„Als keizer Hirohito dood
gaat steek ik de vlag uit"
*W4}f
4
ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Donderdag 10 november 1988 Nr. 24437
TAVOY
BANKOK
I). de Rijke, overlevende van de hel van de Birma-spoorweg:
V
4?
tP jPx
BURMA
v JY- OY?
AANSLUITING
BURMA SIAM 17 OKTOBER 1943
/MAE-KHLONG
•vvvv 1
»,f//0*>
wv?°V
SIAM
WANG VA 125
\v!»
VAPON 78^f
WAN LUN 685
v" CHUNKAI
X im*Z?°N) 5BAN p^5*0^HOM-pathon'
BRUINISSE - „Als
Hirohito dood gaat steek
ik de vlag uit. Als hij
blijft leven hoop ik dat
hij verschrikkelijk veel
pijn heeft". Aan het
woord is D. de Rijke uit
Bruinisse. Hij volgt het
nieuws over de
gezondheidstoestand van
de Japanse keizer met
argusogen. „Die man
heeft echt
verschrikkelijke misdaden
op zijn geweten", aldus
De Rijke. Hij is één van
de weinige mensen die
aan de Birma-spoorweg
heeft gewerkt en het na
kan vertellen. Zijn relaas
is onthutsend. Zijn haat
jegens Hirohito groot.
„Als ik een Japanner
tegenkom zal ik die
gewoon te woord staan.
Maar als ik de Japanse
vlag zie begint er iets in
me te koken".
De Rijke kan over de
verschrikkingen die hij heeft
meegemaakt praten zonder
zichtbare emoties. „Als je zoveel
meemaakt wordt je hard. Keihard.
Ik droom er nog wel eens over,
maar het is voor mij geen trauma".
Alleen als het over keizer Hirohito
gaat toont De Rijke iets van emotie.
Hij krijgt een felle blik in de ogen.
„Wat ik zou doen als ik hem tegen
zou komen? Ik zou hem opensnijden
en peper en zout in hem strooien".
Wijlen conferencier Wim Kan heeft
zijn gevoelens jegens de Japanse
heerser nooit onder stoelen of
banken gestoken. Vooral het feit dat
de Japanse keizer enkele jaren
geleden in Nederland op bezoek
mocht komen was hem een doorn in
het oog. De Rijke kan zich daar
helemaal in vinden. „Dat had nooit
mogen gebeuren".
Het verhaal van De Rijke begint als
hij zich op 18-jarige leeftijd meldt
voor de KNIL. „Dat was in 1938 en
in maart 1942 landden de Jappen op
Soerabaja. Ik heb toen enorm veel
geluk gehad want ik was op eigen
verzoek een paar maanden daarvoor
overgeplaatst naar een buitenpost
op Java. De post in Soerabaja is
door de Japanners volledig
afgeslacht, en ik daar ik daar nog
had gezeten had ik ook het loodje
gelegd", aldus De Rijke. Hoewel hij
wist dat de buitenpost waar hij
naar toe gestuurd werd gevaarlijk
zou zijn gaf hij zich op als
vrijwilliger. „Ik wilde actief zijn.
Een daad stellen". De Rijke kwam
op Palembang terecht. „En dat
werd vanaf de eerste dag dat ik
daar zat al gebombardeerd door de
Japanners. Dagelijks. Maar daar
wen je aan".
„Op gegeven moment ben ik wel erg
geschrokken. Ik was bij een
bombardement door iets geraakt en
buiten bewustzijn. Toen ik wakker
werd zag ik niets. Ik dacht dat ik
blind was. Maar dat kwam omdat
ik een enorme snee in mijn
voorhoofd had en het bloed over
mijn ogen gestroomd was". Het
voorval zou nog maar het begin
blijken van een reeks beproevingen
die De Rijke moest doorstaan. De
Japanse strijdkrachten dropten
parachutisten boven Java en het
groepje Hollandse soldaten dat
samen met een handjevol Britten
een vliegveld moest bewaken voelde
zich al snel ingesloten door een
overmacht aan Japanners. In eerste
instantie werden de Hollanders ook
nog eens beschoten door hun Britse
bondgenoten. „En dat konden we er
helemaal niet bijhebben want we
hadden al moeite genoeg om de
Japanse vliegtuigen te raken".
Na de nodige schermutselingen
werd van Japanse zijde met een
witte vlag gezwaaid. „We konden
vrije doortocht naar Palembang
krijgen als we ons woord gaven dat
we onderweg niets zouden
vernielen. Wij konden geen kant op,
want de overmacht was veel te
groot", aldus De Rijke. Niettemin
besloot het groepje Nederlanders
een andere uitweg te zoeken.
Daarbij was men ervan
doordrongen dat het uiterst
gevaarlijk was. Weer was het De
Rijke die zich meldde als
vrijwilliger om op verkenning te
gaan en te kijken of er een uitweg
uit de benarde situatie mogelijk
was. We hadden een kans om erdoor
te komen en dat is ook gelukt",
vertelt De Rijke. Een kleine groep
Hollandse soldaten begon aan een
lange tocht naar de kust. Want dat
gaf de meeste kans dat men gered
zou worden.
„We zijn toen, deels lopend en deels
met de auto dwars door Soerabaja
getrokken en in een week tijd zagen
we kans om de kust te bereiken. Nu
hield dat niet in dat we buiten
gevaar waren, want de Japanse
marine was er ook nog", aldus De
Rijke. Hij en zijn lotgenoten werden
echter opgepikt door een Engels
schip. Eenmaal terug op Java werd
De Rijke niet ingedeeld bij een
eenheid. Wel werd hij vanwege
betoonde moed buitengewoon
bevorderd tot brigadier. „We zouden
vervolgens naar het zuiden gaan om
daar door te vechten. Tben was de
capitulatie al getekend hoor, maar
wij wilden de strijd nóg niet
opgeven". In tegenstelling tot wat de
legerleiding beweerde bleek in het
betreffende gebied helemaal niet te
zijn. Geen eten, geen munitie, geen
onderdak. „Maar we wilden persé
uit handen van de Jappen blijven".
„Op gegeven moment moesten we
wel teruggaan. Het had geen enkele
zin om in dat gebied te blijven",
heb het zelf een aantal keren
gedaan maar het ergste vond ik dat
dan 's ochtends de lichamen
weggehaald werden door de wilde
dieren. Je kon de doden niet eens
fatsoenlijk begraven", aldus De
Rijke. Zelf vulde hij zijn karige
rantsoen van rijst aan met wilde
groenten. „Je liep dan door de
rimboe naar de werkplek en dan
plukte je onderweg een en ander.
Wij waren als Hollanders wat dat
betreft in het voordeel omdat wij in
dat gebied bekend waren en wisten
welke wilde groenten eetbaar
waren".
Langs de Birma-spoorlijn in
wording hadden de Japanners
verschillende werkkampen
ingericht. Het waarin De Rijke te
werk was gesteld deed niets anders
dan grond afgraven en elders weer
storten. Een volgend kamp hield
zich uitsluitend bezig met het
leggen van bielzen en rails voor de
spoorlijn. De Rijke: „Iedere biels in
de Birma-spoorlijn staat voor een
dode". De Rijke heeft in ongeveer 6
verschillende kampen langs de
Birma-spoorlijn gewerkt. „En
zolang je niet echt in elkaar stortte
werd je goedgekeurd door de
Japanners". Maar ook De Rijke
verzwakte steeds verder en kwam
in een hospitaalkamp terecht. „Nou
moet je je daar niet al te veel van
voorstellen hoor. Je lag op een soort
hamboe-bed net boven de grond
<#nder een atap. Dat was enkel een
dak op poten. Geen zijwanden, dus
je lag in feite in de open lucht.
Medicijnen waren er nauwelijks en
als iemand koudvuur kreeg werd
een been of arm geamputeerd
met een trekzaag. Dat was echt
verschrikkelijk daar. In dat kamp
lagen zo'n 4000 mensen en ik schat
dat er elke dag 20 dood gingen".
Hoeveel tijd De Rijke in de
verschillende kampen heeft
doorgebracht weet hij niet te
vertellen. „Je verliest ieder besef
van tijd. Je denkt eigenlijk maar
aan één ding: eten. Van het
hospitaalkamp werd De Rijke later
op transport gezet naar Singapore.
„Dat was vijf dagen varen in een
konvooi met vijf schepen. Drie
koopvaardijschepen en twee
oorlogsschepen. Vervoer per schip
was bijna nog erger dan vervoer per
trein", aldus De Rijke. Ondanks alle
ellende weet hij zich ook nog een
ervaring te herinneren die bij hem
een glimlach op de lippen brengt.
„Toen werkte ik in de haven van
Singapore en vergeleken met de
spoorlijn was dat heel wat beter. We
besloten om dat jaar, 1944 een echt
kerstfeest te vieren". En voor een
kerstviering is uiteraard het een en
ander nodig. De Rijke: „Het was
een absolute voorwaarde dat alles
van de Jappen gejat moest worden:
eten, pannen, hout om te koken,
zelfs de kaarsen". En grinnikend:
„We hadden ook de sterren van de
auto's van de Jappen gestolen. Als
kerstversiering. We hebben toen de
Engelse commandant uitgenodigd
en die koffie en cake (fijngemalen
rijst) aangeboden. Nooit, maar dan
ook nooit zal ik die Kerstmis
vergeten".
„Die Kerst is er ook niemand
betrapt op stelen. Want als de
Jappen er achter kwamen kreeg je
op je flikker. Later is me dat wel
een keer overkomen. Tben had ik
samen met een Engelsman en een
Australiër rijst gestolen. En de
Yank, zo noemden we één van die
Jappen omdat hij zei dat hij in
Amerika was geweest, had het in de
gaten. Eerst ondervroeg hij de
Engelsman en die ontkende. Die
Engelsman is toen helemaal in
elkaar geslagen. Het bloed liep
overal uit bij die vent". De
Australiër ontkende ook rijst
gestolen te hebben en hij kreeg
dezelfde behandeling als de
Engelsman. „En toen was ik aan de
beurt", aldus De Rijke. „Ik heb
gewoon bekend dat ik die rijst
gestolen had, want ik kon er toch
niet onderuit komen. Tben bleef het
bij wat klappen en geduw met de
kolf van het geweer van de Yank.
'You honest man' zei hij tegen me".
De Rijke wil hier geenszins de
conclusie aan verbinden dat de
Japanners mild waren tegenover
hun gevangenen. „Ik ben geen
enkele goeie tegengekomen. Ze
waren allemaal verschrikkelijk
fanatiek".
Hoewel de Japanners hun
gevangenen scherp in het oog
hielden slaagde men er toch in een
radio binnen het kamp te
smokkelen. „Dus we hoorden ook
van de vorderingen van de
geallieerden. Maar je moest wel
heel voorzichtig zijn in wat je zei en
deed, want als de Japanners
erachter gekomen waren dat we
naar de radio luisterden....".
Inmiddels is het 1945 en komt het
einde van de oorlog in zicht. De
geallieerden rukken steeds verder
op. „En toen deed het gerucht de
ronde dat er een bom op Japan zou
zijn gevallen die veel hitte
verspreidde. Nu zaten er bij ons een
paar kiene jongens en die zeiden
meteen: 'Dan hebben de
Amerikanen een atoombom'. En dat
bleek ook later te kloppen". De dag
nadat het gerucht over de bom als
een lopend vuurtje door het kamp
ging kwam het bericht dat men op
transport gezet zou worden. Het
zoveelste transport. „En toen
w&rden de Japanners ineens een
stuk soepeler. Er mocht ineens veel
meer en uiteindelijk is dat
transport niet doorgegaan. Ik heb
later wel gehoord dat het de
bedoeling was dat we naar de
Mekong-delta gebracht hadden
moeten worden om daar afgemaakt
te worden. Goed beschouwd ben ik
gered door de atoombom".
De rollen werden omgedraaid. De
krijgsgevangenen van de Japanners
werden bevrijd en de Japanners zelf
werden gevangen gezet. De Rijke:
„Ik heb zelf ook nog Japanse
oorlogsmisdadigers bewaakt. Nee,
ik had zelf niet zo de neiging om
wraak te nemen. Al waren het stuk
voor stuk kerels die later
opgehangen zijn. Maar wat de
Japanners in de oorlog deden dat
hadden wij als Hollandse soldaten
niet hoeven te proberen. Maar de
Japanners waren gewoon
onmenselijk tegenover hun
gevangenen. En uiteindelijk deden
ze het allemaal voor hun vaderland,
voor hun keizer Hirohito. Alles voor
zijne heiligheid, maar die kwam
zelf zijn paleis niet uit". Het
standpunt van De Rijke laat niets
aan duidelijkheid te wensen over.
En het feit dat de
gezondheidstoestand van de 87-
jarige Japanse keizer allesbepalend
is in het land van de rijzende zon
vergelijkt De Rijke met nazi's die
zelfs nu nog, 43 jaar na dato,
aanhangers hebben. De Rijke heeft
aan zijn ervaringen in de
verschillende Jappenkampen
naar zijn zeggen niets
overgehouden. „Ik ben goed gezond,
ik doe veel aan sport. Alleen als ik
bijvoorbeeld bij een grote
wandelmars de Japanse vlag zie
dan komt er van alles weer boven.
Ik heb gewoon een verschrikkelijke
haat tegen die vlag. En tegen keizer
Hirohito".
Tekst: Piet Kleemans
Foto: Johan Junior
aldus De Rijke. Wel vernielde men
alles waar de Japanners ook maar
enigszins gemak van zouden kunnen
hebben. De Rijke: „We hadden een
vrachtwagen met wapens in handen
gekregen en daar hebben we niets
van heel gelaten. Verder hebben we
bruggen vernield en dergelijke.
Achteraf weet ik niet eens of we de
Jappen daar eigenlijk mee getroffen
hebben. Misschien hebben we het
alleen de plaatselijke bevolking
maar lastig gemaakt". De Rijke
belandde als krijgsgevangene in
Bandoeng. Daar maakte hij kennis
met de manier waarop de Japanners
met hun gevangenen omgingen. „Op
gegeven moment deden geruchten
de ronde als zouden de Amerikanen
in aantocht zijn. Een aantal mensen
is toen weten te ontvluchten uit het
kamp, maar zij werden weer
gepakt. De Jappen zetten hen met
de rug tegen het prikkeldraad en
wij moesten toekijken hoe zij met
de bajonet werden doorgestoken".
Na in verschillende
gevangenenkampen te hebben
gezeten belandde De Rijke in
Birma. Voor de bevoorrading van
hun troepen wilden de Japanners
daar een spoorlijn aanleggen. De
krijgsgevangenen werden ingezet
voor het werk. De Rijke herinnert
zich een van de kampen nog tot in
details. „Er was daar helemaal
niets. Er was geen enkele medische
verzorging. Je had ook geen dak
boven je hoofd. Het was gewoon een
open vlakte waar je de nacht door
moest brengen", aldus De Rijke.
Eten kregen de gevangenen wel,
maar dat was bepaald geen vetpot.
„Je kreeg een klein beetje gekookte
rijst en daar moest je de hele dag
mee toe. Dat was natuurlijk veel te
weinig want het werk dat je moest
doen was verschrikkelijk zwaar. We
hadden geen goed gereedschap en
bijvoorbeeld geen kruiwagens maar
manden waarin de grond die wij uit
moesten graven vervoerd werd naar
de plaatsen waar de taluds moesten
komen. En als het werk niet klaar
was moest je 's avonds doorwerken".
De meest gruwelijke herinnering
aan de Birma-spoorlijn is voor De
Rijke het feit dat de mensen die
bezweken onder de tropische hitte
en het zware werk door de
Japanners niet werden weggehaald.
„Ze lieten de lijken gewoon liggen. begraven maar er waren er niet veel
Vrijwilligers konden de doden dan die daar nog fut voor hadden. Ik
De krijgsgevangenenkampen langs de Birma-Siam spoorweg.
D. de Rijke.
A