de campinghouder Een dag op stap met De echte kampeerder zie je hier nauwelijks meer'''' ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Donderdag 2(j mei 15)88 Nr. 24341 7 BURGH-H AAMSTEDE - „Recreatie-ondernemer. Dat is eigenlijk wel een goede omschrijving. Vroeger werd je vaak aangesproken met boer, maar dat is er een beetje uit. Maar de term kampeerboer is weer helemaal in met die mini- campings". Aan het woord is L. C. van der Graaf uit Burgh-Haamstede, eigenaar/beheerder van kampeercentrum Ginsterveld aan de J. J. Boeijesweg. „Wat ik 's winters doe? Die vraag is me al 20 vaak gesteld! Soms antwoord ik dan maar dat ik drie maanden naar de Bahama's ga. Maar geloof maar dat dat beslist niet waar is. Een recreatie-ondernemer heeft het 's winters net zo druk als 's zomers hoor. Ginsterveld is ontstaan zoals de meeste andere campings in de Schouwse Westhoek zijn ontstaan. Min of meer bij toeval en geleidelijk aan gegroeid van klein naar middelgroot. Van der Graaf: ,,Mijn vader is hier begonnen in 1955 met tweeëneenhalve hectare grond. Hier was toen een verwaarloosde boomgaard en mijn vader begon met groente en pluimvee. En toen kreeg je langzamerhand mensen aan de deur die vroegen of ze ergens op het erf hun tentje op mochten zetten. En dat was eigenlijk de start van de opkomst van het toerisme op Schouwen-Duiveland, en de start van een heleboel campings". Die stroom van toeristen werd iedere dag groter. Zeker na 1965 toen Schouwen-Duiveland ontsloten werd middels de Zeelandbrug en de Grevelingendam. Van der Graaf stelt dat de toerist van toen en de toerist van nu moeilijk met elkaar te vergelijken zijn. „De echte ouderwetse kampeerders die tevreden zijn met een minimum aan voorzieningen; dat zie je bijna niet meer. Al zie je wel dat er tegenwoordig ook éen ander soort camping in opkomst is. De Groene camping. Klein, en met alleen de hoogst noodzakelijke voorzieningen als toiletten en douches. De kampeerders vroeger waren mensen met veel improvisatievermogen. Als nu iemand op de camping ontdekt dat er een tentstok ontbreekt gaan ze naar de winkel om een nieuwe. Terwijl het met een bezemsteel en een spijker ook gaat". Ginsterveld behoort al lang niet meer tot de kleine campings. Van 2,5 hectare groeide het bedrijf naar 14 hectare en mag daarom volgens Van der Graaf een middelgrote camping genoemd worden. „Maar ik denk dat we nu wel aan onze grenzen zitten", aldus Van der Graaf. Hij stelt dat de grootte van een camping medebepalend is voor het karakter van een camping. „Op een grotere camping zie je vaak meer en betere voorzieningen. Maar daar zit niet iedereen op te wachten. Aan de ene kant zijn die voorzieningen voor veel mensen heel aantrekkelijk, maar er zijn ook mensen die eerst een kijkje komen nemen en dan tot de conclusie komen dat ze toch liever op een andere camping staan. En het blijft toch zo dat iedere camping zijn eigen karakter heeft. Dat houdt verband met de voorzieningen en het prijspeil, maar bijvoorbeeld ook met de ligging. Wij zitten helemaal niet zo ver van het strand, maar voor sommige mensen is die loopafstand toch al weer te groot". De kreet dat een campinghouder het maar makkelijk heeft omdat hij alleen 's zomers zou moeten werken is veelgehoord. Ook heeft bij veel mensen de mening post gevat dat het beroep campinghouder een riant inkomen oplevert zonder dat daar noemenswaardige inspanningen tegenover staan. „Dat beeld klopt natuurlijk van geen kant. Het is wel zo dat je in deze branche een goed belegde boterham kunt verdienen, maar het komt je niet aangewaaid. Je moet constant je markt in de gaten houden. Kijken wat voor vragen en wensen er onder je gasten leven. En vergeet niet dat een goede infrastructuur voor een camping erg veel investeringen kost. Je bestrating, je beplanting. Het zijn allemaal dingen die veel onderhoud vergen. En veel geld kosten. Maar dat is iets dat de mensen vaak niet in de gaten hebben". Met de groei van de camping groeide ook de hoeveelheid papierwerk, noodzakelijk voor het adequaat administreren van de bezoekers. „Wat dat betreft ben je als campinghouder steeds meer een soort manager. En daar zijn de cursussen van de Recron ook op gericht", aldus Van der Graaf. Hij is zelf, voordat hij in het campingwezen stapte, werkzaam geweest op een accountantskantoor. Geen gekke achtergrond, de huidige eisen die aan een campinghouder gesteld worden in aanmerking genomen. Een kampeercentrum beheren is niet alleen schuiven met cijfertjes, maar die cijfertjes vormen wel een belangrijk onderdeel van het management. „Het is niet zo'n kunst om in het seizoen je camping vol te krijgen. Het is wel een kunst om tot een zo optimaal mogelijke bezetting te komen. Eigenlijk is een staanplaats pas rendabel als je die meer dan zestig dagen bezet krijgt". Van der Graaf stelt dat de economische recessie eind zeventiger jaren een kentering teweeg heeft gebracht, een kentering ten gunste van het vakantie houden in eigen land. „Vroeger bleef je alleen in Nederland in je vakantie als je geen vakantie naar het buitenland kon betalen. Nu is het heel gewoon als je dicht bij huis blijft. En het biedt natuurlijk ook een aantal belangrijke voordelen. Je zit bijvoorbeeld niet met taalproblemen. En Nederland is als vakantieland niet duurder dan andere vakantielanden en biedt eigenlijk enorm veel mogelijkheden. Het enige nadeel is dat je je gasten geen mooi weer kunt garanderen". Uit het verhaal van Van der Graaf blijkt dat de recreatie een bedrijfstak is die volop in beweging is. Ook volop in beweging moet zijn, want zeker hier geldt dat stilstand achteruitgang is. Wel moet men er volgens Van der Graaf voor waken dat de balans niet de andere kant uitslaat en dat er voorzieningen bij een camping komen waar in feite niemand op zit te wachten. „Het is mijn ervaring dat je het maar beter een beetje eenvoudig kunt houden. Wij zijn zelf een kampeercentrum met vier sterren en vier vlaggen. Dat vind ik net een aardige kwalificatie. Als je vijf sterren en vijf vlaggen hebt behoor je tot de topcampings. Maar dat houdt ook in dat je gasten absoluut niets door de vingers zien. Bij elk kleinigheidje trekt men dan aan de bel. 'Zijn jullie nou een vijfsterrencamping? En de wc zit verstopt! Dat soort dingen'. Aan de hand van .een voorbeeld geeft Van der Graaf aan dat je als campinghouder altijd een open oor moet hebben voor de wensen en klachten van de campinggasten. En dat je tegelijkertijd niet als een bok op een haverkist maatregelen moet nemen, maar de boel eerst eens rustig dient te overdenken. „Ik kreeg bijvoorbeeld op een gegeven moment de klacht dat het speelterreintje van de kinderen te ver van de standplaats van de ouders weg was. In eerste instantie hecht je niet zoveel waarde aan een dergelijke opmerking, maar als je erover na gaat denken zie je de logica ervan in. En dan kun je bijvoorbeeld beter over het hele terrein verspreid een aantal kleine speelplaatsjes maken dan dat je één groot speelterrein met allerlei prachtige attributen als glijbanen en draaimolens gaat maken. Je moet het gewoon niet overdrijven. En het voordeel van kleinere speelplaatsjes zonder al te veel poespas is dat je dat soort stukjes terrein bijvoorbeeld ook kunt gebruiken om met een groep te barbecuen of zoiets dergelijks". Van der Graaf stelt dat de Nederlandse recreant in eerste instantie let op orde en netheid op een camping. En op de voorzieningen en de inrichting van de staanplaatsen. „Sommigen vinden het prettig als ze een beetje beschut zitten in hun camping. Anderen vinden het bijvoorbeeld veel gezelliger als ze met een aantal anderen op een open veld staan". Nieuw op Ginsterveld is een overdekt en verwarmd zwembad, compleet met wildwaterbaan en aparte badjes voor de peuters en kleuters. Een forse investering. Van der Graaf: „Vroeger werd gesteld dat alleen een camping in het binnenland voor een zwembad in aanmerking zou kunnen komen. Maar daar is men van teruggekomen. Ik moet toegeven dat de aanleg van een zwembad erg veel kost en dat het ook je exploitatielasten flink de hoogte in jaagt. Maar ons publiek bestaat uit veel gezinnen met kinderen en voor hen is het heel aantrekkelijk om, zeker als het geen echt strandweer is, te gaan zwemmen op het terrein van de camping zelf. En je moet niet alleen mensen weten te trekken, maar je moet ook dingen verzinnen om ze op je camping te houden. Vergrijzing is een landelijk verschijnsel en zeker iets waar wij als campinghouders rekening mee moeten houden". Van der Graaf stelt dat je door de prijzen, inrichting van de staanplaatsen en de aanwezigheid van voorzieningen zelf al een beetje bepaalt welk publiek je naar je camping haalt. „En ik vind dat je ook wel een beetje mag selecteren, al moei je daar natuurlij^ wel heel voorzichtig in zijn. Maar aan de andere kant is het zo dat je ook de •belangen van de mensen aie op je camping zitten in de gaten moet houden. Naast een gezin met jonge kinderen kun je bijvoorbeeld geen grote groep jongeren neerzetten. Dat verdraagt elkaar gewoon niet omdat het levensritme totaal anders is. Kleine kinderen moeten vroeg naar bed en sommige jongeren beginnen 's nachts pas te leven. En aan de andere kant is het zo dat jongeren vaak uit willen slapen en dat dan niet kunnen omdat de kinderen in de tent ernaast al om zeven uur naast hun bed staan". Een campinghouder is volgens Van der Graaf naast een manager en coördinator vaak ook een luisterend oor voor de campinggasten. „Mensen komen niet alleen met vragen of klachten naar je kantoortje, maar ook met hun privéproblemen. Ze willen soms gewoon hun verhaal even kwijt. Ik heb het wel meegemaakt hoor dat een man elke avond kwam met hele verhalen over zijn scheiding. Natuurlijk kost je dat nogal wat tijd, maar ik vind wel dat je als campinghouder open moet staan voor die mensen. Dat hoort er ook gewoon bij. Het kan ook weieens voorkomen dat je bijvoorbeeld een sterfgeval op de camping hebt. dat is echt een heel nare toestand. Want dan moet je toch zorgen dat de familie geïnformeerd wordt en je moet de mensen opvangen. Daar zitten ook heel praktische dingen bij zoals bijvoorbeeld het uitlaten van een hond. Want dat gaat wel gewoon door". Publiciteit is voor een camping volgens Van der Graaf zeker een belangrijk iets. „Ik ben zelf voorstander van heel zakelijke informatie. Ik hou er niet zo van om in een folder de dingen mooier voor te spiegelen dan ze zijn", aldus Van der Graaf. Volgens hem loop je als ondernemer de kans om dan in de kuil te vallen die je in feite zelf gegraven hebt. „Want als je dingen gaat beloven die je niet waar kunt maken val je op een gegeven moment toch door de mand. En niemand zit te wachten op negatieve publiciteit. Een poosje geleden las ik in de krant een interview over de criminaliteit op Schouwen- Duiveland en een woordvoerder van de politie stelde in dat interview dat campinghouders vaak maar wat aan rommelen. Ik heb me daaraan gestoord, want dat is bezijden de waarheid. Campinghouders doen wel degelijk hun best om zoveel mogelijk te voorkomen dat er onaangename dingen gebeuren op een camping. Wij huren zelf bijvoorbeeld in het seizoen een bewakingsdienst in". „Kijk, je kunt een camping 's nachts nauurlijk niet hermetisch afsluiten maar je kunt wel een heleboel doen om te voorkomen dat er bijvoorbeeld 's nachts met auto's of brommers over het terrein gereden wordt. Bij ons is de slagboom die toegang geeft tot het terrein tussen 22.30 en 7.00 uur gesloten". Niet iedereen blijkt echter de keurig in een boekje gebundelde kampregels van Ginsterveld te' lezen en dat geeft nog wel eens aanleiding tot nachtelijke toeterpartijen. „Of ze gebruiken de intercom om te kennen te geven dat ze naar binnen willen met hun auto. Dan word je wel gillend wakker hoor, en ik moet bekennen dat ik dan niet altijd even vriendelijk ben", aldus Van der Graaf. Van der Graaf zegt niet ontevreden te zijn met het recreatiebeleid van de gemeente Westerschouwen. „Je hebt bijvoorbeeld het Verblijfsrecreatief Ontwikkelings Plan (VOP) en daar staan een aantal zeer zinnige dingen in. Natuurlijk kan men niet alle wensen van de recreatie ondernemers inwilligen en ik denk ook dat de gemeente de groei zo goed mogelijk in de gaten moet houden. Je moet uitkijken voor wildgroei in de recreatie. Een geregelde groei is veel beter. Als recreatie-ondernemer moet je ook steeds met je tijd meegaan. Wij zijn bijvoorbeeld ook één van de acht campings die meedoen met de promotie-videofilm over Schouwen- Duiveland. Ik vind dat ook een zeer aansprekend verhaal. Zo kun je heel makkelijk zien wat er op Schouwen-Duiveland te koop is. De toekomst? Ik ben niet pessimistisch, maar ik weet wel dat je als recreatie-ondernemer heel alert moet zijn". Tekst: Piet Kleemans Foto: Johan Junior

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1988 | | pagina 7