Cees Snijders op fiets vanuit
Bordeaux terug naar Zierikzee
ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Donderdag 18 augustus 1988 Nr. 24389
7
Elfhonderdvijftig kilometer trappen in een weekje tijd
ZIERIKZEE - Mannen als
Livingstone en Stanley,
de globetrotters wiens
verrichtingen in de
tweede helft van de
vorige eeuw vaak het
onderwerp van gesprek
waren en die door hun
ontdekkingen een stempel
hebben gedrukt op de
loop der geschiedenis, dat
soort types zijn vandaag
de dag nog niet geheel
van onze geciviliseerde
aardbodem verdwenen.
Een enkele keer kom je er
nog weieens eentje tegen,
zo'n avontuurlijk mens
die 'n ontbering niet uit
de weg gaat en die
bovendien het trotseren
van de elementen niet
schroomt. Tot die
categorie van stoere
doordouwers behoort ook
de 43-jarige Cees Snijders
uit Zierikzee. Een week
lang had de
Zierikzeeënaar, een
fervent toerfietser, nodig
om vanuit Bordeaux naar
zijn woning aan de Lange
Blokweg in Zierikzee te
fietsen. Een „fietstochtje"
van zegge en schrijve 1150
kilometer en een paar
honderd meter, dat door
hem in een klein dagboek
is vastgelegd.
Fietsen voor Cees Snijders is
het haast net zo belangrijk als zijn
dagelijkse prak en zijn bakje troost.
Vaak genoeg fietst de 43-jarige
uitvoerder van de kerncentrale in
Borssele, waar hij werkzaam is,
terug naar Zierikzee. Alleen als de
wind wat al te krachtig
tegenwerkt" of als de weergoden
het wat al te nat maken verkiest de
43 jarige uitvoerder het comfort van
zijn auto.
Dat dat fietsen zo'n belangrijke rol
in zijn leven zou gaan spelen, dat
had Snijders zo'n tien jaar geleden
niet kunnen bevroeden. Begonnen
met een ritje na ar Ouwerkerk om
de zinnen wat te verzetten en de
gezondheid een goede dienst te
bewijzen fietst Snijders nu
wekelijks ettelijke kilometertjes op
zijn speciaal voor hem gebouwde
racefiets.
Iets dat hem toch wel met enige
verbazing vervult: Ik had toen niet
kunnen vermoeden dat het zo gek
zou worden, maar ik fiets nu
eenmaal graag omdat je op die
manier veel ziet en het je de kans
geeft om alle dagelijkse
beslommeringen van je af te zetten"
aldus Snijders, pas teruggekeerd
van zijn eigen tour de France.
Op het moment dat Frankrijk weer
bekomen was van het wielercircus
werden de Fransozen de tweede
week van augustus opgeschrikt
door een eenzame coureur die
vanuit Bordeaux richting Belgische
grens reed. Die eenzame fietser, die
daar in alle eenzaamheid over 's
Heren Franse wegen trapte, was
Cees Snijders die met deze
fietstocht een lang gekoesterd
ideaal in vervulling zag gaan.
Snijders: 't Idee speelde al een
aantal jaren door mijn hoofd". Pas
toen een kennis hem erop
attendeerde dat Snijders met een
bevriende chauffeur mee naar
Noord Spanje kon rijden ging de
Zierikzeeënaar zijn zaakjes wat
serieuzer aanpakken. Na het
uitpluizen van de kaarten, zo'n
zeven stuks in totaal werd de route,
te beginnen in Lyon, uitgestippeld.
Dat bleek achteraf vergeefse moeite
te zijn geweest. Vrijdagavond zorgde
een telefoontje met de vraag of
Snijders over 'n uurtje klaar kon
zijn immers voor enige consternatie
in huize Snijders, waar alles nog
gepakt moest worden omdat het
vertrek een dag later was gepland.
Ook de uitgestippelde route bleek
nutteloos te zijn geworden omdat de
chauffeur 'n andere
eindbestemming had gekregen.
Afgesproken werd nu dat de
Zierikzeese coureur tot Bordeaux
mee kon rijden, van waar hij aan
zijn eenzame krachttoer zou
beginnen.
Het echte zwerversbestaan breekt
voor Snijders aan wanneer de
chauffeur om half tien uit Breda
vertrekt. Over de Belgische wegen
gaat het door het nachtelijk duister
richting Parijs. Omstreeks 01.00 uur
zet de chauffeur zijn wagen aan de
kant voor een eerste bak koffie.
Daarna zoekt Snijders „de
logeerkamer" op: een kampbed in
de oplegger, waar ook zijn stalen
ros staat gestald. Daar in die kleine
ruimte komt Snijders tot de
ontdekking dat nog voordat hij een
meter heeft gefietst de eerste lekke
band een feit is.
Die zaterdagmorgen haalt Snijders
zijn kaarten tevoorschijn om een
nieuwe route uit te stippelen. Als
beginpunt kiest Snijders nu het
gehucht Barbezieux, dat op gelijke
lijn met Lyon ligt. Deze tweede
route maakt een bocht in
noordoostelijke richting, om
zodoende bij Bar sur Seine weer op
de oorspronkelijke route te komen.
Dat betekent weliswaar een
„omweggetje van 250 kilometer
maar daarvoor heeft Snijders twee
dagen langer tot zijn beschikking.
tour de France zet de caféhouder die
zelf fietst Snijders de ware
wielrennerskost (biefstuk en bonen)
voor die met een karaf wijn kan
worden weggespoeld. Laat de
Zierikzeese avonturier zich de
warme hap goed smaken minder
goed lukt het met de slaap, 's
Nachts piekert Snijders of hij erin
zal slagen om zaterdag weer in
Zierikzee te zijn. Hij is daar op dat
moment niet zo erg overtuigd van.
Evenals de andere dagen klimt
Snijders ook in Champignelle om
08.00 uur op zijn fietsje, dat het
goed houdt. Tot een uur of kwart
voor twaalf fietst Snijders langs
uitgestrekte graanvelden en bossen
om rond de noen ergens af te
stappen voor het bijeenscharrelen
van zijn lunch van yoghurt, water,
cola, appels en perziken. Zo op het
eerste gezicht niet het meest ideale
rantsoen voor iemand die bezig is
met een lange fietstocht, maar
Snijders voelt zich er prima bij.
Op weg naar Arcis sur Aube, een
toeristenplaats, raakt Snijders de
immer wuivende graanvelden beu
en vervolgt zijn route meer
oostwaarts. Tbt een uur of acht
fietst hij, onderbroken door een
pauze van een uur naar zijn
volgende slaapplaats in Arcis. Na
zo'n honderdnegentig kilometer te
hebben gefietst vindt de Zierikzeese
coureur dat wel wat veel van het
goede, maar om zaterdag weer thuis
te kunnen zijn, is het afleggen van
dergelijke marathonafstanden
noodzakelijk.
Een blik op de fiets leert dat de
ketting wel aan een smeerbeurt toe
is. Snijders vervoegt zich in Vitry le
Francois bij een plaatselijke garage
waar het euvel van een krakende
ketting met een golf olie wordt
verholpen. ,,De eerste tijd daarna
heb ik wijdbeens moeten fietsen om
te voorkomen dat de olie rond mijn
oren spetterde" grinnikt Snijders
om dat oliebad. Minder pret beleeft
Snijders aan zijn verblijf in
Vouziers, een provincie hoofdstad
dat evenwel niets voorstelt. Van de
twee hotels die er zijn is het
goedkope gesloten zodat de keuze
vrij gemakkelijk op het dure hotel
valt.
De hotelier blijkt compleet
televisiefanaat te zijn en het hotel
deugt van geen kant, omdat de
traditionele Franse luiken die heel
wat straatlawaai weren hier
ontbreken. Dat blijkt wel als de
coureur 's nachts gewekt wordt door
een loeiend brandalarm boven zijn
hoofd. Zoveel geld neer te moeten
tellen voor zoveel nachtelijk lawaai.
Snijders is dan ook blij als hij weer
op de fiets zit richting Charleroi.
Bij Charleville Mézières, net onder
de grens met België gaat de lol
ervan af als Snijders over een
drukke verkeersweg moet fietsen.
Zoveel mensen na al die landelijke
rust valt hem wel wat rauw op zijn
dak. Toch trapt hij door, net zolang
totdat hij de Brusselse agglomeratie
bereikt.
Een plaats die niet fietsvriendelijk
is. Snijders die om een uur of zeven
bij Waterloo is, denkt er nog even
over om gelijk door te fietsen naar
Zierikzee. Een telefoontje naar zijn
vrouw doet hem echter van
gedachten veranderen. Voordat de
Zierikzee coureur echter zijn
onderkomen voor de nacht heeft
bereikt in het hartje van de stad is
het twee uur later. Het
avontuurlijke van de tocht is-er nu
wel af en Snijders wil nu zo gauw
mogelijk weer thuis zijn.
De volgende dag laat hij om 09.00
uur Brussel achter zich. Op de gok
kiest hij een richting waarbij hij de
zon op zijn rug heeft. Zijn gok
blijkt een schot in de roos te zijn:
even buiten de agglomeratie blijkt
hij feilloos op de juiste route (via
Dendermonde, Sint Niklaas) naar
Hulst te zitten. Het fietsen in
België is geen lolletje. De kieren
tussen de betonplaten die als
fietspad fungeren zijn zo breed dat
Snijders elke keer van het zadel
moet, waardoor hij gaat zitten.
De route is nu bekend en kan
Snijders niet meer boeien. Het
einddoel, de familie in Zierikzee, is
in zicht en zet hem aan tot spoed.
Bij Kapelle slaat hij dan ook maar
gauw af richting Wilhelminadorp
om zo snel mogelijk de Lange
Blokweg te bereiken. Om drie uur,
ongeveer anderhalf uur later dan
gepland fietst hij het paadje naar
•de garage op: blij weer thuis te zijn
na een week dag in dag uit te
hebben gefietst onder werkelijk
tropische omstandigheden en zonder
een spatje regen en zonder die
venijnige wind die de fietser in
Nederland altijd plaagt.
Achteraf is het Snijders allemaal
meegevallen. Al geeft de 43-jarige
avonturier wel toe dat het niet iets
is om elk jaar te doen. ,,Als ik het
nog eens doe dan ga ik het meer
zoeken in een tocht van Bordeaux
naar Lyon bij voorbeeld" geeft
Snijders te kennen. Het verblijf in
het land van Marianne heeft hem
goede herinneringen bezorgd, het
gemak waarmee de mensen leven,
de rust en verlatenheid van het
Franse platteland, hij heeft het op
zijn fietsje allemaal prima kunnen
aanschouwen en kunnen registreren
in zijn kleine dagboek. Moe is hij
niet van die marathontocht van 1150
kilometer, want na zeven dagen
fietsen stond Snijders
zondagmorgen vroeg weer volop te
schoffelen in zijn tuin, nog
nadenkend aan zijn belevenissen
onderweg.
„Kijk, die Franse boer zit nog
onder zijn boom terwijl ik alweer
druk bezig ben met van alles. Soms
zou ik ook wel een Belg willen zijn.
't Gaat daar allemaal zoveel kalmer
en gemoedelijker" filosofeert
Snijders, die daarbij even uit het
oog verliest dat juist die slechte
fietspaden van onze zuiderburen
nogal wat inspanning vergden om
er heelhuids over heen te komen.
Foto: Johan junior
Tfekst: Rosalien Korstanje
Omstreeks zes uur 's avonds neemt
Snijders afscheid van de chauffeur
en zijn bijrijder, zet zijn
fietscomputer op nul en begint aan
zijn eerste twintig kilometer. „Die
eerste kilometers leek ik wel een
postduif die op weduwschap vliegt"
Een afdaling is er debet aan dat
Snijders met een gemiddelde
afstand van 42 kilometer naar
beneden dendert, op zoek naar zijn
eerste slaapplaats in het land van
Marianne.
Rond de klok van acht uur doemt
een hotelletje op met een Heineken
uithangbord. Het belooft heel wat,
maar 't valt tegen. Het verpauperde
hotel blijkt vol te zijn. Verder
fietsen dan maar. Na nog zo'n tien
kilometer fietsen brengt een bord
met het opschrift hotel/camping
uitkomst, al moet Snijders dan nog
aardig zoeken omdat nadere
aanwijzingen ontbreken. Het zoeken
en omfietsen worden beloond: het
hotel blijkt een sfeervolle oude
watermolen te zijn en het zesgangen
diner dat de patron de eenzame
fietser voorschotelt is volgens de
beste Franse traditie samengesteld
De volgende dag zindert het Franse
platteland. Zwetend onder de
met goudgele graanvelden, dat het
beste te vergelijken is met het
Limburgse heuvelland trapt en
trapt Snijders voort, nu en dan even
halt houdend om een perzik te eten
of wat bramen te plukken. Eenmaal
gearriveerd in Saint Amand aan de
Loire lijkt er een einde te komen
aan de ontberingen van de laatste
twee dagen. Snijders gaat het eerste
het beste hotel in om een
slaapplaats te regelen. Da's geen
probleem, al moet Snijders ook
voor hotelier optreden en 's avonds
de boel afsluiten. Het ingespannen
turen overdag laat hem ook in zijn
slaap niet los: Snijders droomt van
hele grote en uiterst gedetailleerde
kaarten.
Geleidelijk aan merkt Snijders dat
hij wat meer in de bewoonde wereld
komt. De grote verlatenheid waarin
hij de eerste dagen heeft gefietst
wordt minder. De eerste toeristen
worden gesignaleerd wanneer hij op
weg is naar Champignelle waar hij
voor het eerst sinds zijn trektocht
in gesprek raakt met een Fransman
die Engels spreekt. Wanneer de
patron in het café via die anglofiele
landgenoot verneemt dat de
vreemdeling bezig is met een solo
brandende zon vervolgt de
Zierikzeeënaar zijn tocht door een
fraaie omgeving, waar nogal wat
verpauperde nederzettingen voor
een groot gedeelte dichtgespijkerd
zijn, een gevolg van de leegloop van
het platteland. Het vinden van een
gelegenheid om boodschappen te
doen is een crime. De hotels die
Snijders op zijn weg vindt zijn
gesloten en in het café dat wel
geopend is kan de fietser zijn trek
ook niet stillen.
Een hele dag fietsen op twee
appeltjes, een stokbroodje, een paar
perziken en wat cola onder haast
tropische omstandigheden (zeker 35
graden Celsius) is geen pretje.
Snijders wordt gekweld door kramp
in de kuiten en grote bobbels op
zijn knieën. De verschillende dode
slangen die hij onderweg passeert
weerhouden hem ervan om even in
de berm bij te komen van de
ontberingen. Ook in het hotel waar
hij uiteindelijk zijn intrek neemt is
schraalhans meester, waardoor de
Zierikzeeënaar gedoemd is om met
'een lege maag en een wat knorrig
gemoed over zoveel tegenslag te
gaan slapen.
De volgende dag is de hitte niet te
beschrijven en wordt Snijders
getergd door hevige dorst. Drinken,
drinken en nog eens drinken is het
parool, maar dan uit
veiligheidsoverwegingen maar
mineraalwater. Door een landschap