Renesse, 10 december 1944
ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Dinsdag 6 december 1988 Nr. 24452
5
van de omgebrachte verzetsstrijders door de Duitsers in 1944 te Renesse (voorlopige graven met houten kruisen).
Wie zal beschrijven wat er in ons op dat moment is omgegaan
nabij Zierikzee. Maar vanwege
slechte weersomstandigheden kon
de onderneming op 6 december niet
doorgaan. De andere dag, 7
december mislukte de onderneming
opnieuw. Maar nu omdat de
Engelsen in hun boot in verwarring
werden gebracht door vreemde
lichtsignalen.
Christiaan Wisse in zijn getuigenis:
„Tte omstreeks. 20.00 uur hebben wij
de afgesproken lichtsignalen
gegeven. Om 20.17 uur zagen wij dat
er op het water vijf keer drie korte
signalen werden teruggeven. Om
20.30 uur kwam uit de richting
Zierikzee een auto die in richting
Haamstede reed en de plaats
passeerde waar wij ons verdekt
hadden opgesteld. In die auto zaten
Duitsche officieren. Vanaf de zee
konden ook de Engelsen die auto
zien rijden aangezien de "rijweg ter
plaatse ongeveer 400 meter over den
dijk loopt. Van 20.07 tot 21.00 uur,
zijnde een tijdstip dat de boot
volgens afspraak aan wal zou
komen, hebben we geen
lichtsignalen meer gezien".
Uit de verklaring van een
Nederlandse officier (die als tolk
aan boord was bij de Engelsen) is
later gebleken dat men dacht dat de
onderduikers waren gevlucht „Om
reden dat we plotseling een wit
licht gevolgd door een rood licht
zagen verdwijnen". Dit misverstand
zou verstrekkende gevolgen hebben,
zoals blijkt uit het verdere verloop
van de gebeurtenissen. Na overleg
in de woning onder aan de dijk,
waarin de onderduikers samen
waren gekomen, besloot een groep
vluchtelingen daar uit
veiligheidsoverwegingen nog even te
blijven. De volgende ochtend vroeg
zou men haar zijn plaats
terugkeren.
In opdracht van politieagent M. K.
van der Beek, die de leiding had
van de vluchtpoging, liep
Christiaan Wisse met zijn vrouw 100
meter vooruit om bij onraad
lichtsignalen te geven ten behoeve
van dé groep die wel al huiswaarts
wilde keren. Lopend in de richting
Zierikzee werd het echtpaar
plotseling geconfronteerd met 7 a 8
Duitse soldaten die uit de slootkant
tevoorschijn sprongen en wilden
weten waar ze heengingen. ,,Ik
antwoordde van Haamstede op weg
te zjjn naar Zierikzee en omreden
ik een defect rijwiel had moest
lopen. Met een electrische lantaarn
lichtte ik op mijn lekke achterband
en maakte daarbij zoodanige
bewegingen dat het licht door mijn
kameraden gezien moest worden",
aldus Wisse.
,,Wij werden door de groep
omsingeld en een der soldaten
vroeg mij of ik een lichtkogel aan
de Flaauwers gezien had. Ons
antwoord was niets van een
lichtkogel af te weten en die ook
niet gezien te hebben. Nadat ze ons
ongeveer zeven minuten hadden
opgehouden zeiden ze niets meer en
vertrokken op hun rijwiel gezeten
in de richting van de zeedijk naar
Tweede Wereldoorlog. De tien graven
de plaats waar mijn vrienden zich
vermoedelijk schuil hielden. Mijn
vaste overtuiging was dat mijn
vrienden mijn lichtsignalen hadden
gezien en dat was aan te nemen.
Anders zouden zij in 7 minuten tijd
ons genaderd zijn. Wij liepen verder
en toen we ongeveer 400 500 meter
waren verwijderd van de plaats
waar de Duitsers ons hadden
aangehouden hoorden wij dat er
geschoten werd met pistolen en
mitrailleurs. Ook hoorden we
omstreeks 24.00 uur zware
ontploffingen, van mening zijnde
dat die Duitschers met
handgranaten gooiden".
Een mening die helaas klopte. De
Duitsers namen 10 mensen van de
groep vluchtelingen gevangen
waaronder C. Lazonder uit Renesse
die zwaar gewond was door de
kogelschoten. Zij werden
vastgehouden in het
Wehrmachtsheim te Zierikzee. De
Duitsers voegden daaraan alle
politieagenten toe die zich die nacht
bij de Duitsers meldden. Plus een
willekeurig Zierikzees meisje als
compensatie voor de echtgenote van
Wisse die zij aan de zeedijk hadden
gezien maar niet gevangen
genomen.
Op 8 december werden de
gevangenen per boerenwagen van
Zierikzee naar Brouwershaven
vervoerd. Daar werden zij op een
bootje geladen. Wisse: „Toen het
bootje de haven van Brouwershaven
uitvoer is de Armeensche
onderofficier/spion in het water
gesprongen. De begeleidende
Diiitsche soldaten hebben gevuurd.
Maar vermoedelijk is hij in het
water ontvlucht".
Via Ouddorp werden de gevangenen
naar Middelharnis vervoerd waar
zij in de nacht van 8 op 9 december
ter dood werden veroordeeld. Nadat
ze per schip terug waren vervoerd
naar Brouwershaven en van daaruit
per auto naar Haamstede werd het
vonnis voltrokken. Wisse: „Op 10
december 1944 omstreeks 12.00 uur
zijn ze in de Laan van het Slot
Moermond in het openbaar
opgehangen. Met de handen op de
rug gebonden werden deze goede
vaderlanders gehangen en de lijken
moesten daar ten aanschouwe van
het publiek blijven bengelen tot 11
december 1944 te 15.00 uur. Van elke
gemeente moesten er 5 menschen
den gruweldaad aanschouwen,
waaronder ook den vader van J.
Verhoeff en drie broers van de
terechtgestelde J. P. en L. M.
Jonker. Dat deze helden werden was
den Duitschers niet genoeg. De mof
was het die ook de ouders, vrouw
en kinderen van de gehangenen uit
hun woningen verdreef en hun
huisraad verbeurd verklaarde".
In verband met de gruweldaad van
de Duitsers heeft Christiaan Wisse
na de oorlog in het kader van zijn
onderzoek verschillende personen
gehoord om een zo volledig
mogelijk proces-verbaal tegen de
Duitsers te kunnen opstellen.
Hieronder volgen enkele citaten uit
de verklaringen die diverse mensen
daarbij aflegden.
De opperluitenant van de
marechaussee te Zierikzee was een
van de mensen die door de Duitsers
gevangen werden genomen, als
compensatie voor het feit dat een
aantal vluchtelingen niet opgepakt
kon worden. Hij moest zich
verantwoorden voor het feit dat een
politieman in uniform had
deelgenomen aan een ontvluchting.
„Luitenant Klümpe deelde mij
mede dat hij zelf reeds tweemaal in
Engelse gevangenschap was geraakt
doch telkens wist te ontvluchten.
Bij zijn laatste ontvluchting had hij
12 uur tot zijn hals In het water
moeten staan. Met tranen in zijn
oogen deelde hij mij mede dat de
eiland-commandant Hauptman
Schütz hem had opgedragen het
vonnis van de tien Nederlanders uit
te voeren in Renesse. Volgens zijn
eigen verklaring had hij zich niet
met dit vonnis kunnen vereenigen.
Toen ik van hem afscheid nam
verzocht hij mij uitdrukkelijk om
met niemand over dit onderhoud te
spreken daar hij dan eveneens in
moeilijkheden zou geraken".
Een van de opgepakte vluchtelingen
was de zoon van de Nederlandse
Binnenlandse Strijdkrachten-
commandant te Brouwershaven.
„Op vrijdag 8 december kwam er
een boerenwagen de haven van
Brouwershaven oprijden. Aan mijn
lichaam voelde ik dat mijn eigen
jongen daarop gezeten was. Mijn
vrouw, dochter en ik zijn de straat
opgeloopen en hebben nog
geroepen: dag Jan, dag Jan. Wij
hoorden toen nog een flaauw roepen
„Daag". De commandant werd door
de Duitsers naar Renesse gehaald
om getuige te zijn van de misdaad.
„Daar zag ik mijn eigen kind
hangen. Mijn eenigste zoon. Het
was voor mij niet te geloven. Eerst
had ik hen over het water zien
wegvoeren en nu brachten ze mij
voor zijn pas ontzielde lichaam. Ze
hebben mij alles wat ik op aarde
bezat en waar ik mijn op had
gevestigd van mij weggerukt. Maar
ik ben verder gegaan aan het werk
dat mij was opgedragen. Namelijk
het de Duitschers zooveel mogelijk
tegen te werken".
De toenmalige secretaris van de
gemeente Haamstede kreeg van de
Duitse luitenant Klümpe opdracht
tien mensen uit Haamstede naar
Renesse te halen. Naar later bleek
om ook hen getuige te laten zijn
van de gruweldaad. „Het was
intusschen 10.30 uur geworden en ik
deelde Klümpe mede dat ik niet
kon zorgen dat al die menschen op
tijd in Renesse aanwezig zouden
zijn. Hierop ben ik uit den bunker
vertrokken". De gemeentesecretaris
was zelf een van de mensen die in
een rij en bewaakt door Duitse
soldaten naar slot Moermond
moesten marcheren om daar getuige
te zijn van de misdaad.
„Bij de oprijlaan aangekomen
moesten wij een poosje wachten.
Allerlei veronderstellingen werden
gemaakt. De een dacht dat we allen
gefusilleerd zouden worden en een
ander dacht aan een gijzeling. Een
oogenblik daarna kwam er een
huifkar bespannen met twee witte
paarden hard de laan oprijden. Wij
konden niet zien wie zich op deze
wagen bevonden, doch wij
vermoeden dat zich hierop de 10
door de Duitscher gevangen
personen bevonden. Verder zag ik
ook*'dat op een draagbaar een
persoon de Slotlaan werd
ingedragen. Om 12.30 uur moesten
wij opnieuw aantreden en
marcheeren naar het begin van de
slotlaan van Moermond. Hier zagen
wij dat tusschen de aldaar staande
bomen aan de de rechterzijde van
de oprijlaan dikke, ronde balken
waren aangebracht, waaraan de
lijken hingen. De ophanging had al
plaats gehad. De handen van alle
slachtoffers waren door middel van
een touw op de rug gebonden".
Een van de andere mensen die, met
zijn broers, verplicht getuige
moesten zijn van de ophanging was
een groente- en fruithandelaar uit
Haamstede. Ook onder de
slachtoffers bevonden zich twee van
zijn broers. „Bedreigt met
mitrailleurs moesten wij den
gruweldaad aanschouwen. Wie zal
beschrijven wat er in ons op dat
moment is omgegaan".
Een 43-jarige timmerman uit
Renesse was een van de mensen die
de overledenen van de Duitsers
moesten begraven: „Op
maandagmiddag 11 december
hebben wij de lijken van de
stroppen ontdaan en naar het
kerkhof te Renesse overgebracht.
Schandaliger wijze hebben die
Duitschers zich niet kunnen
indenken dan een mensch ten
aanschouwe van het publiek zo te
dooden. Het touw waarmede zij de
gruweldaad hebben gepleegd was
ter dikte van een normaal
kozijnkoord. De strop hadden ze
aan de zijde van de hals gelegd.
Hun eigendommen die ze bij zich
droegen moesten met de lijken
grafwaarts om reden de Duitschers
erbij stonden. In een
gemeenschappelijk graf, naast
elkander zijn ze begraven op het
kerkhof te Renesse".
De voorlopige graven werden
gemarkeerd met houten kruisen,
zoals blijkt uit een foto uit het
streekarchief Schouwen-Duiveland.
De papieren getuigenissen, het
proces-verbaal opgemaakt door
marechaussee/opsporingsambtenaar
Christiaan Wisse, is na een aantal
jaren, vrijgegeven voor publicatie.
De gegevens worden door de auteur
G. van der Ham uit Amsterdam ook
gebruikt voor een boek dat hij aan
het schrijven is: Deel 11 Zeeland
1940-1945. Volgens Van der Ham
hebben de processen-verbaal er niet
toe geleid dat de Duitsers die
indertijd verantwoordelijk waren
voor de misdaad ook inderdaad zijn
berecht. „Ze zijn indertijd
aangemerkt als oorlogsmisdadigers.
Maar mij zijn geen aanwijzingen
bekend dat ze ook inderdaad zijn
berecht. In elk geval niet in
Nederland. Ik denk dat de Duitsers
niet meer te vinden waren. Na de
oorlog doken ze onder in hun eigen
land of vluchtten naar Zuid-
Amerika". Het is daarom een taak
van iedereen op Schouwen-
Duiveland om ervoor te zorgen dat
10 december 1944 niet in de
vergetelheid verdwijnt.
Triest: Marijke Vael
De plaats waar de ophanging plaatsvond wordt nu gemarkeerd met een her
denkingskei.
RENESSE - Tien
december. Voor veel
jongeren in de regio
waarschijnlijk een dag als
alle andere. Maar voor de
mensen van 50 jaar en
ouder een datum die elk
jaar opnieuw
herinneringen oproept
aan een van de meest
schokkende
gebeurtenissen die ooit
plaatsvonden op
Schouwen-Duiveland.
Tien december 1944. De
dag waarop bij de
oprijlaan van slot
Moermond te Renesse tien
verzetsmensen door de
Duitsers door ophanging
om het leven werden
gebracht. Een gebeurtenis
die algemeen wordt
gezien als een van de
meest opvallende
wandaden die de Duitsers
in de Tweede
Wereldoorlog begingen.
Een gebeurtenis die diepe
sporen achterliet bij allen
die erbij waren
betrokken. 10 december is
geen datum om
ongemerkt voorbij te
laten gaan. Ook de
jongeren moeten kennis
kunnen nemen van het
drama dat zich 44 jaar
geleden afspeelde in de
oprijlaan van slot
Moermond.
Sinds vorig jaar ligt daar op de
oprijlaan een herdenkingskei. Als
herinnering aan de slachtoffers en
als getuigenis van de wandaad die
daar in 1944 plaatsvond. Maar er
zijn meer getuigenissen van deze
wandaad. Papieren getuigenissen
van mensen die het drama
meemaakten. Zij werden op schrift
gesteld in de vorm van processen-
verbaal tegen de leden van de
Duitse Wehrmacht die zich schuldig
maakten aan de wandaad.
Dat gebeurde door Christiaan Wisse
uit Brouwershaven, koninklijke
marechaussee en
opsporingsambtenaar. Hij was een
van de mensen die door toevallige
omstandigheden ontsnapte aan
hetzelfde lot als de tien van
Renesse.
In augustus 1945 stelde hij in
opdracht van het hoofd der
recherche een
onderzoek in waarmee de misdaad
via getuigenissen kon worden
vastgesteld. In oktober 1945 was het
proces-verbaal gereed. Het
inmiddels 43 jaar oude stuk begint
met een getuigenis van Wisse zelf.
Een overzicht van de gebeurtenissen
die vooraf gingen aan de wandaad
van de Duitsers.
Hieruit blijkt dat de districtsleider
van de PZEM te Zierikzee op 3
december 1944 telefonisch contact
opnam met de geallieerden op Sint-
Philipsland om te vragen of het
mogelijk was enkele mensen weg te
komen halen van Schouwen-
Duiveland. Het ging om personen
die waren ondergedoken omdat zij
niet voor de Wehrmacht wilden
werken. Mensen die hadden
geweigerd de Duitsers inlichtingen
te geven in verband met de
wegvoering van personen van 18 tot
40 jaar. Anderen waren aangesloten
bij de ondergrondse.
Volgens de stukken ging het om Jan
Andreas Verhoeff en Marcus Pieter
M. van der Klooster uit
Brouwershaven. Iman Marinus van
der Bijl uit Zonnemaire, Cornelis
Lazonder, Johannis Oudkerk en
Adriaan Martijn Padmos uit
Renesse. Willem Maarten Boot en
Joost Pieter Jonker uit Haamstede,
Leendert Marie Jonker uit
Serooskerke en Menke Koos van der
Beek uit Zierikzee. Verder zouden
twee Engelse piloten, een
Nederlander in Engelse dienst, een
Armeense onder-officier/spion, de
student M. J. de Glopper uit
Ellemeet en Christiaan Wisse en
zijn echtgenote uit Brouwershaven
met een boot worden opgehaald
door een afdeling van de Engelse
stoottroepen. Deze laatste groep
slaagde erin door omstandigheden
aan de Duitsers te ontkomen.
De Engelsen zouden aan land
komen aan de zeedijk ongeveer 300
meter westwaarts van de Boerenweg