Adrie
wordt
van Bloois
100 jaar
ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Vrijdag 30 december 1988 Nr. 24465
15
DREISCHOR - Op de
tweede dag van het
nieuwe jaar, op
maandag 2 januari 1989,
is het precies een eeuw
geleden dat in het
ringdorp Dreischor
Adriaan Johannes van
Bloois werd geboren.
Nu, Jhonderd jaar later,
woont hij er nog steeds.
In zijn eentje in een
mooi oud huisje aan de
Daniël Ockersestraat.
Elke dag kookt hij zelf
zijn eten, neemt stof af
en maakt de
vloerbedekking schoon
met de rolveger. In de
zomer werkt hij in zijn
bloementuin. „Ja, je
moet niet denken dat je
bij een oude sok op
bezoek bent hoor", zegt
hij olijk. En om zijn
woorden kracht bij te
zetten gooit hij een
been omhoog en
beweegt het vanaf de
knie heen en weer. Zijn
ogen en oren
daarentegen zijn niet
meer wat ze geweest
zijn. Maar Adrie van
Bloois heeft een
hoorapparaatje. En met
behulp van zijn
'leestelevisie' neemt hij
dagelijks twee kranten
door. Hij luistert naar
de radio en kijkt naar
het nieuws en de
actualiteitenrubrieken
op televisie.
De belangstelling van 'de krant'
voor het feit dat hij honderd jaar
wordt vindt de bejaarde'Dreister
wat overdreven. „Ik voel er niks
van dat ik honderd word. Of ik
nu negentig jaar wordt of
honderd, daar voel ik geen enkel
verschil tussen. En het is
tegenwoordig ook niks
bijzonders meer. Het komt steeds
vaker voor dat mensen zo oud
worden. In Nederland zijn
tegenwoordig al tussen de zes- en
zevenhonderd honderdjarigen en
nog ouderen", weet hij haarfijn
te vertellen.
Toch wil Adrie van Bloois wel
toegeven dat 100 jaar worden
niet voor iedereen is weggelegd.
,,Ja, het blijft altijd een
bijzondere gebeurtenis. Ik ben de
derde persoon in Dreischor die
honderd wordt. Voor zover ik het
heb meegemaakt dan. De eerste
die honderd jaar werd was
Kaatje Tuin. Dat gebeurde toen
ik vijf jaar was. De tweede was
opa Kip. Dat was mijn buurman.
Die heb ik o zo goed gekend
omdat we altijd bij elkaar
binnenliepen. Die is 107 jaar
geworden. En nu ben ik zover".
Een feit dat Adrie van Bloois
rustig en laconiek aanvaard. ,,Ik
ben het leven nog niet zat. Maar
ik heb er ook geen behoefte aan
om steeds maar verder te leven.
Sinds mijn tachtigste houd ik er
rekening mee dat ik moet
sterven. Nu ben ik een mens van
de dag dacht ik toen. Maar de
dagen gaan steeds maar door.
Daarom heb ik vorig jaar toch
het huis maar laten opknappen.
Terwijl ik eerst het idee had van:
het zal mijn tijd wel duren".
Volgens de (bijna) honderdjarige
is de wijze waarop je oud wordt
van wezenlijk belang. „Zoals het
nu gaat, zolang ik alles kan doen
vind ik het geen bezwaar om oud
te worden. En ook wanneer ik
moet sterven kan mij dat niet
schelen. Ik ben er niet ban^ voor.
Maar ik ben wel bang om ziek te
worden en daardoor afhankelijk
van anderen. Als je dement
wordt bijvoorbeeld of als je niet
meer van je plekje kunt komen
omdat je je niet meer kunt
bewegen. Dan is er niet veel
meer aan".
De honderd-jarige herinnert zich
nog de eerste auto die op
Schouwen-Duiveland reed. „Ik
weet niet meer in welk jaar dat
was. Maar wel de naam van de
eigenaar. Dat was een Belgische
meneer Goemin. Hij had een
boerderij in Haamstede en kwam
met zijn auto naar Dreischor om
hier te jagen. Dat was een hele
gebeurtenis want er waren in die
tijd nog alleen maar fietsen. En
zelfs daarvan waren er maar
enkele toen ik klein was".
Adrie van Bloois weet nog hoe
de eerste telefoonaansluiting in
Dreischor werd gemaakt. „Dat
was bij Antonie Verjaal of Kees
van Bloois. Nee dat was geen
familie. Voor die tijd kon je
alleen op het postkantoor terecht
om een bericht te versturen. Via
een telegram".
jarige leeftijd trouwde hij met
de 30-jarige onderwijzeres Cor
van Staalen. „Ja, zij kwam ook
uit Dreischor. Het was de
dochter van het hoofd van de
school. We zijn laat getrouwd.
Dat kwam omdat we het lang
hebben uitgesteld. Zij verdiende
goed en daardoor konden we
lekker sparen".
Het echtpaar Van Bloois kreeg
twee kinderen. „Twee jongetjes.
Een is op achtjarige leeftijd
overleden omdat hij een open
hartklep had. Daar was toen nog
niets aan te doen". De andere
zoon Leendert Marinus, volgde
zijn vader op in het bedrijf. „Hij
is nu 65 jaar en heeft een bedrijf
in de Noordoostpolder. Ieder jaar
ga ik daar nog een paar weken
op vakantie".
De honderdjarige herinnert zich
de beide wereldoorlogen en de
watersnoodramp als de meest
ingrijpende gebeurtenissen in
zijn leven. „Toen zijn we twee
keer weggemoetenmit Dreischor
vanwege de evacuatie. Tijdens de
oorlog hebben we anderhalf jaar
in Arnhem gewoond en tijdens
de watersnoodramp in
Geldermalsen. Dat was een hard
gelag. Om hier heel de boel
achter te laten. Al die dieren,
heel die grote veestapel". Van
Bloois had in die tijd ook een
melkbedrijf. „Mijn vrouw en
mijn schoonzuster verkochten de
melk huis-aan-huis".
Naast zijn werkzaamheden op de
boerderij was Adrie van Bloois
vroeger zeer actief in het
verenigingsleven en diverse
boerenorganisaties. Niet alleen
als actief lid maar ook in
bestuursfuncties. „Dat zou je
niet van mij hebben gezegd want
ik was vroeger een erg verlegen
persoontje. En nu ook nog hoor.
Ik moest altijd een drempel over
om onder de mensen te komen.
Als ik naar een vergadering ging
wachtte ik buiten op straat tot er
nog iemand aankwam om samen
mee naar binnen te kunnen
lopen".
Desondanks kwam Van Bloois in
zijn leven veel onder de mensen.
Op zijn veertiende zong hij al bij
de zangvereniging Thalia. Hij
was lid van de toneelvereniging
Belamie en de muziekvereniging
Crescendo. In de loop van de
jaren was hij als bestuurslid
actief in vele organisaties
waaronder de brandweer, de
weegbrug, het Nut. Verder was
Van Bloois enkele jaren lid van
de gemeenteraad. „Mijn vrouw
zei wel eens dat ze me maar af
en toe zag. Ik was maar net één
zondagavond in de twee weken
thuis".
Na het middageten slaapt de
(bijna) honderdjarige een poosje
in zijn stoel en dan is het tijd om
thee te zetten en de krant te
lezen. Meestal gaat hij 's avonds
tegen elven, na de
nieuwsuitzending op televisie,
naar bed. „Het is niet ongezellig
in mijn eentje. Ja, soms wel. Met
de kerstdagen bijvoorbeeld heb
ik helemaal niemand gezien of
gesproken. Dat heb je in de
winter. Dan is het minder druk
op straat en dan heb je ook
minder aanloop. En nu is Krien
van de Velde gestorven. Die
kwam iedere week een middag
praten. Dat mis ik wel. Want ik
ga zelf niet uit. Dat doe ik nooit
meer. Dat hoeft ook niet want ik
kan me best alleen vermaken".
Desondanks is de voordeur van
het huisje aan de Ockersestraat
nooit op slot. „Dat komt omdat
ik ondanks mijn gehoorapparaat
de bel niet hoor. En ik vertrouw
de mensen nog wel. 's Avonds
doe ik de deur op slot. Maar
alleen omdat Jo daar op
aandringt. En soms vergeet ik
het. Dat maakt niet uit want ik
zorg ervoor dat ik nooit teveel
geld in huis heb. Dat is ook niet
nodig omdat je altijd bij de bank
terecht kunt".
Toch trekt Adrie van Bloois uit
hetgeen hij in de krant leest en
op televisie ziet de conclusie dat
de mentaliteit van de mensen
minder is geworden dan vroeger.
„Ze slaan iemand al dood voor
een tientje. En al die misdaden
en het gebruik van drugs. Dat
zou toch niet voor mogen komen.
Maar ik kan ook niet zeggen wat
ze zouden moeten doen om dat te
veranderen. Het zal wel zo
moeten wezen. Iedere tijd brengt
zijn eigen leven mee. Maar ik
denk wel eens: kan dat nu niet
anders".
Tbr gelegenheid van de
honderdste verjaardag van Adrie
van Bloois wordt maandag 2
januari een receptie gehouden in
De Drie Schapen te Dreischor.
„Ja, je moet wel zo'n gelegenheid
huren. Ik heb zelf bijna geen
familie meer. Alleen mijn zoon.
Maar die heeft zeven kinderen.
En ik heb nog vier schoonzussen.
Dat zijn ook allemaal mensen
van in de tachtig. Als er dan nog
wat mensen willen komen is
mijn huis al snel te klein". De
receptie is van 14.00 tot 17.00 uur.
Na enig nadenken komt de
honderdjarige tot de conclusie
dat hij zijn leven waarschijnlijk
weer net zo zou overdoen als dat
kon. „Maar wel rekening
houdend met de dingen die ik
heb geleerd". Hij heeft nog een
wens: „Ik ben nu lichamelijk
tamelijk goed. Dat is het mooiste
wat er is. Als je nog alles kunt
doen. Ik zou wel willen dat dat
zo zou blijven. Zodat ik niet naar
een verpleeghuis hoef, maar in
mijn eigen huis kan sterven".
Foto: Joop van Houdt
Tbkst: Marijke Vael
'Je moet niet denken dat je bij een oude sok
op bezoek bent hoor
De bejaarde Dreister was een
van de eerste eilandbewoners die
de ervaring meemaakte om in
een vliegtuig te zitten. „Dat was
na de Eerste Wereldoorlog. Toen
werd in Zierikzee een
demonstratie met
legervliegtuigen gehouden. Als
je wilde kon je meevliegen. En
ik was wel verlegen maar ik
deed toch alles hoor. In het
vliegtuig zat je achter de piloot
en kon je zo over zijn schouder
meekijken. Dat was mooi".
Het was in vroeger jaren heel
gewoon om de afstand Dreischor-
Zierikzee te voet te overbruggen.
Zo blijkt uit de herinneringen
van Adrie van Bloois. „Op
zondag gingen we te voet naar de
stad. Om ons bij de kapper te
laten knippen en scheren. Of een
nieuwe pet te kopen. Alle
winkels waren open op zondag".
Hij was ruim zestig jaar
getrouwd toen zijn vrouw
overleed. Sinds die tijd woont
Van Bloois alleen. Ook met het
klimmen der jaren. Zijn
dorpsgenote Jo Roggeband
maakt een keer per week zijn
huis schoon en verder zorgt de
honderdjarige voor zichzelf. „Ik
slaap veel meer dan vroeger. Ik
heb 's morgens moeite om uit
bed te komen. Meestal is dat om
ongeveer negen uur. Dan ga ik de
boel opruimen: het bed
opmaken, stof afdoen en de vloer
met de rolveger schoonmaken".
Veel van zijn boodschappen doet
Adrie van Bloois ook zelf. „Ik ga
te voet want fietsen kan ik niet
meer. Maar niet iedere dag
hoor". Om half elf is het tijd
voor een kopje koffie en dan
leest de honderdjarige tot 12 uur
de krant.
Enthousiast demonstreert hij de
'leestelevisie' die dit mogelijk
maakt. Een op tafelhoogte
geplaatst televisietoestel met
daaronder een horizontale plaat
waarop tijdschrift, boek of krant
kan worden gelegd. De tekst
verschijnt op het scherm in een
lettergrootte die Adrie van
Bloois zelf kan bepalen. „Met
zulke letters ben ik begonnen en
nu moeten ze al zo groot zijn",
zegt hij grinnikend door zijn bril
met dikke glazen kijkend. „Het
is een mooie uitvinding. Voor ik
dit toestel had kon ik niets meel
iezen en nu weer alles. Want ik
wil bijblijven. Als je niks meer
weet leef je niet meer".
Behalve voor teksten gebruikt
Adrie van Bloois het
televisiescherm ook voor het
bekijken van programma's die
hij zorgvuldig uitzoekt in het
programmablad. De voorkeur
van de honderdjarige blijkt uit
te gaan naar voetbal en
actualiteiten. „Als je het zoekt
zijn er veel interessante
programma's met achtergrond
informatie. Ik ben ook veel
opgeschoten met de invoering
van het derde net. Het is maar
zelden dat er niks is".
Na het lezen van de krant gaat
Adrie van Bloois aan de slag om
zijn eten te koken. „Een bordje
soep, aardappelen, vlees,
groenten en een papje toe". De
groenten komen meestal uit zijn
eigen tuin en worden vaak de
dag tevoren *s middags al
schoongemaakt. „Anders kom ik
tijd tekort als ik aan het koken
ben".
Adrie van Bloois stak op zijn
veertiende jaar zijn eerste
sigaret op en op honderdjarige
leeftijd rookt hij nog steeds.
„Een pakje pijptabak én een
pakje shag in de week. Maar ook
sigaretten en 's avonds een
sigaartje. Ik rook alles, een hele
dag door. En iedere voormiddag
drink ik een glaasje jenever".
Volgens Adrie van Bloois is zijn
geheugen niet meer zo best.
Maar in de loop van het gesprek
blijkt eerder het tegendeel.
Sommige namen weet hij zich
niet meer direct te herinneren.
Maar vooral de gebeurtenissen
uit vroeger jaren staan hem nog
glashelder voor de geest.
Adriaan Johannes van Bloois
werd in 1889 geboren als het
derde kind van een boer. „Mijn
vader had een eigen bedrijf. We
woonden aan de Ring en de
schuur stond in de Ooststraat.
Die is nu afgebroken". Vanaf zijn
veertiende jaar hielp Adrie van
Bloois mee op het boerenbedrijf
van zijn ouders en in 1922, op 33-
jarige leeftijd, nam hij samen
met zijn broer Piet het bedrijf
over nadat zijn vader was
overleden.
„In die tijd werd al het werk nog
gedaan met behulp van paarden",
herinnert hij zich. „We stonden 's
morgens om 4.00 uur op en in de
zomer om 3.00 uur om de
paarden uit de wei te halen en te
voeren". Daarna werd er gewerkt
op het land van vader of op het
land van andere boeren.
„Behalve een boerenbedrijf
hadden we ook een loonbedrijf.
Daarom reed ik veel voor de
kleine boeren, voor de vlassers".
Leuk werk herinnert de
honderdjarige zich. „Maar alle
werk is leuk als je jong bent. En
het was ook wel eens erg druk
hoor. Soms was je moe vanwege
een tekort aan slaap".
Er werd doorgewerkt tot het
donker was in de zomer. Maar
meestal konden we om acht uur
a half negen 's avonds wel naar
bed".
Tot de Tweede Wereldoorlog
beheerde Adrie van Bloois het
boerenbedrijf samen met zijn
broer. „Toen ben ik hier in de
Ockersestraat begonnen". Op 33-
i