de scheepsreparateur i Dag op stap met „Tim een wrak weer wat leuk-al is het mooiste ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Maandag- li juli 1988 Nr. 24367 5 BRUINISSE - „Nee, niet iedereen zorgt even goed voor zijn jachtje. Er zijn erbij die hun schip in het najaar in de haven achterlaten en dan in het voorjaar nog eens komen kijken of het er nog ligt", aldus D. van Duivendijk uit Bruinisse. Hij groeide op aan het water en kreeg het vak met de paplepel ingegoten. „Mijn overgrootvader deed het, mijn vader deed het dus was het min of meer meer vanzelfsprekend dat ik ook in het vak zou gaan", aldus de 57-jarige Bruenaar. Van Duivendijk zorgt voor onderhoud en reparatie van jachten. Een dag op stap met de scheepsreparateur. .School. Nee, daar heb heb ik nooit zoveel mee opgehad. Ik zat liever aan het water", grinnikt Van Duivendijk. ,,Ik denk dat ik een jaar of zestien was toen ik bij mijn vader op de werf ging werken. Het weghalen van aangroeisel van de huid van een schip moesten we toen nog met de hand doen. Dat deed je met een soort schrepel. Dat was altijd een rotwerk hoor. Tegenwoordig spuit je zo'n scheepswand met water onder hoge druk schoon en dat gaat een stuk sneller. Verder is er eigenlijk niet zo gek veel veranderd in het vak. Er zijn natuurlijk wel nieuwe materialen bij gekomen. Vroeger waren de schepen of van hout, of van metaal. Tegenwoordig zie je veel schepen met een polyester huid. En scheepswanden van aluminium. Dat zie je ook steeds vaker". In de loodsen van de jachtwerf in Bruinisse geurt het naar verf en metaalslijpsel. De radio staat op drie. In de ene loods wordt geschilderd terwijl een van de werknemers van Van Duivendijk in een andere loods bezig is met het stralen van een schip. „Alle verf moet eraf. Zo'n huid wordt gestraald tot hij blinkt als zilver. En dan hangt het er een beetje van af wat de klant wil hè. Voor sommige klanten hoef je alleen maar te stralen, die willen het schilderwerk zelf doen. Maar er zijn er ook die een supergladde scheepswand willen. En dat kan natuurlijk, maar dat is wel veel werk. Dan gaat er heel wat plamuur tegen zo'n huid hoor. En als je het echt glad wilt hebben kun je niet volstaan met machinaal schuren. Dan moet het met de schuurplank bewerkt worden. Dat is allemaal handwerk". Vroeger werden er op de werf van Van Duivendijk ook jachten gebouwd. Casco's wel te verstaan. „Dat is alleen het ijzerwerk. Daar zijn we eigenlijk ten tijde van de oliecrisis mee gestopt. Toen is de hele markt in elkaar gestort en toen zijn we ons gaan beperken tot onderhoud en reparatie. Want daar is en blijft voldoende werk in", aldus Van Duivendijk. In het verleden heeft hij zelf ook wel achter de tekentafel gezeten om een schip te ontwerpen. „De Bru 48, een mosselkotter, die heb ik van begin tot einde getekend". Van Duivendijk stelt dat ook het Deltaplan van invloed is geweest op zijn beslissing om te kappen met het ontwerpen en bouwen van schepen. „Iedereen dacht toen dat de mosselvissers uit Bruinisse zouden verdwijnen. Uiteindelijk is dat anders uitgepakt maar dat kon ik toen niet weten". Niettemin heeft Van Duivendijk er geen spijt van dat hij destijds het zekere voor het onzekere koos en zich toelegde op reparatie en onderhoud van schepen. Die beslissing hield tegelijkertijd in dat Van Duivendijk van werknemer werkgever werd. Eigen baas. Van Duivendijk behoort tot de categorie 'bazen' die liever in een overall rondloopt en zelf de handen uit de mouwen steekt. Geen man om achter een bureau te zitten met een stropdas aan en een net pak. „Het is hard werken. Van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat", aldus Van Duivendijk. In de loop der jaren heeft Van Duivendijk een behoorlijke vaste klantenkring opgebouwd. „Laatst kreeg ik een klant uit de omgeving van het IJsselmeer. Die was met de boot naar Engeland geweest en had daar in een haven naast iemand uit Vlissingen gelegen en via die man was hij weer bij mij terecht gekomen. En op die manier komen veel klanten bij mij terecht. Via mond-tot-mond reclame. Want adverteren doe ik nooit. Daar is het bedrijf te klein voor en we zitten bovendien goed in het werk". Watersport was vroeger voorbehouden aan de beter gesitueerden. Dat is niet langer zo. „Er zitten een heleboel verschillende mensen onder mijn klanten. Er zitten mensen bij die heel lang gespaard hebben om een boot te kunnen kopen, maar er zitten anderen tussen die zo'n boot gewoon als een soort belegging zien. Het uiterlijk zegt niets. Soms krijg je iemand binnen en dan denk je 'Wat is dat nu weer voor armoedzaaier'. En dat blijkt dan juist iemand met centen te zijn. Daar kun je echt geen peil op trekken". Duivendijk is niet het type om onder de indruk te zijn van een potentiële klant die met een dure auto het terrein op komt rijden. „Wie zegt dat dat z'n eigen auto is? Nee hoor, dat maakt voor mij helemaal niets uit". Wel heeft Van Duivendijk, door schade en schande wijs geworden, geleerd om de financiële afwikkeling goed te regelen. Alles zwart op wit. Zonder zich daarbij druk te maken over de vraag of de klant er wel of niet kredietwaardig uitziet. Het is zijn ervaring dat de mensen die veel spaax'geld in hun schip hebben zitten hun bezit ook goed onderhouden. „Er zijn er ook veel bij die zelf het schilderwerk aan hun boot willen doen. Die huren dan bij mij gewoon een plaatsje in de loods". Van Duivendijk stelt dat een jacht eigenlijk elke twee ja 1 lit water moet voor een gi >t onderhoudsbeurt. „Maar genoeg die het elk ja; r latei hoor". Naast dat onderhoud Van Duivendijk ook i. - reparaties. „Schadt looi aanvaringen? Nee hoor, dat is verwaarlozen, Dat gebeurt weinig. Wat wel vaak g< bt - mensen met hun jachtje a u grond lopen en daard.oo de boot oplopen". Mi jachtenbezitter blijkt ook ervaren zeeman en het zou uit t u eerste keer zijn dat iémand met •onvoldoende' kennis van het gebied op pad gaat en daardoor in moeilijkheden komt Maar ook op andere manieren blijken sommige ht een bleek' dat hij ontstellend/veel geluk heeft gehad dat hij zonder ngelukken hier gekomen is. Toen ik de uitlaat van de motor weghaalde kon ik zo mijn hand h - «-:< scheepswand heen duwen". (I« lukkig behoren dergelijke voorvallen tot de zeldzaamheden. V'oü! hr-t overgrote deel gaat het bij •I i gevallen om schade aan de Ie p ;wand. Van Duivendijk biedt lie klanten wat dat betreft een et „We kunnen niet alles lf doen. maar we zorgen er gewoon voor dat alle schade 1 rst el cl i.vordtEn we zijn er steeds zelf bij natuurlijk". Rij liet den an de scheepshuid ii 11utbe schadigingen onherroepelijk aan het licht. „Daar hoef je echt niet naar te zoeken hoor, of het moet een heel kleine beschadiging zijn". Van Duivendijk geeft zelf de voorkeur aan het gebruik van metaal voor een scheepshuid. „Het mag voor mij gerust een beetje zwaar zijn, maar dat komt misschien ook wel omdat ik natuurlijk vroeger aan kotters heb gewerkt". De veronderstelling dat een scheepswand van polyester geen onderhoud nodig zou hebben wordt door Van Duivendijk resoluut naar het land der fabelen verwezen. „Dat heeft ook zo z'n onderhoud nodig. Op den duur komen er kleine haarscheurtjes in het polyester en die moet je eerst dichtmaken voordat je gaat schilderen. En polyester wordt op den duur ook dof en mat, dus je moet het toch regelmatig onder handen nemen". Het verfvverk neemt bij Van Duivendijk een belangrijke plaats in. En hoewel ér in feite weinig is veranderd in de manier van werken op een jachtwerf is er toch het nodige veranderd in materiaal en omstandigheden. Van Duivendijk doet niet mee met de mensen die roepen dat het materiaal vroeger beter en sterker was. „De verf die we nu gebruiken is gewoon beter als de verf waar je vroeger mee werkte. Het is natuurlijk wel zo dat er veel chemisch spul in die moderne verven zit. Daar komt een lucht vanaf, dan heb je echt wel een gelaatsmasker nodig. Wij werken bijna altijd met twee componenten verf. Soms betekent dat dat je twee blikken door elkaar moet mengen maar er bestaan ook verfsoorten, waarbij de lucht het tweede component is. Die verf moet je dus niet een paar dagen open laten staan, want' dan is ze bikkelhard". Ook de omstandigheden waaronder gewerkt wordt zijn in de loop der jaren veranderd en verbeterd. Daardoor kan het bedrijf ook veel efficiënter werken. Enkele jaren geleden heeft Van Duivendijk een nieuwe loods neergezet op het buitendijkse industriegebied in Bruinisse. Compleet met centrale verwarming. In die loods houdt men zich onder andere bezig met het stralen. „Vroeger deed je dat gewoon buiten maar dan kwam er natuurlijk van alles in het milieu terecht en dat mag dan ook niet meer. Zoals ik het doe in die loods mag het wel. En ik kan je verzekeren dat echt geen stofje naar buiten komt hoor. Alles gaat door filters". Een en ander houdt overigens niet in dat er onder alle (weers)omstandigheden doorgewerkt kan worden. „Als de luchtvochtigheid te groot is kun je bijvoorbeeld niet stralen", aldus Van Duivendijk. Het houdt wel in dat men voor het schilderwerk veel minder afhankelijk is van het weer. „Vroeger moesten we echt wachten tot het zonnetje een keer ging schijnen". Van Duivendijk heeft al heel wat jachtjes onder handen gehad. „En dan zie je natuurlijk wel kwaliteitsverschil tussen die bootjes. Maar het is gewoon dat je waar naar je geld krijgt. Als je goede kwaliteit wil moet je daar ook voor betalen. Je ziet het vooral aan de details hè. Er worden op goedkopere schepen minder sterke materialen gebruikt". Volgens Van Duivendijk wordt er in sommige gevallen ook beknibbeld op de dikte van de materialen om het schip licht te houden. „Iedere kilo is er een, maar ik hou persoonlijk toch van wat zwaardere schepen". Een enkele keer blijkt een schip gewoon onvoldoende stevigheid te v bezitten. „Dan haal je ze uit het water. Dat doe je met een kraan met hijsbanden. Vaak staat op de scheepshuid aangegeven op welke punten je het best die hijsbanden aan kunt brengen. Vervolgens zet je zo'n boot in blokken op de kiel en ik heb het wel meegemaakt dat een boot door de kiel zakte. Nou ja, dat is misschien een groot woord maar je zit in ieder geval wel weer met behoorlijke schade en dan denk ik weieens 'Nou, nou. Ik ben toch blij dat dat mijn boot niet is". Het komt voor dat Van Duivendijk een klant aanraadt om of bepaalde veranderingen aan te brengen of uit te zien naar een andere boot. „Tegenwoordig zie je steeds meer boten van aluminium. Die zijn licht en to.ch sterk en hebben relatief weinig onderhoud nodig". Op de vraag wat het moeilijkste is bij het scheepsonderhoud blijft Van Duivendijk het antwoord schuldig. „Dat zou ik echt zo een, twee, drie niet kunnen zeggen hoor. Ik kan je wel vertellen wat ik het leukst vind om te doen. Dat is als er iemand bij me komt met een bootje dat er echt niet uitziet. Een wrak. Dan vind ik het leuk om daar weer een leuk bootje van te maken. Een scheepje dat er uitziet als om door een ringetje te halen". „Wat het leuke van het vak is? Goh, dat is moeilijk te zeggen. Ik weet het echt niet. Ja, ik ben er mee opgegroeid hè. Het zit gewoon in je bloed". Van Duivendijk is tevreden met zijn bedrijf en heeft geen ambities om weer achter de tekentafel te gaan zitten en schepen te ontwerpen en te bouwen. „Ach, je kunt niet alles doen. Daar is dit bedrijf ook gewoon te klein voor". Van Duivendijk is zelf ook in het bezit van een jacht. Een motorkruiser. „Ik mag graag een eindje varen als ik even tijd heb en als ik ophoud met werken zou ik wel graag wat grotere tochten met de boot willen maken. Geen wereldreis hoor. Maar zomaar een leuke tocht". Voor diegenen die er over denken een boot te kopen nog een laatste raadgeving van Van Duivendijk: „Het gezin moet erachter staan, anders moet je het gewoon niet doen". Tfekst: Piet Kleemans Foto: Johan Junior

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1988 | | pagina 5