volgens Backer is een goed gebit tegenwoordig een elementair onderdeel van een goede gezondheid. „Vroeger waren er meer mensen met slechte tanden. Dan viel het niet zo op als je met stompjes rondliep. Maar tegenwoordig is de sociale controle groter. Omdat het bijna niet meer voorkomt zegt men sneller: wat heb jij slechte tanden". Behalve door de conditie van een gebit is de tandarts ook altijd geboeid door de vorm van tanden. „Die is bij iedereen verschillend. Sommige voortanden horen door hun vorm en stand echt bij iemands gezicht. Het zou echt niet zo moeilijk zijn om in een spelletje als Wedden Dat je patiënten te herkennen aan hun gebit". Dat houdt ook in dat de uitdrukking op iemands gezicht belangrijk veranderd kan worden door een andere vorm van tanden. Bijvoorbeeld door een kunstgebit. „Via de vorm van de voortanden kun je iemand een stug, vriendelijk of agressief uiterlijk geven. Dat vind je ook terug in de natuurlijke tanden. Gezellige mensen hebben vaak een ronde vorm in hun tanden. En mensen met een stugge of agressieve uitstraling hebben korte vierkante tanden". Tegenwoordig is het vullen van tanden, 'het vullen van kistjes' zoals Backer het noemt, een eenvoudige behandeling geworden. „Het maken van kronen en bruggen is wat gecompliceerder en daardoor ook interessanter. Tegenwoordig zijn daar ook de cosmetische behandelingen bijgekomen. „Als een kind vroeger op zijn gezicht viel en er was een stuk van zijn tand af kon je twee dingen doen. De tand gelijk uittrekken of hem, mét het stuk eraf, laten zitten tot het kind achttien jaar was en de tand gerepareerd kon worden. Met de ontwikkeling van kunsthars is zo'n beschadiging nu direct te repareren". „Maar dat viel enorm mee. Toen hij me de eerste keer had behandeld zei ik: was dat alles. Het was zelfs heel gezellig. Hij stelde me gerust, vertelde precies wat hij ging doen en het deed geen pijn omdat het werd verdoofd". Een jaar lang werd het gebit van Backer elke woensdagmiddag door zijn vriend behandeld. „Alles moest gedaan worden. In totaal werden er vijftien kronen en bruggen geplaatst". Om dat alles te kunnen betalen werkte Backer 's nachts in een fabriek waar meubelwas werd geproduceerd. En als babysit bij de tandarts. „We kenden elkaar inmiddels heel goed". En dat niet alleen. Door de wekelijkse behandeling werd Backers belangstelling voor het beroep tandarts steeds groter. „Ik praatte er steeds over met mijn vriend en tijdens het babysitten las ik in zijn boeken over tandheelkunde". Nadat Backer de tandarts ook twee maanden had geholpen als tandarts- assistent, liet hij zich op 27-jarige leeftijd inschrijven bij dc medische faculteit voor. tandheelkunde in Utrecht. Hij wilde ook tandarts worden. „Nee ik was niet de oudste student. Er zaten veel omzwaaiers bij tandheelkunde. Een paar piloten en iemand die Duits had gestudeerd". De zes en een half jaar durende studie beviel Backer vanaf het eerste moment goed. „En ik vind het beroep nog steeds heel leuk. Omdat ik veel met mensen bezig kan zijn. En omdat de tandheelkundige techniek heel precies knutselwerk inhoudt. Daar houd ik van". Na het voltooien van zijn opleiding, in 1982, begon Backer een tandartspraktijk in het voormalige gemeentehuis aan de Poststraat te Bruinisse. „Nee, voor die tijd was hier in het dorp geen tandarts". Waar vroeger de gemeenteambtenaren achter hun bureau zaten, staat nu een geluidsinstallatie, planten en hangen kindertekeningen. Want de tandarts wil het oude klinische sfeertje uit zijn behandelkamer weren. Alleen de drie boren en het condenseerappararaat, die keurig op een rijtje boven de behandelstoel gereed hangen, blijken nog altijd het typische tandartsgeluid van weleer te produceren. „Ze maken een rotgeluid. De ene fluit en de andere trilt, maar het zijn allemaal vervelende geluiden. Daarom heb ik de neiging om erbij te gaan zingen als ik ze hoor. Om het geluid te overstemmen of meer draaglijk te maken. Afhankelijk van mijn stemming doe ik dat ook. Ik zing met de geluidsinstallatie mee. Of gewoon in mijn eentje. Maar ik zing niet zo geweldig goed. Dat is jammer". Tijdens de behandeling liggen de patiënten languit op de behandelstoel en de tandarts zit er op zijn stoeltje achter. „Dat is een stuk gemakkelijker dan vroeger toen de patiënt rechtop zat en de tandarts staande zijn werk deed. Al die 'staande tandartsen' lopen nu krom". Het werk van Backer begint 's morgens om kwart voor acht. „Nee, nog niet direct met de behandeling van patiënten. Maar met de voorbereidingen. Het opstarten van de compressor, het uitpakken van de spullen die van de tandtechnicus komen". Vervolgens komen de patiënten. Een voor een, uitsluitend op afspraak. Want het urenlange verblijf in de wachtkamer, met een oud tijdschrift en op de achtergrond het geluid van de boor, behoort ook tot het verleden. Desondanks is Backer er aan gewend dat de meeste patiënten gespannen de behandelkamer binnenkomen. „Niemand vindt het echt prettig om naar de tandarts te gaan. Maar echt doodsbange patiënten zijn er toch niet vaak. Je ziet ze nog wel eens in de weekenddienst. Mensen die nooit naar de tandarts gaan omdat ze het zo eng vinden en die dan wel moeten omdat ze pijnklachten krijgen". Over de manier waarop hij die gespannenheid probeert op te vangen kan Backer geen eenduidig antwoord geven. „Dat is bij iedereen anders. Bij de een moet je gek doen om de spanning te breken, terwijl je een ander juist serieus moet benaderen". Voor de tandarts is het opvangen van al die spanningen geen probleem. „Er zit juist een stuk uitdaging in om het op de juiste manier te doen. Om je zodanig te gedragen dat mensen zich kunnen ontspannen". Ik streef er naar om heel open te zijn. De behandeling is altijd een samenspel van tandarts en patiënt. Ik vertel wat ik ga doen en probeer in te spelen op de signalen die de patiënt geeft. Als hij pijn heeft kan dat zowel een psychische als een lichamelijke oorzaak hebben. Dat maakt niet uit. Pijri is pijn. Daar ga ik serieus op in. Soms pas ik een verdoving toe. Ook als dat alleen de functie heeft om de patiënt te ontspannen". Dc technischb installaties die een Het assortiment kunsttanden is tegenwoordig zo groot dat de tandarts aan de tandtechnicus ook deze persoonlijke gegevens doorspeelt. Zodat het kunstgebit zo goed mogelijk bij de patiënt past. Dat wil niet zeggen dat een gebit altijd in goede aarde.valt. „Ik werd eens opgebeld door een patiënt die tien minuten daarvoor .zijn. nieuwe kunstgebit had gekregen. Hij had het thuis eens goed bestudeerd en was toen tot de conclusie gekomen dat het niet goed was. Hij wilde een prothese hebben die meer leek op het gebit van zijn jachthond. Met hoektanden om mee te scheuren. Ja, toen was ik wel beduusd. Je kunt mensen tegemoet komen in een heleboel esthetische eisen. Maar het moet wel tandheelkunde blijven". Backer hoopt die tandheelkunde, in samenwerking met zijn negen collega's op Schouwen-Duiveland, nog lang uit te blijven oefenen in Bruinisse. „Ik zit hier perfect.' Op een prachtig pleintje. En Zeeland bevalt mij prima. Het is een lekker rustige provincie. Nee, ik zou niet meer terug willen naar het noorden". Foto: Joop van Houdt Tbkst: Marijke Vael

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1989 | | pagina 5