de groenteboer
Een dag op stap met
'Mijn manier van praten is vroeger ontstaan. Toen je moest proberen om met vriendelijkheid klanten te winnen
4
ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Maandag 12 september 1988 Nr. 24403
5
ZIERIKZEE - „Als
groenteman hoor je
fatsoenlijk gekleed te
wezen. Daarom doe ik
altijd graag mijn groene
stofjas aan als ik werk.
Het is gemakkelijk omdat
je het materiaal dat je
gebruikt kwijt kunt in de
zakken. En het is
gekleed". In zijn groene
jas waakt hij met een
oplettende blik over de
groente-afdeling van een
supermarkt in Zierikzee.
Alles moet er fris, goed
schoon en opgeruimd uit
zien. Een op de grond
gevallen bloemkoolblad
wordt direct opgeruimd,
een pruim met een
beginnend rot plekje
wordt tussen de gave
exemplaren uitgehaald.
En de klanten worden op
een vriendelijke en
geruststellende toon te
woord gestaan. Een
manier van spreken die
hij zich ruim dertig jaar
geleden aanleerde toen
hij, als een van de 23
groenteventers in
Zierikzee, moest proberen
met vriendelijkheid
klanten te winnen. „Ja,
die ben mooi mevrouw.
Daar maar een pondje
van doen. Goed hoor
mevrouw". Tientallen
jaren lang ventte Clement
Fiere groenten in
Zierikzee. Hij was mede
eigenaar van een
groentezaak. Nu heeft hij
zijn 'eigen groentewinkel'
in de supermarkt.
„■De gemoedelijkheid die er vroeger
altijd in mijn winkel was, die is
hier weer terug gekomen. In eerste
instantie vond ik het heel vreemd
toen ik hier twee jaar geleden
kwam werken. Ik was altijd
zelfstandig geweest en toen hoorde
ik ineens bij een groep pèrsóneel
bestaande uit mensen van allerlei
verschillende signatuur. Maar nu
kennen we elkaar. Ik heb me
aangepast en zij zijn eraan gewend
hoe ik ben en hoe ik praat. Ik
probeer er op mijn manier altijd
een vriendelijke sfeer in te brengen.
Als dat eenmaal lukt werkt het als
een raket. Ook op de klanten".
De groenteboer is gewend dat die
klanten hem kunnen aanspreken
met drie verschillende namen. „De
meesten zeggen Mente. Ze denken
vaak dat dat mijn achternaam is.
Maar het is mijn voornaam. Ik'heet
Clemente en mijn moeder heeft
daar Mente van gemaakt toen ik
nog klein was. Dat kwam omdat ik
vroeger bij ons thuis altijd het
laatste klaar was met eten. Mijn
broers en mijn zus werden daar
ongeduldig van en dan begonnen ze
„meute, meute" te roepen. Dat
moest afgelopen zijn vond mijn
moeder en daarom moesten ze
voortaan Mente zeggen. Dat is altijd
zo gebleven. En met die naam word
ik ook het liefste genoemd omdat
die een herinnering is aan mijn
ouders".
Behalve met zijn eigen achternaam
Fiere wordt de groenteboer ook
vaak aangesproken met de
achternaam van zijn vroegere baas
Willemse. „Ze dachten dat ik ook zo
heette omdat ik bij de winkel
hoorde die zo was genoemd". Mente
Fiere werd vijftig jaar geleden
geboren in het huis in de Sint
Domusstraat te Zierikzee waar hij
nu, samen met zijn broer Rien, nog
steeds woont. „Nee, mijn vader was
geen groenteboer. Mijn oom wel.
Die heette oök Clemente Fiere en
had een zaakje in de Raamstraat en
later in de Poststraat. Mijn vader
was landarbeider".
In de Korte Groendal, vlak bij de
ouderlijke woning van Fiere, was
het pakhuis van groenteventer J. J.
Willemse. Bij hem ging de jeugdige
Mente na schooltijd helpen. „Dat
was nog voor de ramp. Toen ik op
de lagere school en later op de
MULO zat. Willemse had vier
wagens om mee te venten. Een
bakfiets, een hangkar en twee
wagens met paarden. Ik mocht die
paeredjes naar de wei brengen. Die
was aan het eind van de Val. Dus
ging ik met de tilbury, een wagentje
waar ik een paard voor en een
paard achter spande. Dan moest je
goed opletten hoor. Aan de voorkant
op de weg natuurlijk. Maar ook aan
de achterkant, op het paard dat
daar liep. Want dat wilde altijd
naar binnen komen in de tilbury".
Fiere was er als schooljongen al bij
als Willemse naar 't Sas in
Zierikzee ging waar drie keer per
week een groenteveiling werd
gehouden. „Groente en fruit-werd
aangevoerd door boeren en tuinders
van Schouwen-Duiveland met
paarden en wagens. Per veiling
kwamen er wel zo'n dertig
veertig. En er waren ook altijd wel
zo'n 25 a dertig groenteboeren op de
veiling om te kopen'*. De jeugdige
Fiere zat naast Willemse wanneer
die de knop indrukte waarmee de
wijzer van de veilingklok stil ging
staan bij de prijs die hij wilde
betalen. En hij laadde de groenten
mee in om ze naar het pakhuis
aan de Korte Groendal te vervoeren.
„Meestal werden ze de volgende dag
gelijk uitgevent. Maar op zaterdag
was dat anders. Dan goten we de
betonnen vloer van het pakhuis nat
en daarop moesten alle kroppen sla
en andijvie worden gelegd. Op zijn
kop. Die werden dan tijdens de
zondag nog een paar keer gesproeid
met de gieter. Zodat ze goed zouden
blijven voor de maandag".
Fiere werd voor zijn diensten
uitbetaald met groenten die over
bleven. „Dan kreeg ik een zak
appels of peren voor mijn moeder.
Maar dat gaf niet. Ik vond het
leukste dat ik dat werk mocht doen.
Dat ik die verantwoordelijkheid
mocht dragen".
De betaling werd later aanzienlijk
verbeterd toen Willemse verlegen
kwam te zitten om de diensten van
de jeugdige Fiere. „Ik kon goed
leren. Bij mijn MULO-examen
haalde ik een tien voor boekhouden
en een negen voor handelskennis.
Dat werd door de school
doorgegeven aan de bank en die
kwam aan mijn ouders, vragen of ik
daar mocht komen werken. Want ze
zaten te springen om jongens die
daar geschikt voor waren. Mijn
moeder vond het goed".
„Maar ze kwam in een moeilijk
parket te zitten omdat mijn drib
jaar oudere broer Jaap in militaire
dienst moest. Die werkte inmiddels
als groenteventer bij Willemse en
daarom kwam die bij ons vragen of
ik mijn broer tijdelijk mocht
vervangen". De ouders van Fiere
twijfelden. Tbnslotte had hun zoon
niet voor niks geleerd. Maar de
groenteventer zette zijn verzoek
kracht bij door een salaris van 280
gulden per week te bieden. „Ik zal
eens fors doen zei hij. En dat was
veel meer dan de 90 gulden die ik
bij de bank zou krijgen. Het was
zelfs meer dan mijn vader als
landarbeider verdiende. Dus mijn
ouders besloten om mij voor een
jaar aan Willemse 'uit te lenen'. Ik
had bij dat alles geen inspraak nee.
Maar ik liet wel duidelijk blijken
dat ik liever groenten wilde gaan
venten dan op de bank werken".
Fiere ging er dagelijks op uit met
de ponywagen. „Dat was tjé Je
werkte in de vrije natuur hè en
zelfstandig. Het was ook wel eens
moeilijk hoor. Want net toen was er
een hele strenge winter. Ik kwam
thuis met vreselijke koude voeten
en handen. Maar daar wist mijn
moeder wel wat op. Ik moest op het
aanrecht gaan zitten en ze onder de
koude kraan houden. Daarna heb ik
er nooit meer last van gehad. Ook
heden ten dage nog niet".
Ook toen broer Jaap uit dienst
kwam bleef Fiere als groenteventer
bij Willemse werken. „De bank is
nooit meer doorgegaan. Maar wat
ik op school had geleerd heb ik toch
wel in praktijk kunnen brengen. Ik
kreeg inspraak in de handel.
Willemse ging me raadplegen om
mee uit te kienen hoeveel we het
best konden inkopen".
Tbcn Fiere na de ramp begon met
zijn straatwerk waren er in
Zierikzee nog zo'n 23
groenteventers. „Tben ik ermee
moest ophouden in 1984 waren er
nog twee. Verkaart en ik". Behalve
door groenteventers werden de
straten van Zierikzee indertijd
bevolkt door broodbezorgers,
visventers, slagersknechten,
kruideniers, manifacturenventers.
„Er werden mosselen en garnalen
verkocht op straat. En niet vergeten
zeekraal door Joanna. Het was
altijd heel gezellig met al die
mensen onder elkaar. En je had de
tijd aan jezelf. Dus was er
gelegenheid genoeg voor een praatje
en een kopje koffie bij de mensen
binnen. En als het koud was ging er
nog wel een borreltje achteraan
ook".
Broer Jaap stapte na enkele jaren
van Willemse over naar een baan bij
de PTT. maar Mente Fiere bleef zijn
stiel trouw. „In 1970 toen Willemse
ermee stopte omdat hij 65 jaar
werd, heb ik samen met de andere
knecht J. Folmer de zaak
overgenomen. We vormden samen
een firma. Ik bleef venten en we
begonnen in 1974 een groentewinkel
op de hoek van de Sint
Domusstraat en de Lange Sint
Janstraat waarin hij werkte. Want
er was toen geen enkele
groentewinkel meer in Zierikzee".
Wel werden verse groenten verkocht
op de weekmarkt, in de
supermarkten en bij de boeren aan
huis. „Dat gaf veel concurrentie. Ik
ventte inmiddels met een
motorwagen. Maar de benzine werd
duurder en de onkosten werden
steeds groter ten opzichte van de
winst". Na 29 jaar, in 1984 stopte
Fiere noodgedwongen met het
venten van groenten. „Dat viel niet
mee. Het was een deel van mijn
leven geworden".
Vanwege de slechte gezondheid van
zijn compagnon kwam Fiere er
steeds meer alleen voor te staan.
„De oude Willemse hielp mee en
mijn broer Rien, naast zijn baan.
Maar dat was niet vol te houden.
Personeel was veel te duur en ik
ben niet getrouwd. Anders was er
misschien een vrouw geweest om
mee te helpen". Een bureau in Goes
rekende uit dat de zaak niet meer
rendabel was en in 1985 ging de
groentewinkel dicht".
„Ik heb toen vijf maanden doelloos
rondgelopen. Hier en daar wat
gewerkt. Dat was heel moeilijk.
Toen werd ik benaderd door meneer
Boon. Of ik de verantwoording voor
de groente-afdeling van zijn
supermarkt op mij wilde nemen. We
waren het in drie dagen eens".
In de twee jaar dat hij op de
groente-afdeling staat heeft Fiere
het assortiment belangrijk
uitgebreid. Naast de meer bekende
groenten liggen in de rekken ook
gourettes, aubergines, zeekraal,
taugé en zelfs af en toe patison.
„Dat is een Surinaamse groente.
Maar hij wordt gewoon hier in
Nederland gekweekt hoor. Dat
wilde ik eens proberen. In Holland
lopen die dingen heel goed. Maar
hier vinden de mensen het niet zo
lekker". De groenteboer heeft de
patison ook zelf uitgeprobeerd.
„Ik lust zelf het liefste sla en
spercieboontjes. Maar ik probeer
ook wel eens wat uit. Dan ga ik een
beetje parlezanten; experimenteren
welke groenten lekker bij elkaar
smaken en welke kruiden erbij
kunnen worden gebruikt. Meestal
kookt mijn broer omdat ik het
laatste thuiskom. Maar ik kan het
natuurlijk ook. De patison heb ik
in blokjes gesneden en gestoofd. En
dan met een groentesausje erover.
Maar het was toch niet zo'n succes".
Als ze daar om vragen geeft hij zijn
klanten wel eens tips over hoe ze
groenten kunnen bereiden of
bewaren. „Maar de meeste vragen
die ik krijg gaan toch over waar ze
alles kunnen vinden. Door reclame
aanbiedingen en een verschillend
aanbod van groenten en fruit
wisselt dat nogal eens". Fiere is
altijd snel met zijn antwoorden
want hij weet vaak al eerder dan de
klanten zelf wat ze gaan kopen.
„Bij de meeste mensen zit daar een
vast patroon in. Als ik iemand
binnen zie komen weet ik al: Die
neemt een bloemkool en Cox-
appelen. Aan de manier waarop ze
rondkijken begrijp ik vaak al welke
groente ze zoeken nog voor ze iets
hebben gevraagd".
Fiere heeft de ervaring dat jonge
mensen sneller een nieuwe groente
uitproberen. „De ouderen volgen
dan na een poosje ook wel. Vaak
nadat ik de nieuwe groente een
paar keer heb aanbevolen". Het
groente-assortiment wordt
tegenwoordig ook beïnvloed door de
buitenlandse vakanties van steeds
meer mensen. „De broccoli en de
ijsbergsla zijn daardoor populair
geworden. De mensen leren dat eten
in het buitenland en zijn verrast als
het hier ook te krijgen is".
Maar het grote groente- en fruit-
assortiment dat tegenwoordig bijna
een heel jaar door wordt
aangevoerd, weegt voor Fiere toch
niet op tegen het seizoensgebeuren
van weleer. „Vroeger keek je
verlangend uit naar de eerste sla
die eind maart begin april weer
kwam. Die smaakte heerlijk. Dan
aten we in de winter alleen
ingezouten snij- en sperciebonen en
kool. De groenten kwamen toen nog
uitsluitend van de volle grond.
Kassen waren er nauwelijks. En
daardoor had alles toch meer
smaak".
Volgens de groenteman omdat er
vroeger geen koelhuizen waren. De
groente moest zo snel mogelijk
worden verkocht. „Hoe verser de
groente, hoe lekkerder de smaak.
Kwaliteitsverlies begint toch direct
na het plukken op te treden. Die
koelhuizen van tegenwoordig zijn
geen ziekenhuizen. We kunnen de
groente tegenwoordig wel langer
goed houden. Maar dat gaat toch
ten koste van de kwaliteit".
Bij de aankoop van groente blijken
vele mensen vooral ook op de prijs
te letten. „Ze kijken doelbewust
naar wat er in de reclame is. De
portemonnee speelt een belangrijke
rol". Mensen willen wel betalen
voor gemak. Want er worden steeds
meer voorgesneden groenten
verkocht. Bijvoorbeeld raapkool,
waarvan Fiere zich nog een
anecdote herinnert.
„Ik deed die raapkool altijd stiften.
In reepjes snijden. Een mevrouw
die zo'n zakje had gekocht kwam
later naar me toe. Groenteman, zei
ze, je gesneden groente is
fantastisch maar je friet is niet te
pruimen! Ha, ha. De niet verkochte
groenten worden volgens Fiere
weggegooid. „Of weggegeven aan
mensen die erom komen vragen
voor hun konijnen. Er gaat ook wel
eens wat naar de kinderboerderij.
Maar we proberen dat natuurlijk zo
veel mogelijk te voorkomen door
een goed inkoopbeleid".
Het is duidelijk dat Mente Fiere
helemaal in zijn werk opgaat en
daar plezier in heeft. „Ik zeg het
honderden keren dat ik het zo
fantastisch getroffen heb. Als je
moet stoppen met je eigen winkel
gaat er heel wat door je heen. Dan
zie je het even allemaal niet meer zo
zitten. En dat ik dan toch weer zo
goed terecht ben gekomen. In mijn
eigen vak".
Foto: Johan Junior
Tbkst: Marijke Vael