Dienstbode zijn: hard poetsen en boenen voor een schijntje ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Donderdag 22 december 1988 Nr. 24461 5 Mevrouw T. Klaasse-van IJsseldijk ISÖ.'JV i.■:J Jt. gewoon begraven. Je was als meisje nu eenmaal voorbestemd voor het huishouden" aldus mevrouw Klaasse. Behalve dat ze als meisje minder mogelijkheden had moest ze aan den lijve ondervinden dat Nederland in de jaren dertig verdeeld was in strak gescheiden rangen en standen. Als dienstbode was ze maar 'n tweederangs burger. Dat bemerkte ze als zestienjarig meisje, toen ze een avondje van de meisjesvereniging bezocht, waarbij bepaalde zaken aan de orde werden gesteld. Op een van die vragen gaf zij het antwoord, hetgeen blijkbaar niet werd verwacht en ook niet in goede aarde viel, want zoals een van de andere meisjes opmerkte „Wat moet nu een dienstmeid weten". Vaker nog moest zij ondervinden dat ze als dienstmeisje als een dom wicht werd beschouwd, dat alleen in staat was om zwijgend en onderdanig gangen te schuren, keukens te dweilen, koper en zilver te poetsen, de was te doen en wat dies meer zij. Alleen goed genoeg voor haar werkkracht. Het heeft haar niet verbitterd want, zoals zij zegt had zij ook goede ervaringen. „Je durfde je mond niet open te doen als jong meisje, daar dacht je niet eens aan. Je berustte erin" aldus mevrouw Klaasse. Mevrouw Klaasse was niet de enige diestbode in Zeeland die in de dertiger jaren wijselijk haar mond hield. Niet alleen was het in die tijd haast ondoenlijk om ander werk te krijgen, maar ook een vakbond waar de dienstbode in geval van een slechte behandeling of ontslag aan kon kloppen bestond niet. Dit ondanks de pogingen van Mathilde Wibaut, „voorvrouwe" van de vrouwenvereniging Samen Sterk, om tot een dergelijke belangenvereniging te komen voor de circa zeveneneenhalf duizend dienstbodes die ons land toen telde. En de dienstbode zelf...die poetste, schrobde en dweilde van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, zonder te morren, zonder een vuist te maken. Het was een hard bestaan, zo ervoer mevrouw Klaasse dat tijdens haar eerste dienstje voor halve dagen in een patriciërshuis aan de Oude Haven. „Ik kwam in een geheel andere en voor mij onbekende wereld terecht, een wereld waarin je als schoonmaakmateriaal werd beschouwd". Ik begon er in februari 1932 toen het nog flink winterde. Zelfs als het vroor dat het kraakte moest je de gangen in het souterrain met koud water schrobben. Dat water was zo koud dat het ijs er soms in dreef. Een paar kleine blokjes hout, die al voldoende waren om de kachel te laten branden konden er niet af; je moest je er maar tegen harden. IJs- en ijskoude handen kreeg ik ervan'. En dat alles voor een loon van 2,50 per week. Veel contact had ze niet met de bewoners van het huis. Af en toe waardigde de dochter des huizes haar een hautaine blik, terwijl mevrouw de opdrachten uitdeelde. In de huiskamer komen was uitgesloten, want koffiedrinken deed je in de keuken. Na een jaar hield mevrouw Klaasse het hier voor gezien en trad een paar huizen verderop in dienst bij een gezin met tien kinderen. In vergelijking met haar eerste dienst een paradijs, zo geeft ze te kennen. „Het gezin zelf was streng Katholiek terwijl ik Gereformeerd was. Ofschoon dat in die tijd nog niet zo gemakkelijk lag heb ik er nooit iets van gemerkt, ik was eigenlijk het elfde kind en werd overal bij betrokken, terwijl mevrouw zelf ook gewoon meewerkte om haar drukke huishouden op rolletjes te laten lopen. Ze had er waarschijnlijk nooit weggegaan ware het niet dat de heer des huizes overleed en het gezin naar Purmerend verkaste. „Als dienstmeisje is dit m'n fijnste betrekking geweest. En nog steeds heb ik contact met de oudste die inmiddels tachtig is. Elk jaar bel ik hem op zijn verjaardag op en vorig jaar heb ik ook de andere kinderen nog eens teruggezien" zegt mevrouw Klaasse met voldoening. Na het overlijden van haar werkgever kon ze - en dat was in die tijd een uitzondering - direct beginnen bij het aan de andere zijde van het Havenplein gelegen garagebedrijf Anker. Daar ging ze voor het eerst van haar leven de gehele dag dienen. Dat betekende van maandag tot en met zaterdag van half acht 's morgens tot zeven uur 's avonds schuren, poetsen, dweilen, de was doen en mangelen en ...eindeloos grote ramen lappen. Ook zondag moest mevrouw Klaasse zich bij haar werkgever melden om tussen acht en tien uur 's morgens de kamers te stoffen. Vakantie was, zo geeft mevrouw Klaasse te kennen, een ongekend fenomeen. „Je had drie dagen in de vijf jaar en daar moest je het mee doen en ook een koffie- of lunchpauze had je niet. „Je moest snel je boterham opeten en hup weer aan de slag". En ook hier ontving mevrouw Klaasse een rijksdaalder per week met daarbij kost en inwoning. Uiteindelijk richtte zij haar blik op de randstad, waar de Zeeuwse dienstbodes erg in trek waren. „Wat wil je, die waren wat volgzamer" vertelt de Zierikzeese. Die verhuizing was overigens noodgewongen. Haar verloofde, die zij bij een openluchtbijeenkomst van het Leger des Heils had leren kennen had in Haarlem werk gevonden als huisknecht. Een jaar of drie reisde haar geliefde eens in de zoveel tijd naar Zierikzee. Een hele onderneming in die tijd. Op een gegeven moment begon die noodgewongen scheiding zwaar te wegen en zette haar verloofde haar voor het blok naar Haarlem verkassen of de verloving verbreken. Hoe moeilijk het ook was om Zierikzee met zijn vertrouwde straten en alle bekenden achter zich te laten vertrok mevrouw Klaasse dan toch naar de stad aan het Spaarne. Dat ze er was liet ze in 1938 bekend maken met een kleine annonce in een krant: „Net Zeeuws meisje biedt zich aan als hulp in de huishouding". Het duurde dan ook niet lang of ze kon aan de slag in een particulier bejaardenhuis dat gerund werd door twee oudere verpleegsters. De bewoners van dit huis waren welgestelde bejaarden. Voor „het Zeeuwse meisje" was haar betrekking in dit particuliere bejaardencentrum geen pretje ofschoon ze het werken met ov^dere mensen wel plezierig vond. Het probleem school in de twee oudere verpleegsters die de touwtjes in handen hadden. „Die hadden ze wat mij betreft in een museum kunnen zetten" grinnikt mevrouw Klaasse, die zich daar in het bejaardentehuis tevreden moest stellen met een onverwarmd klein hokje in de nok van het huis, het zogeheten dienstbodekamertje. Dat haar verloofde slechts nu en dan op bezoek mocht komen en dan nog kolen moest scheppen was voor haar aanleiding om elders in de stad een kamer te zoeken. Voor het eerst in een geheel vreemde omgeving plus daarbij een zware baan was teveel van het goede voor de Zeeuwse. Drie weken lang lag ze met veertig graden koorts doodziek op bed. Heimwee, veel heimwee constateerde haar arts. Zoals de klachten gekomen waren, zo verdwenen ze ook weer. Zeker toen haar verloofde aangenomen werd als kruideniersbediende in een filiaal van de toenmalige levensmiddelenfirma Van Amerongen. Salaris: twaalf gulden per week. Dolgelukkig waren beiden met deze baan en huwelijksplannen werden nu na zeven jaar verkering dan ook gesmeed. Die blijdschap was niet verwonderlijk; de crisis had immers al heel wat slachtoffers gemaakt. Een huwelijk zat er nog niet in, zo besliste dr M. Euwe die in het bestuur van deze firma zat. Twaalf gulden per week was volgens dit schaakwonder onvoldoende om een gezin te onderhouden. Het Zeeuwse stel dat evenals vele andere medewerkers van deze firma aan deze Euwe toestemming 'moest vragen om te mogen trouwen lapte zijn negatieve advies aan de laars. In 1941, toen Europa verscheurd werd door oorlog trad het stel in het huwelijk. In Haarlem wel te verstaan, want de bezetter gaf geen Ausweiss om naar Zierikzee af te reizen om daar vanuit het ouderlijk huis te trouwen. Het huwelijk betekende voor mevrouw Klaasse niet het einde van haar werkzaamheden buitenshuis. Een dag in de week hielp ze bij een dame in de huishouding en ook later toen ze naast de huishouding ook nog vier kinderen moest opvoeden, was ze 's middags altijd in de levensmiddelenzaak, waar haar man bedrijfsleider was, te vinden. Hetzij als verkoopster hetzij als cassière. Toen ze het verwijt kreeg dat ze haar kinderen verwaarloosde heeft zij ooit een poging gedaan om thuis te blijven. Het werd geen succes. Tbrwijl ma netjes met de thee zat te wachten vloog het kroost na enkele momenten thuis te zijn geweest er weer vandoor. Reden voor mevrouw Klaasse om het werk in de winkel maar weer op te pakken. Iets dat ze tot haar 65e heeft gedaan. Zeker, zij heeft haar hele leven lang hard moeten werken, het was ook lang niet altijd met even veel plezier dat ze achter de toonbank stond, maar ondanks dat harde werken is mevrouw Klaasse zoals zij zegt tevreden. „Ik heb geleerd zuinig en gelukkig te zijn. De notabelen, waar je vroeger tegenop keek zeggen mij niets meer. Die standen da's heel erg geweest, maar die zijn na de Tweede Wereldoorlog wel wat weggewerkt. Dat ze nu als AOW'er ook geen vetpot heeft deert haar niet. „Ze pakken alles van je af, de krant lees ik met iemand samen en op vakantie, gaan doe ik ook niet. Dat vind ik overigens niet erg, want wind ik me daarover op dan „verchagrijnig" ik en dat wil ik niet. Ik wil genieten van datgene wat ik heb en niet steeds moeten denken wat ik niet of niet meer heb" aldus de dienstbode in ruste, die nu alle tijd heeft om haar grote hobby, zingen, te beoefenen. Foto: Johan Juior Tekst: Rosalien Korstanje ZIERIKZEE - Doorleren. Jezelf ontwikkelen en ontplooien. Het zijn begrippen die tegenwoordig door vele jongeren min of meer als een vanzelfsprekendheid worden aanvaard. Zo gewoon is dat echter allemaal niet. Het is nog niet eens zo heel lang geleden dat verder studeren voor een meisje als verspilling en weggegooid geld werd beschouwd. Ze trouwde toch wel en voor het draaiende houden van een huishouding had je toch immers geen wiskunde en Frans nodig. Ook de 71- jarige mevrouw T. Klaasse-van IJsseldijk uit Zierikzee kent die bewering. Als dochter van een smid mocht ze dan nog zo'n mooi rapport hebben, doorleren was er niet bij. Werken, dat moest zij, werken als dienstbode bij aardige en ook minder aardige mevrouwen. ,,'t Is altijd een van mijn wensen geweest om mijn verhaal over het leven van vroeger eens kwijt te kunnen om klagers en mopperaars erop te wijzen hoe hard er vroeger gewerkt moest worden voor een karig loontje. Zeker, 't was een gezellige tijd zo zonder televisie, video, computerspelletjes, disco en andere „geneugten van de moderne tijd" maar de handen moesten wel flink uit de mouwen worden gestoken. Ook als kind had je in het huishouden zo je bezigheden. Mevrouw Klaasse, geboren Van IJsseldijk en een rasechte Zierikzeese, weet er alles van. In haar flat aan de Cranestraat ziet ze uit over een deel van Zierikzee, de stad waar ze in 1917 werd geboren en waarnaar ze na een verblijf van 43 jaar elders nu weer is teruggekeerd. Nu eens niet om te werken maar om te genieten van een welverdiende oude dag. „Thuis was het geen vetpot. Mijn vader verdiende als smid veertien gulden per week en daarmee moest hij een gezin van vijf personen onderhouden. Toch heb ik een heel gezellige jeugd gehad, zonder meer, al was spelen er niet bij. Dat was niet iets dat me in die tijd bezwaarde want je wist gewoon niet anders" aldus de Zierikzeese, die als meisje van elf jaar reeds als kindermeisje en later als boodschappenmeisje na schooltijd een centje bijverdiende. „Dat boodschappen doen voor een plaatselijke boekhandel en hoedenzaak heb ik drie jaar lang gedaan, toen werd ik als vijftienjarige te duur" aldus mevrouw Klaasse. Die bezigheden waren nog maar kinderspel vergeleken bij haar eerste dienstje in Zierikzee. Iets waarnaar ze niet echt verlangde, want haar verlangens lagen elders op onderwijsgebied, zo blijkt uit haar woorden. „Als dertienjarig meisje kwam ik met een rapport van zes negens en drie tienen van de toenmalige Christelijke Nationale School aan 't Vrije af. Doorleren, iets dat ik dolgraag wilde, was er in die tijd niet bij. Kun je begrijpen, een dochter van de smid, die ging toch niet naar de hbs, zoals dat toen heette. Niks studeren, werken moest je, jezelf nuttig maken in de huishouding", omschrijft de 71-jarige de geringe ontplooiingskansen voor meisjes uit de midden en lagere klassen in die tijd. Iets dat haar toch wel heeft geraakt, zo blijkt uit haar verhaal. „Eerst was ik bijzonder teleurgesteld dat ik niet verder mocht leren, maar dat verdriet ebde vanzelf weg omdat het geld dat ik verdiende thuis heel erg goed van pas kwam. Ik heb mijn talenten

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1988 | | pagina 5