de suppoost Een dag op stap met 'Net doen alsof je de mensen niet zietmaar toch alles observeren, Dat is leuk ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Maandag 25 juli 1988 Nr. 24375 ZIERIKZEE - Ze schroomt er niet voor om tussen de kinderen op de-vloer van het museum te gaan zitten. Om met hen mee te tekenen aan de opdrachten die zij in het kader van een speurtocht door het museum aan het maken zijn. „Kinderen kunnen zo heerlijk aanhankelijk wezen. Ze doen net of je een onderwijzeres bent en stellen allerlei vragen. Soms over dingen die ik helemaal niet weet". De 55-jarige mevrouw A. M. C. de Crom-van Schee uit Zierikzee is geen onderwijzeres maar wel suppoost in het Stadhuismuseum te Zierikzee. Al bijna tien jaar lang zit zij, in de periode van mei tot oktober bijna dagelijks op haar post in de Schutterszaal, in de nok van het Zierikzeese stadhuis. „Ik voel me hier thuis in deze ruimte. Die prachtige zoldering met die oude balken, de oude ramen. Het doet me iets. Vooral als het donker weer is, dan is het hier zo mooi. Niet dat het altijd ideaal is hoor. Ik heb hier al veel kou geleden. De zon schijnt hier niet veel binnen en er mag niet worden gestookt om de collectie niet te beschadigen. Daarom is het vooral in het voor- en naseizoen nogal fris. Ik zit hier altijd met dikke truien aan". Mevrouw De Crom werd geboren in Goes en woont sinds 13 jaar in Zierikzee. „Mijn twee jongens waren al wat groter toen we hier kwamen. In de vakanties werkten zij als suppoost in het Gravensteen en het Martitiem museum dat toen nog in de Noordhavenpoort was gevestigd. Tben zij definitief de deur uitgingen voelde ik me wat alleen in een vreemde stad. Want zo beschouwde ik Zierikzee toen nog. Daarom ging ik naar het arbeidsbureau om werk te zoeken. Daar vroegen ze of het niets voor mij zou zijn om als suppoost te werken. Net als mijn zoons". Het bleek inderdaad wat voor mevrouw De Crom want nu, na bijna tien jaar is ze nog steeds enthousiast over haar halfjaarlijkse baan. „Je komt hier constant met mensen in aanraking die in vakantiestemming verkeren. Dat is heel leuk want het betekent dat ze over het algemeen vrolijk, vriendelijk en niet moeilijk zijn". De enkele keer dat er wel een lastig persoon tussen zit, weet de suppoost zich in de rug gesteund door het stadhuispersoneel dat slechts een stenen trap lager werkt en via de telefoon direct te hulp geroepen kan worden. „Dat is hier wel een voordeel ten opzichte van het Gravensteen bijvoorbeeld". Maar meestal kan mevrouw De Crom zich prima alleen redden. Zij verwelkomt de bezoekers die zich de moeite hebben getroost om de vele stenen traptreden te beklimmen die naar het museum leiden. Ze verkoopt kaartjes, geeft enthousiast nadere toelichting op de museumcollectie als de mensen dat vragen en houdt de monitor in de gaten waarop zes verschillende camera's beelden projecteren van de overige museumzalen die vanuit de Schutterszaal niet zijn te zien. „Het is heel leuk om al die rondslenterende mensen in de gaten te houden. Net te doen alsof je ze niet ziet, maar toch alles te observeren". „Kijk, je ziet duidelijk dat die geïnteresseerd zijn", zegt ze wijzend op het televisiebeeld dat twee mensen toont die zich naar een vitrine buigen. „Dat is heel verschillend hoor. Je hebt hier bezoekers die binnenlopen omdat ze echt interesse hebben in de historie of bewust een museum willen bezoeken'. En er zijn mensen die hier binnenlopen omdat het buiten regent. Of omdat ze naar het toilet moeten". Vaak ook signaleert de suppoost een verschil in interesse binnen een gezin. „De ouders vinden het vaak leuk om alle voorweipen intensief te bekijken. Dan zie je de kinderen ongeduldig worden. Ik dpnk ook dat je dat als ouders niet kunt doen als je hele kleintjes bij je hebt. Dan moet je het niet te lang maken". Met het opvangen van kinderen in de schoolleeftijd heeft de suppoost in de loop der jaren een ruime ervaring opgedaan. „Vooral in het voor- en najaar wordt het museum nogal eens bezocht in schoolverband. Vaak komen die kinderen uit zichzelf wat aan me vragen en soms spring ik er uit mezelf op in. Dan zie ik dat ze zich gaan vervelen als ze een poosje rondlopen". Mevrouw De Crom probeert dan de voorwerpen in het museum meer betekenis te geven door er een leuk verhaal bij te vertellen. Bijvoorbeeld over de oude zilveren doosjes. „Dit is een loderijdoosje. Dat werd in een damestasje gedaan met in eau de cologne gedrenkte watten erin. Die gebruikten de dames om aan te ruiken als ze voelden dat ze een flauwte kregen. Of het pepermuntdoosje. De pepermuntjes die daar inzaten werden vroeger ouwe wijfjes genoemd. Ze werden doorgegeven in de kerk als de preek wat langdradig werd. Kinderen vinden het prachtig om die verhalen te horen". Haar baan als suppoost in het Stadhuismuseum was voor mevrouw De Crom aanleiding om zich intensief te gaan verdiepen in de geschiedenis van Zierikzee. „Ik ben daarover boeken en tijdschriften gaan lezen. Alles wat ik te pakken kon krijgen. Want je moet toch iets kunnen vertellen bij al die voorwerpen als dat zo uitkomt. Dat willen de mensen graag, dan wordt het leuk. Bovendien vind ik die geschiedkundige dingen zelf ook heel interessant. Het is niet zo dat ik nu alles weet hoor. Het komt nog regelmatig voor dat ik mensen doorverwijs naar bepaalde instanties omdat ze iets vragen dat mij niet bekend is. Vooral in het voor- en najaar komen hier de echte deskundigen. Mensen die al heel veel afweten van de geschiedenis en echt geïnteresseerd zijn in de museumcollectie en de geschiedenis van Zierikzee". Het komt volgens de suppoost dan ook regelmatig voor dat zij zelf iets leert van de museumbezoekers. „Laatst kwam hier een man die veel in oud antiek deed. Hij wees naar die keizerlijke rijstwijnkan daar in de vitrine en vroeg of ik wist waarom die een gele kleur heeft. Ik had geen idee, maar hij wel. Geel is de keizerlijke kleur. De gewone mensen hadden een roze drinkkan". „Zo vond ik ook altijd het kamerscherm dat we hier in het museum hebben zo klein. Het bestaat maar uit één deel waarachter je nog niet eens tot je middel schuilgaat. Erg onpraktisch om je achter te verkleden vond ik. Tot ik van een bezoeker hoorde dat kamerschermen vroeger nog een andere functie konden hebben. Puur als pronkstuk in de pronkkamer". Waar de suppoost ook van opkeek was het model onderbroek dat vroeger door vrouwen werd gedragen. „Er kwam hier een vrouw die nog een hele collectie ondergoed had uit de vorige eeuw. Die wilde ze aan het museum schenken. Er zat een damesonderbroek bij met een zogeheten fuuk. Een model dat in de taille met lintjes werd gesloten en met pijpen die tot over de knie kwamen. Maar het middengedeelte, dat normaal met een naad is gesloten was van de knieën tot door het kruis open. Dat was de fuuk. Die vrouwen hoefden alleen maar te gaan zitten als ze naar het toilet gingen. Door dat oude kledingstuk heb ik dus een derde betekenis van het woord fuuk ofwel fuik geleerd". Behalve dat mevrouw De Crom nieuwe dingen leert van de mensen die het museum bezoeken moet zij ze ook wel eens terecht wijzen. „Soms gedragen mensen zich echt asociaal. Een poosje geleden kwam hier een groep schoolkinderen uit Middelburg. Die streken met zijn allen op de grond neer tussen de sleden en karren en in de klederdrachtkamer. Om hun brood op te eten. De fles drinken in het midden, het leek wel een picknick. Dat kan natuurlijk niet. En ik zag ook een keer op de monitor hoe een paar jongens de oude geweren uit het rek haalden. Die gingen ze voor de grap op elkaar richten.. Toen ben ik er maar eens even naartoe gegaan om te vragen wat ze wel niet dachten" Waar de suppoost ook niet blij mee is, is de mentaliteit van ouders die het heel normaal vinden dat hun kroost met hun poezelige vingertje^ afdrukken maakt op de glazen vitrines in het museum. „Kijk, dat vind ik nu jammer. Dat de mensen dat hun kinderen niet willen afleren. En als je er iets van zegt krijg je tegenwoordig vaak onbeleefde reacties. In de trant van: wat heb jij er mee te maken?". Maar gelukkig kan de suppoost ook vaak genoeg genieten van de bezoekers. „Dan zie ik hier in de Schutterszaal en op de monitor hoe ze alles vol interesse bekijken. Of gezellig op het bankje zitten. Ze zijn ook wel eens aan het scharrelen hoor. Dan moet ik ontzettend lachen". Een keer werd door een museumbezoeker de medewerking van de suppoost gevraagd bij het maken van een dia-serie. „Dat was een Belg die maakte die serie om te vertonen in een bejaardenhuis in zijn land. Hij vroeg me of ik de bijbehorende band wilde inspreken met informatie over de dingen die hij fotografeerde. Mijn man heeft later een band ingesproken met informatie over de omgeving van Zierikzee. Naderhand werden we uitgenodigd om een weekend naar Brugge te komen om het resultaat te bekijken. Dat was heel leuk. We hebben nu nog steeds contact met die mensen. Ze zijn hier ook in Borrendamme geweest om de dia serie te laten zien". Ook voor het NCRV- televisieprogramma Weg van de Snelweg werden onlangs opnamen gemaakt in het museum. „Ja, dat kan ik gelijk merken. Je hoort nu steeds van bezoekers dat ze even komen kijken omdat het toch zo mooi was op televisie". Natuurlijk werkt ook de promotie voor de Nederlandse musea (die dit jaar in het kader van het nationale museumjaar wordt gemaakt) mee aan meer bezoek aan het stadhuismuseum. „Het is de laatste weken behoorlijk druk. Vooral tussen een en drie uur 's middags is het een gekkenhuis. Soms kan ik niet eens even weg om de thee of koffie te pakken die op de trap voor mij wordt neergezet. Maar het kopje wordt dan meegebracht door de bezoekers die de trap op komen lopen. Heel schattig". In die drukke periode krijgt mevrouw De Crom assistentie van een vakantiekracht. „Dat is heerlijk. Dan kan ik ook eens even weg hier bij de balie. Dan ga ik op mijn gemakje heerlijk eens rondkijken in de andere zalen. Bij de wisselcollectie munten die we hier tijdelijk hebben bijvoorbeeld. Daar zijn zulke mooie munten bij. Prachtig". Hoewel zij enthousiaste verhalen kan vertellen over elk voorwerp dat in het Stadhuismuseum is uitgestald, vindt de suppoost de oude zilveren en kristallen voorwerpen zelf het mooiste. „Nee, daar ben ik na al die jaren nog niet op uitgekeken. Dat komt misschien omdat ik een vrouw ben". Al die kostbaarheden zijn streng beveiligd met alarmeringsapparatuur. Maar toch heeft mevrouw De Crom één keer in haar loopbaan meegemaakt dat op klaarlichte dag een kostbaar stuk werd gestolen. „Dat was een hele oude bijbel. De sloten ervan liggen nog in de vitrine. Het gebeurde op een ochtend dat er een trouwerij was. Dan staan de deuren beneden open zodat de bezoekers ook daarlangs naar binnen kunnen. Het was een man die mij gelijk opviel omdat hij totaal geen belangstelling had voor de collectie. Hij lette alleen op de ramen en de deur en ging zo raar in de enige hoek staan die de camera niet kan filmen in dat vertrek. Ik dacht: ik bel naar beneden want dat is raar. Maar toen werd ik aan de praat gehouden door een bezoeker hier aan de balie. Iben ik weer op de monitor keek was de vitrine open en de bijbel weg. Ondanks het politie-onderzoek is het boek en ook de dader nooit gevonden. Heel jammer. Het gaat niet zozeer om de geldwaarde dan wel om de oudheidswaarde". Mede door gebeurtenissen als deze is de suppoost er op getraind om bezoekers intensief te observeren. In het hoogseizoen heeft ze daaraan haar handen vol. In de minder drukke periode gebruikt mevrouw De Crom de tijd die zij overhoudt voor het schrijven van een boek. „Over mijn ouderlijk gezin, hoe het er vroeger aan toe ging. We hadden elf kinderen. Zie je dat mouwschortje daar liggen? Zo gingen wij vroeger naar school. Met negen meiden. En mijn moeder moest dat allemaal wassen, stijven en strijken". De suppoost is van plan haar boek in beperkte oplage te laten uitgeven voor haar eigen familie. Zij is voorlopig nog niet van plan om te stoppen met haar werk in het Stadhuismuseum. „Ik vind het heerlijk om in de winter hele dagen thuis te zijn en in de zomer hier te werken. En dat ritme ben ik nu eenmaal gewend". Foto: JOHAN JUNIOR Tbkst: MARIJKE VAEL

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1988 | | pagina 5