Een levenswerk
ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Donderdag 28 april 1988 Nr. 24327
5
ZIERIKZEE - Dr. L. de
Jong (74) is klaar met zijn
levenswerk: Het Konink
rijk der Nederlanden in de
Fweede Wereldoorlog'. Epi-
oog (twaalfde en laatste
leel), tegenhanger van
Voorspel (eerste deel), is
tit. Er komt nog een der
vende deel, maar dat bevat
!n verantwoording, wijzi
ngen en een register. De
ing in zijn voorwoord:
JHet „Koninkrijk" is nu
>t 26 boeken uitgegroeid.
Ve!k een zegen dat ik dat
niet heb voorzien. De moed
sou me in de schoenen zijn
{eschonken. Het klinkt
ivellicht absurd, maar het
s een feit: ik heb mij be-
erkt. Er komt in al die 26
oeken misschien geen pa-
agraaf voor, maar zeker
een hoofdstuk, waar men
niet als vrucht van nader
onderzoek een apart boek
van zou kunnen maken".
De historicus is „dankbaar
en opgelucht", maar heeft
ook „spijt, diepe spijt, dat
het werk af is. Want in de
vele jaren waarin ik mij er
aan mocht geven was ik
een bevoorrecht mens".
Epiloog gaat over de eerste jaren na
de oorlog, een volgens De Jong veelal
vergeten periode die nu „grauw en
van betekenis verstoken lijkt". Deel
twaalf bestaat uit twee banden en als
het ware ook uit twee delen. Het eer
ste deel loopt met een hoofdstuk in de
tweede band door. Het speelt zich af
in Nederland en gaat over het herstel
van de parlementaire democratie, de
economische wederopbouw, de zuive
ring, de bijzondere rechtspleging en
(in de tweede band) het rechtsherstel.
Het leeuwedeel van de tweede band
is gewijd aan ,,de worsteling met de
republiek Indonesië". Volgens De
Jong is voor ons land de „volledige
ontvoogding van Nederlands grootste
overzeese gebiedsdeel wellicht het
belangrijkste gevolg" van de Tweede
Wereldoorlog. De uitroeping op 17
augustus 1945 van de Republiek Indo
nesië hangt namelijk, onder veel
meer, samen met Nederlands door de
Tweede Wereldoorlog geaccentueerde
zwakheid. En Nederland werd door
het verliezen van Nederlands-Indië
van een grote tot een kleine natie.
.Nederland werd op Europa en het
Atlantische deel van de wereld terug
geworpen. Het poogde in de eerste ja
ren na de bevrijding de oude zelfstan-
digheidspolitiek voort te zetten,
maar die politiek werd door de drei
ging welke van de Sovjet-Unie uit
ging opgeheven. Dat betekende een
breuk met het verleden", aldus De
Jong.
De Tweede Wereldoorlog betekende
voor Nederland volgens De Jong ver
der alleen een breuk in de geschiede
nis van het Jodendom. ,,In alle ande
re opzichten mag men de gevolgen
van de Tweede Wereldoorlog voor Ne
derland niet als een breuk aandui
den".
Hoofdstuk I heet „Anno 1985". De
Jong schetst daarin, in hoofdlijnen,
de ontwikkeling van Nederland tot
enige jaren geleden op diverse gebie
den, zoals het sociaal-economische en
het politieke. Dit gebeurt tegen de
achtergrond van de evenzeer verande
rende wereld.
Aandacht is er in dit hoofdstuk on
der meer voor de herinneringen in
ons land aan de oorlog. De eerste
tien, vijftien jaar na de bevrijding
werd er zo min mogelijk aan die vijf
donkere jaren teruggedacht, schrijft
De Jong. Strafzaken tegen oorlogs
misdadigers trokken natuurlijk be
langstelling, maar daarna gingen de
Nederlanders weer over tot de orde
van de dag. De materiële tekorten, de
strijd in Indië en de angst voor een
derde wereldoorlog slokten de aan
dacht goeddeels op. Dat er weinig be
langstelling voor de Tweede Wereld
oorlog was, bleek onder meer uit de
weigering van de uitgeverijen Meu-
lenhoff, de Bezige Bij en Querido om
Dr. L. de Jong klaar met geschiedschrijving Tweede Wereldoorlog
het dagboek van Anne Frank uit te
geven. Contact deed het wel, maar
was acht jaar bezig om 1.500 exempla
ren kwijt te raken.
In de jaren zestig kwam er een wij
ziging in die houding, mede door de
berechting van Eichmann, de organi
sator van de Endlösung. De media
schonken er bijzonder veel aandacht
aan en de vragen kwamen op: hoe
had het kunnen gebeuren en waren
de juisten ter verantwoording geroe
pen en de juisten erkend? In de twee
de helft van de jaren zestig begon de
jongere generatie kritische kantteke
ningen te plaatsen, de aandacht die
de illegaliteit inmiddels had gekre
gen werd overtrokken geacht. Er
werd zelfs gepleit voor rehabilitatie
van F. Weinreb, een Jood die andere
Joden had opgelicht met emigratie
beloften en die illegale werkers had
verraden. Hij had echter ook Joden
geholpen onder te duiken.
De versterkte aandacht bleef en in
1971 kwam er een nieuwe wet tegen
de verjaring van oorlogsmisdaden en
misdaden tegen de menselijkheid.
Een jaar later, toen de toenmalige mi
nister van justitie voorstelde de
„Drie van Breda" vrij te laten, kwam
er pas aandacht voor de psychische
nood van de ouderen, schrijft De
Jong. Nog een jaar later kwam de wet
op de uitkeringen voor vervol
gingsslachtoffers. In 1985 waren er
33.000 aanvragen ingewilligd (het
ging hier voor tweederde om slachtof
fers van de Japanners). Intussen was
er veel beroering geweest om de za
ken Menten, Aantjes en Luns (die
even lid van de NSB was geweest).
De vier miljoen die de oorlog be
wust meemaakten en in 1985 nog leef
den, hebben hun ervaringen slechts
in geringe mate overgedragen in ge
zin en onderwijs, aldus De Jong. Bij
de overdracht door de media Stonden
alleen de ervaringen van de „ge
schonden groepen" centraal: degenen
die zwaar hadden geleden en waren
blijven lijden. Voor de wat minder
schokkende ervaringen van het over
grote deel der Nederlanders was veel
minder belangstelling.
„De vernieuwing mislukt". Zo heet
hoofdstuk II. Volgens de eerste na
oorlogse premier, Schermerhom,
hield die vernieuwing in „het schep
pen van nieuwe vormen waarin de
wezenlijke geestelijke waarden die
ons volksleven door de eeuwen heen
hébben gedragen en beheerst, tot
nieuwe uitdrukking en, als het kan,
tot nieuwe heerlijkheid zullen ko
men". De vernieuwing bleek een
droom, aldus De Jong. Niet in geeste
lijke, maar louter in materiële zin
ontstond er een nieuw vaderland. En
ook dat laatste liep niet van een leien
dakje. Schaarste, woningnood en lage
lonen (veel arbeiders kwamen zo
zwaar in de problemen dat ze tot sta
kingen besloten) beheersten nog lang
het leven van velen. Het moeizame
opkrabbelen in materieel opzicht
staat uitvoerig beschreven in hoofd
stuk III: Wederopbouw.
Teneur
Uit hoofdstuk II komt een teneur
over van teleurstelling in elkaar. De
verwachte eendrachtigheid tussen de
Nederlanders bleef pit. Binnen enige
maanden na de bevrijding waren er
al negen politieke pairtijen.
Met name de ontheemden en de ille
gale werkers raakten meteen al ge
frustreerd. Ze kregen geen begrip en
nauwelijks erkenning.
De geëvacueerden, de hongervluch
telingen, de krijgsgevangenen en an
deren vormden samen de groep van
1.900.000 ontheemden, een vijfde van
de bevolking. De regering in Londen
had al in 1943 een repatriëringsdienst
op stapel gezet. Die had na de bevrij
ding betere prestaties kunnen leveren
als ze toen had samengewerkt met
het militaire gezag (MG), de tijdelijke
bestuursvorm die in Londen was uit
gedacht om samen met de geallieer
den leiding te geven aan het bevrijde
Nederland, en het geallieerde hoofd
kwartier, de Supreme Headquarters
Allied Expeditionary Forcee
(SHAEF).
Dan had ze beter vervoer gehad en
ook naar het overwonnen Duitsland
gemogen om daar ontheemden op te
halen. Nu moesten de Nederlanders
in bijvoorbeeld Dachau aanzien hoe
hun Franse en Belgische lotgenoten
veel eerder werden opgehaald. Toch
deed de repatriëringsdienst volgens
De Jong veel goed werk: in Frankrijk
en België vooral, samen met de in
stanties daar, en ook in andere lan-
dèn.
bruikt. Volgens De Jong is er geen en
kel gegeven waaruit blijkt wie de op
drachtgevers zijn.
Het deel van Epiloog over de Ne
derlandse beslommeringen eindigt
met het hoofdstuk Rechtsherstel. De
Jong heeft een paar punten van kri
tiek. Hij beschouwt het onder meer
als onrechtmatig en kwetsend dat de
Duits-Joodse vluchtelingen, voorzo
ver zij op 1 november 1941 hun Duitse
nationaliteit hadden verloren, in het
kader van het rechtsherstel be
schouwd en behandeld zijn als Duit
sers, als „vijanden". „Wij nemen aan
dat de meesten er in slaagden een no
en emy-verklaring te krijgen, maar
als zulk een verklaring vijf jaar op
zich had laten wachten, waren zij, als
ze minder dan 100.000 gulden hadden
nezen en eveneens op actie gebrande
Nederlandse vrijwilligers.
De Tris en de verzetsgroepen had
den in elke kampong helpers. Wester
ling wilde een beeld krijgen van die
hulp en zette de contra-terreur in.
Vier keer deed hij op dezelfde wijze
een kampong aan. Een getuige over
de vierde keer: „Hij gaf een van de
aanwezigen bevel aan te wijzen wie
de opstandelingen waren. De man zei
dat hij dat niet wist. Westerling zei
hem dat hij doodgeschoten zou wor
den, als hij dat volhield. Hij begon
ook tien personen aan te wijzen die
daarom ook doodgeschoten zouden
worden de man wees uit angst
de eerste de beste personen aan, die
allen werden doodgeschoten. Onge-
Op het havenhoofd bij Zierikzee hielden de Duitsers voortdurend de wacht om 'misbruik' te voorkomen. Een van de
soldaten tuurt met de verrekijker over de Oosterschelde. Het huisje op de achtergrond is in het begin van de oorlog
gesloopt.
De oorspronkelijki luidklok uit de toren van Nieuwerkerk. nadat deze op
last van de Duitsebezetters uit de toren was gehaald om verscheept te wor
den naar DuitslandBij de klok staat Kees Flikweert Jz.. Kees van Nieuw en-
huizen. D. Heijbder en Rien Kik.
De opvang van de zieke en verzwak
te thuiskomers geschiedde in quaran
taine-inrichtingen, noodhospitalen
en noodsanatoria. „Het zou verre de
voorkeur hebben verdiend indien
men hen in eerste instantie bij gezin
nen had ondergebracht. Maar velen
kwamen nu opnieuw in massaverblij-
ven terecht waar ze op strozakken
sliepen en opnieuw voor eten in de rij
stonden", aldus De Jong. Volgens
hem hebben de autoriteiten zich in
materieel opzicht grote moeite ge
troost, maar van de psychische op
vang deugde er niet veel. De ont
vangst werd vaak meer gekenmerkt
door ambtelijke punctualiteit dan
door hartelijkheid. De Jong begrijpt
het wel: inleving was moeilijk, eigen
ervaringen waren ook schokkend en
nooit eerder waren er zo grote groe
pen „als het ware uit het rijk van de
dood teruggekeerd". Generaliseren is
niet op zijn plaats, zo schrijft de
historicus, maar de Fransen bijvoor
beeld verzorgden de opvang stukken
beter.
Er zijn ongeveer 14.000 Nederlan
ders door de bijzondere gerechtsho
ven veroordeeld en bijna 50.000 door
de tribunalen, meldt De Jong. De ge
rechtshoven hebben nauwelijks meer
dan 200 Duitsers veroordeeld. Het
ging om mensen van de Wehrmacht
en de SD. Andere Duitsers bleven
buiten schot door feitelijke en juridi
sche problemen. Van 2.000 Duitsers
kwam vast te staan dat ze wel voor
berechting in aanmerking kwamen,
van 1.000 werd om de uitlevering ver
zocht. Ook dit stuitte meestal op juri
dische lacunes en formele onmoge
lijkheden. Maar „men had dunkt ons
op de uitlevering kunnen aandringen
van hogere Duitse burgerlijke autori
teiten, die bij de voorbereiding en de
uitlevering van Jodenvervolgingen
betrokken waren geweest", aldus De
Jong. Verder zijn er volgens hem te
weinig doodvonnissen gewezen tegen
„moordenaars" en „Jodenjagers".
De Jong gaat ook in op het gratie
beleid. Dat heeft, met betrekking tot
de doodstraf, veler rechtsgevoel ge
kwetst. „Bovendien heeft, zoals later
bleek, de gratieverklaring aan La-
ges, Fischer, Aus der Funten en Ko-
talla een zware hypotheek gelegd op
de Nederlandse samenleving. Waren
dezen geëxecuteerd, dan zou het pro
bleem van de vier, later de drie en
sinds 1977 de twee van Breda niet
hebben bestaan", merkt de histori
cus op. In hetzelfde hoofdstuk komt
De Jong terug op Chris Lindemans
(King Kong), die mededelingen had
gedaan waardoor 267 illegale wer
kers waren gearresteerd en die Mont
gomery's aanvalsplan „Market-gar
den" heeft verraden. In '55 werd
overigens duidelijk dat zijn verraad
niet de oorzaak van het mislukken
daarvan is geweest.
De dood van Lindemans, in juli '46
in de gevangenis, was twee jaar gele
den, dank zij activiteiten van het
Haarlems Dagblad, weer hot news.
De krant eiste en kreeg documenten
en het stoffelijk overschot van King
Kong werd opgegraven voor nader
onderzoek. In deel 10A (1980) schreef
De Jong dat Lindemans zelfmoord
pleegde met luminal, maar dat heeft
hij in deel 12 gecorrigeerd. „Men kan
hier moeilijk een andere conclusie
aan verbinden dan dat gepoogd is
zijn overlijden te verhaasten". Hoe
wel er een maagpomp aanwezig was,
werd die ook niet voor Lindemans ge
bezeten, inmiddels 10 procent van
hun vermogen in de vorm van be-
heersloon kwijtgeraakt".
Het, op een nabeschouwing op de
hele oorlog na, laatste hoofdstuk van
deel twaalf gaat over de complexe,
vier jaar lange strijd om de onafhan
kelijkheid van Indonesië. Een strijd
waarin Nederland ondanks of juist
door overeenkomsten nog zoveel mo
gelijk vingers in de pap trachtte te
houden en haar gezag in de uiterst ru
moerig geworden archipel met - on
der internationale druk beëindigde -
politionele acties wilde herstellen.
Een strijd ook waarin de republikei-
nën ondanks de overeenkomsten
'maar een doel voor ogen hadden: de
volledige onafhankelijkheid, die ook
werkelijkheid werd.
Deining
Hoofdstuk II gaf al deining voor
het af was. De Jong legde het concept
in '87 voor aan deskundigen. Een er-
van verspreidde kopieën van de para
graaf over de wandaden van republi
keinen aan de ene en van Nederland
se militairen aan de andere kant. Veel
oud-militairen raakten gekwetst. Tij
dens die commotie overleed een van
de hoofdfiguren: de omstreden R.
Westerling. Het ging echter om een
concept. In een noot bij de „excessen"
genoemde paragraaf zegt De Jong dat
hij later heeft ontdekt dat hij bijvoor
beeld meer moest schrijven over de
achtergrond waartegen de excessen
met de verhoudingen in Nederland
tijdens de Duitse bezetting en in In
dië tijdens de Japanse bezetting en
dat wat er aan excessen is gepleegd
een uitvloeisel is van beslissingen op
hoog politiek niveau.
Het revolutionaire geweld was een
wezenlijk deel van de werkelijkheid
waarin Nederland tot actie overing,
zegt De Jong. Dat geweld werd ge
bruikt door eenheden van het repu
blikeinse leger en daarnaast ontstane
verzetsgroepen, Pemoeda's („vaak
niet meer dan roversbenden") en gu
errilla's. De cijfers over hun slachtof
fers (gemaakt omdat ze niet pro-repu
bliek waren of leken) zijn erg onvolle
dig maar doen vrezen dat het er al
leen al op Java tienduizenden waren
en op Sumatra ook.
Ook op Celebes begonnen, in '46,
Pemoeda's en verzetsgroepen met on
geremd geweld op te treden. KNIL-
militairen die door de Pemoeda's ver
wanten hadden verloren, pakten ar
restanten uit die groepen hard aan:
vaak werden ze met elektriciteit ge
marteld. KNIL-militairen schoten er
ook achttien dood in een geënsceneer
de vluchtpoging. Later dat jaar werd
met tot officier opgeleide Indonesiërs
het „leger van de republiek Celebes"
opgericht, de Tris. De acties tegen Ne
derland werden uitgebreid, hulp aan
Nederland werd vaak met moord be
straft. KNIL-militairen gingen „in
strijd met de orders" Indonesiërs die
zij van hulp aan het verzet verdach
ten zonder vorm van proces dood
schieten. Besloten werd, door het Ne
derlandse gezag, op Zuid-Celebes de
staat van oorlog af te kondigen en een
speciale eenheid in te zetten die de
terreur moest breken: het depot spe
ciale troepen onder commandant R.
Westerling. Deze nam in zijn tot het
KNIL behorende depot op: graag aan
harde acties deelnemende Ambonne-
zen (veel Ambonnezen hadden van
Pemoeda's te lijden gehad), Mcnadon-
veer tien in getal. Dit herhaalde zich
drie keer, zodat er ongeveer dertig
mensen gedood werden. Hierna
moest een geestelijke van de kam
pong een gebed opzeggen en Wester
ling bedanken".
De bloedbaden hadden effect. Ve
len hielpen de Tris en de verzetsgroe
pen niet meer. Een aantal Nederland
se autoriteiten concludeerde dat de
contra-terreur moest worden voortge
zet, maar alleen door Westerling. Het
groepje dacht nog. steeds 'dat hij
séfcierp onderscheid tussen schuldigen
en onschuldigen kon maken. De pro
cureur-generaal zei in een telegram
de contra-terreur te beschouwen als
een „in noodrecht gegronde militaire
actie". Nergens stond dat alleen
Westerling dat noodrecht, een nieuwe
term, mocht toepassen. De gevolgen
bleven niet uit, aan de term „noo-
dreqht" werd straffeloosheid ont
leend. Naast Westerling, die zijn ac
ties voortzette, gingen (onderofficie
ren en politie tot contra-terreur over.
Er werd gemoord, geplunderd en
brand gesticht. Een onder-luitenant
van Westerlings eenheid liet schieten
in een door hem „onderzochte" kam
pong: 364 doden. In februari '47 be
sloot opperbevelhebber generaal
Spoor dat contra-terreur niet meer
mocht. Of de hoge autoriteiten toen
wisten dat de zaak op Celebes uit de
hand was gelopen, heeft De Jong niet
kunnen achterhalen.
Nederlandse militairen hebben tus
sen juli '46 en juli '47 op Zuid-Celebes
3.144 Indonesiërs gedood, de politie
136 en de speciale kampong-politie
576. Van die 3.144 zijn er 1.533 gedood
door het depot: 388 onder leiding van
Westerling en 1.055 door de niet met
naam genoemde onder-luitenant. De
overigen, meer dus, zijn gedood door
andere KNIL-eenheden. De guerril
la's, verzetsgroepen en Tris-eenheden
doodden 1.200 mensen. Toen Wester
ling in 1947 van Celebes vertrok had
hij een bijzondere tevredenheidsbe
tuiging op zak: zijn kolonel was blij
dat er, zijns inziens, geen chaos was
ontstaan.
Contra-terreur
Celebes was de enige plek waar de
staat van oorlog was afgekondigd en
waar een Nederlandse eenheid van de
autoriteiten de formele bevoegdheid
kreeg om contra-terreur uit te oefe
nen. Op Java echter kwamen zuive
ringsacties voor die daar dicht tegen
aan lagen, aldus De Jong, en excessen
met zich meebrachten. Krijgsgevan
genen die zich als zodanig kenbaar
hadden gemaakt werden gedood en
ook zomaar Indonesische burgers. In
'47 en '48 werd Westerlings inmiddels
tot korps speciale troepen omgedoop
te eenheid ook voor die zuiveringen
op Java ingezet, maar de comman
dant mocht hier niet meer volgens ei
gen inzicht werken. Na een klacht
over het doodschieten door zijn korps
van krijgsgevangenen en executies
langs de weg zei Westerling, die niets
ontkende: „De opdrachten van hoge
re commandanten zijn meestal: alles
neerleggen. Als er moeilijkheden van
komen, wordt er meestal gezegd: ik
heb het niet zo bedoeld". Voor Spoor
stond vast dat het korps „misdrij
ven" had begaan en dat Westerling
moest worden vervangen. Dat ge
beurde.
Er volgden nog twee commandan
ten en het korps werd regiment. Ex
cessen bleven voorkomen. De Jong
noemt nog een aantal voorbeelden.
Overal waar het Nederlandse gezag
dreigde in te storten paste het regi
ment contra-terreur toe. Toch mag het
depot/korps/regiment niet als enige
in verband met excessen worden ge
bracht, schrijft De Jong. Op Celebes
immers werden nog meer slachtoffers
gemaakt door andere KNIL-eenhe-
den. Het revolutionaire geweld had
in '49 nog tot gevolg dat er speciale
task-forces" aan de KNIL-eenheden
werden toegevoegd, kleine kopieën
van het depot in feite. Van door deze
„Forces" bedreven excessen is weinig
bekend, maar zeker is dat eind '49 in
twee kampongs in Soekaboemi 116
mensen (oude mensen en jongeren)
werden gedood omdat ze geen halt
hielden. En toen een fouragewagen
werd beschoten en drie inzittenden
sneuvelden, moesten eenentwintig
Indonesische gevangenen dat met
hun leven bekopen: een represaille
maatregel.
Represailles waren echter geen sy
steem. Excessen deden zich verder
nog voor bij verhoren door de inlich
tingen- en veiligheidstroepen van
mensen die mogelijk iets wisten over
de zo moeilijk te vinden guerilla's.
Doordat deze troepen in kleine sectie
waren ingedeeld konden ze gemak
kelijk hun beleid bepalen. Een getui
ge: „De verhoren begonnen meestal
vriendelijk. Pas na het dichtklappen
van de gevangene begon de Indonesi
sche hulp met een knuppeltje te
slaan en werden bedreigingen geuit
en stompen toegediend. Dan kwam
de stroom-inductor voor de dag, eerst
bevestigd aan vingers en tenen. Het
werkelijke third degree-verhoor be
gon pas als de gevangene uitgeput
raakte. Men bracht de stroomdraden
dan over naar de genitaliën. Sommi
ge verhoorden verloren dan het be
wustzijn. Bij de elektro-tortuur
raakte de verhoorde vaak urine of
ontlasting kwijt, wat achter zijn rug
tot onderdrukt gelach leidde". Soms
werden gevangenen zo mishandeld,
dat - gegeven Spoors verbod om te
martelen - het soms handiger werd
gevonden om ze te liquideren.
Cijfers over slachtoffers van de re
publikeinen aan de ene en van de Ne
derlanders aan de andere kant zijn er,
behalve de reeds genoemde betreffen
de Celebes, niet. De Jong onder
schrijft echter de zienswijze dat Ne
derland toch minder hard is
opgetreden dari andere landen in
soortgelijke conflicten.
In politiek Den Haag zijn de exces
sen, ondanks hardnekkige pogingen
van sommigen om dat te voorkomen,
uiteindelijk in de doofpot gegaan.
Kamervragen werden amper beant
woord. In 1954 is nog eens voorge
steld Westerling te vervolgen, wat
werd afgewezen. De Jong: „Wij ne
men aan dat de ministers zich ervan
bewust waren dat, als het tot een pro
ces kwam, blijken zou dat de ambte
lijke en militaire top in Batavia en
Makassar ten nauwste bij de contra-
terreur betrokken waren. Westerling
en de zijnen waren niet meer dan een
werktuig".
De krijgsraden hebben maar 42 mili
tairen wegens deelname aan excessen
veroordeeld. Daaronder was geen en
kele „hogere commandant" van wie
„alles" moest worden „neergelegd".
Daarvan is er niet eens een vervolgd.
De Duitse wacht op de omloop bovenop de Dikke Toren. Vandaar had men
een uitstekend gezichtsveld over de omgeving van Zierikzee