'Algemeen beeld van asielzoeker is niet of nauwelijks te geven' 16 ZIERIKZEE - „Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Een ieder heeft recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon. Iedereen heeft het recht op vrijheid van gedachten, geweten en godsdienst alsmede de vrijheid om die overtuiging of godsdienst zowel in het privéleven als in het openbaar te belijden. Ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting". De menselijke geest blijkt tot het bedenken van nobele gedachten in staat te zijn. Op papier althans, getuige dit fragment uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948). Helaas is er van die nobele trekjes in de dagelijkse werkelijkheid weinig terug te vinden. Anno 1987 worden in tal van landen nog steeds mensen op grond van hun politieke of godsdienstige overtuiging gearresteerd en achter de tralies gezet en nog steeds zijn in een honderdtal landen de schemerige folterkamers volop in gebruik en nemen mensen uit angst voor de willekeur en onderdrukking in hun land de benen. Keren ze hun vertrouwde omgeving de rug toe om een onzekere toekomst tegemoet te gaan in een ver vreemd land, Nederland bij voorbeeld. Hoe klein Nederland ook moge zijn, zijn reputatie als gastvrij land voor hen die vervolgd en gemarteld zijn is over de gehele wereld bekend. Een chansonnier als Daniel Guichard bezong die humane inslag van de Nederlanders die hun hart openstellen voor hen die geleden hebben in zijn chanson Les gens du Nord. Wat dat betreft kunnen de Lage Landen dan ook terugzien op een lange traditie. De Joden in Portugal die aan het einde der Middeleeuwen weinig goeds te verwachten hadden vonden een gastvrij onthaal in Amsterdam. Namen als Lopes en Dias die in de telefoongids van Amsterdam voorkomen, herinneren nog aan die tijd. Ook de Franse Hugenoten die uit angst voor een herhaling van de Bartholomeusnacht in 1572 naar de Nederlanden vluchtten werden hier gastvrij opgenomen. Kortom Nederland maakte meer dan eens duidelijk waarin een klein land groot kan zijn. Leeft die traditie nog steeds in de Nederlandse volksaard voort of heeft deze door de economische ontwikkelingen van de afgelopen jaren aan kracht ingeboet? Een vraag die niet met een simpel ja of nee te beantwoorden is. Daarvoor is de problematiek van de asielzoeker die bij de Nederlandse overheid aanklopt met het Verzoek hem de vluchtelingenstatus toe te kennen veel te complex. Dat blijkt wel uit een gesprek met de heren J. A. Gort worst en A. M. van Hoepen, respectievelijk directeur en adjunct-directeur van het Centrale Opvang Centrum voor asielzoekers dat sinds begin november ondergebracht is in het voormalige Bergzicht ziekenhuis in Goes. Op dit moment een nog wat steriel aandoende omgeving voor de zeventig mannen en vrouwen die daar tijdelijk zijn ondergebracht, in afwachting van een verblijfplaats in de gemeenten die deelnemen aan de Regeling Opvang Asielzoekers. Een regeling die met ingang van 1 november in werking is getreden en die de Nederlandse gemoederen aardig heeft beziggehouden. Hoe humanitair de gemiddelde Nederlander zich ook moge voordoen bij grote inzamelingsacties voor de hongerende en lijdende medemens, de komst van een aantal asielzoekers werd niet door iedereen op prijs gesteld. Natuurlijk, die asielzoekers moesten ergens een (tijdelijk) dak boven het hoofd hebben, maar liever niet naast de deur. Redelijke en minder redelijke argumenten werden aangevoerd om de standpunten kracht bij te zetten. Dat het de gemoederen behoorlijk bezighield bleek toen de gemeente Goes, waar een opvangcentrum voor" 275 asielzoekers was gepland, zich genoodzaakt zag een speciale voorlichtingsavond rond dit centrum te beleggen. Zelden was er zoveel belangstelling voor een activiteit van de gemeente. Het gaat te ver om te stellen dat de hedendaagse Nederlander niet meer die bereidheid op kan brengen om zijn vervolgde medemens eens gastvrij binnen te halen. Legio Nederlanders tonen nog steeds hun medeleven met die mensen, die uit lijfsbehoud hun schepen achter zich hebben verbrand. Het valt echter niet te ontkennen dat sommigen een vraagteken plaatsen achter de vreemdelingen die hier asiel vragen. Wat dat betreft heeft de kwestie in '85 rond de Tbmils het ontstaan van vooroordelen over de asielzoeker bevorderd. Geluiden als ze komen allemaal hier naar toe omdat je hier zo een uitkering en een comfortabel ingericht huis krijgt zijn niet langer alleen aan de borreltafel te horen. Dat Nederland niet dat suikerzoete uitkeringsparadijs is, blijkt wel uit de uiteenzetting van directeur Gortworst, die voorheen drie jaar lang als coördinator van de pastorale werkgroep in Amsterdam nauw betrokken was bij de opvang van de Thmils. „Lange tijd was het zo dat de gemeenten verantwoordelijk waren voor de opvang van de asielzoeker. Wie zich hier bij de Vreemdelingenpolitie meldde en te kennen gaf geen middelen van bestaan te hebben werd doorverwezen naar de sociale dienst waar zijn bijstandsuitkering werd geregeld". Een paar jaar terug nam het aantal asielzoekers, met de komst van de Tamils dusdanig toe dat de grote steden, waar de meesten zich meldden onder de financiële lasten dreigden te bezwijken. De gemeente neemt tien procent van een bijstandsuitkering voor zijn rekening. Om die gemeenten tegemoet te komen werd in allerijl een overgangsregeling uitgedokterd. Die kwam erop neer dat de Tamils kost en inwoning in een pension zouden krijgen plus daarbij een zakgeld van twintig gulden per week. Nog voordat de eerste protesten tegen deze opvang in pensions hoorbaar werden, was de overheid begonnen met het opstellen van de Regeling Opvang Asielzoekers, die met ingang van 1 november in werking is getreden. In het kort komt deze erop neer dat een asielzoeker geen aanspraak meer kan maken op een bijstandsuitkering en dat deze zich niet vrij in den lande mag vestigen, omdat dit in negen van de tien gevallen een van de grote steden is en dit indruist tegen de wens van het ministerie van welzijn, volksgezondheid en cultuur om de asielzoekers te spreiden. Hiervoor zijn de gemeenten gevraagd om een bijdrage te leveren en enkele asielzoekers (één asielzoeker per duizend inwoners eventueel als dat nodig mocht zijn uitlopend tot twee per duizend op te nemen). Op grond van deze regeling zullen er komend jaar zo'n dertig tot tweeëndertig asielzoekers naar Schouwen- Duiveland komen. Niet elke asielzoeker die Nederland binnenkomt komt echter gelijk in een rijtjeshuis in een van de ROA- gemeenten terecht. Het kan zijn dat de gemeente waar hij zich bij de vreemdelingenpolitie meldt geen plaats voor hem heeft. In zo'n geval wordt de nieuwkomer doorverwezen naar een centraal opvangcentrum, zoals in het voormalige Bergzicht ziekenhuis, waar sinds 1 november zeventig buitenlanders wachten totdat ze te horen krijgen dat er ergens in Nederland een plaatsje voor hen vrij is. „Die mensen komen hier zelf en niet met een luxe touringcar zoals velen dachten en denken. Wie vanuit een ver land een ticket naar Holland kan betalen wordt gedacht die paar tientjes voor een treinkaartje naar Goes ook wel te kunnen bekostigen" stelt Van Hoepen vast. 't Gebeurt ook weieens dat iemand door wvc wordt aangemeld maar dat deze niet op komt dagen. „Soms gaat hij naar vrienden of duikt hij tijdelijk onder of is het voor hem een grote tegenvaller dat hij zich hier niet vrij kan vestigen" verklaart Gortworst. Een groot aantal meldt zich echter wel bij de achter glas gezeten portier in Bergzicht. Een week nadat dit tijdelijke opvangcentrum zijn deuren had geopend waren alle beschikbare plaatsen, zo'n zeventig in totaal, bezet. Vanaf mei '88 wanneer 'de verbouwing naar verwacht is voltooid kan het centrum onderdak bieden aan 275 mensen met 22 verschillende nationaliteiten en zal het er ook wat minder kil uit komen te zien. De bewoners kunnen dan gebruik maken van een sportterrein waarvoor de werkzaamheden momenteel volop aan de gang zijn. „Wanneer de verbouwing in mei is voltooid, ligt alles binnen handbereik" stelt Van Hoepen tevreden vast. Wat niet binnen handbereik ligt is de felbegeerde vluchtelingenstatus. Wanneer de asielzoeker zijn eerste stap in het opvangcentrum in de Reigerstraat heeft gezet en door de vertegenwoordigers van justitie die een eigen afdeling in het centrum hebben zijn verhoord breekt de tijd aan waarin de asielzoeker af moet wachten of het ministerie van justitie hem als een vluchteling beschouwt. Een spannende tijd, want op grond van een van de artikelen van het Vluchtelingenverdrag van Genève uit 1951 geldt de status van vluchteling voor hem of haar die om politieke redenen vervolgd is. „Op grond daarvan worden heel wat verzoeken niet gehonoreerd, omdat een aantal het niet zover laat komen" legt Gortworst uit. De door deze en gene zonder enige schaamte verkondigde mening dat Nederland een soort zoete inval is voor allerlei „volk" dat hier wil komen potverteren kan dan ook niet met cijfers worden bewezen. Van het aantal asielzoekers dat zich hier meldt wordt gemiddeld een derde uitgewezen. Een asielzoeker die volgens justitie niet in aanmerking komt voor de status van vluchteling kan hiertegen nog in hoger beroep gaan. De gehele procedure kan zich een jaar of vier voortslepen en in die tussentijd verkeert de asielzoeker in onzekerheid hoe vrouwe justitia over hem denkt. Die onzekere toekomst in den vreemde weerhoudt de asielzoeker niet om zijn land de rug toe te keren. De Iraniër die elke nacht vreest van zijn bed te worden gelicht, de Koerd die van de Turkse regering weinig heil heeft te verwachten, de Pool, de Ghanees en Zaïrees wier kritische uitlatingen in geweld worden gesmoord, voor hen rest weinig keus: asielzoeken elders in de hoop als vluchteling te worden erkend. Dat geldt ook voor de man uit Bangladesh, de Pakistaan en de Indiër. Wat dat betreft is het in het opvangcentrum in Goes dan ook een zeer gemêleerd gezelschap van hoofdzakelijk Afrikanen en Aziaten en een enkele Europeaan. Het is volgens Gortworst dan ook moeilijk om een beeld van de asielzoeker te geven. „Je zou kunnen zeggen dat het in het algemeen mannen tussen de 20 en 35 jaar zijn met een middelbare opleiding die op een gegeven moment tot de slotsom zijn gekomen dat de situatie waarin ze terecht waren gekomen niet meer te verdragen was". De vrees die bij sommigen leeft dat die uiteenlopende culturen op een paar vierkante meter vroeg of laat spanningen op moest roepen is tot nu toe niet reëel geweest. „Met die spanningen is het tot dusverre meegevallen. Het gebouw is hier groot genoeg om iemand te ontlopen" verklaren Gortworst en Van Hoepen. Bovendien leidt iedere asielzoeker een beetje zijn eigen leven, in die zin dat hij gezien datgene wat hij in zijn vaderland heeft meegemaakt erg individualistisch is ingesteld. „Hij heeft in zijn eentje moeten knokken om naar Nederland te gaan. De stap naar de collectiviteit is voor sommigen dan ook te groot" aldus Van Hoepen. Directc7ir J. A. Gortworst (l) en adjunct-directeur A. Af. van Hoepen (r) van het centrale opvangcentrum voor asielzoekers in Goes.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1987 | | pagina 16