Zierikzee.centrumstad tl ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Donderd Hg 22 oktober 1987 Nr. 24222 5 ZIERIKZEE - „Komt men de haven binnenvaren, dan kan men reeds gewaren. Het schilderachtig silhouet, als door een Kunst'naar neergezet. Dat stadje aan de Oosterscheid' heeft méér dan elf eeuw geteld. En ik, die in dit stadje woon, denk: „Zierikzee, wat zijt ge schoon". Er zullen maar weinig Zierikzeeënaars zijn die deze woorden van hun stadsgenoot Joop Volkeri niet onderschrijven. D'r is op de gehele wereld maar één Zierikzee zal de chauvinistisch ingestelde stadsbewoner met verve verkondigen en aan die mening valt niet te tornen. Door niets en niemand niet. Wie aan Zierikzee denkt, denkt aan smalle straatjes en imposante monumenten die elk op eigen wijze hun verhaal van voor- en tegenspoed van de vroegere inwoners van de stad vertellen. Een verhaal dat naar men aanneemt in de negende eeuw ontstond en Waarin mens en zee zowel eikaars bondgenoot als vijand waren. Het water van de Oosterschelde en de vroegere Gouwe, waarmee de nederzetting via een kreek was verbonden bracht de bevolking niet alleen rampspoed maar ook grote welvaart, omdat de Gouwe de route was voor schepen die volgeladen met kostbare ladingen tussen Vlaanderen, Holland en Zeeland zeilden. De Zierikzeeënaars moeten in die tijd geen gebrek aan zelfvertrouwen hebben gehad, getuige hun wens om als bewoners van de op een na belangrijkste Zeeuwse stad (Middelburg was als handelsstad onbetwiste koploper) de grootste toren ter wereld te bouwen, 't Is ze overigens nooit gelukt, want het ontwerp van de Mechelaar Andries Keldermans, van de Sint Lievens Monstertoren is nooit volledig voltooid. De toren, die bij helder weer vanaf Noord-Beveland al te zien is, is niet meer dan het eerste gedeelte van het ontwerp. Het blijft desalniettemin een hele klim om vanaf dit niet geheel voltooide mastodont een blik over Zierikzee, dat in maart 1248 uit handen van Willem II en tegen betaling van een aanzienlijk bedrag stadsrechten verwierf en het eiland te werpen. Wie van die wijdse blik wil genieten dient maar liefst 281 treden te beklimmen. Dat zelfbewustzijn van de Zierikzeese poorters is in de loop der eeuwen enkele keren fiks op de proef gesteld. In het vuur van de Vlaamse-Hollandse twisten in de late Middeleeuwen kregen de Zierikzeeënaars tot driemaal toe ongewenst bezoek van de Vlamingen. Met weinig succes voor de laatsten overigens, want ook al probeerden zij de stad met de meest uiteenlopende middelen te verovéren het gelukte hen niet. Sterker nog, de Frans-Hollandse r vloot onder leiding van admiraal Grimaldi bracht de Vlamingen in de eerste jaren van de veertiende eeuw een verpletterende nederlaag toe. Meer succes had de Spaanse bevelhebber De Mondragon die in 1575 de vochtige delta introk met het doel om een wig te drijven tussen de opstandige gebiedsdelen van het Spaanse rijk, Holland en Zeeland. In die strategie paste ook de belegering van de stad Zierikzee, dat zich in die tijd achter Willem van Oranje schaarde. Om de stad tot overgave te dwingen maakte de Spaanse veldheer De Mondragon gebruik van een door de geschiedenis heen beproefd middel: dat van het uithongeren. Negen maanden lang verkeerden de Zierikzeeënaars onder uiterst penibele omstandigheden, maar toen was de weerstand van de inwoners dan ook echt gebroken. De loop der geschiedenis. Hoe vaak is die niet door een enkel, op zich weinig betekenend feit ingrijpend gewijzigd. Zo leden de Geuzen in mei 1576 een verpletterende nederlaag bij de dijk van Borrendamme, even buiten de stad, doordat de Spanjaarden een postduif neerknalden en daarmee een belangrijke militaire mededeling onderschepten. Na ZIERIKZEE - De afgelopen maanden heeft de Zierikzeesche Nieuwsbode eenmaal per week de schijnwerper gericht op het leven in de eilandclijke kernen. Alle facetten van het leven in een kleine en vaak ook hechte gemeenschap zijn de revcu gepasseerd. In die dorpenseric past uiteraard geen beschrijving van het leven in de stad Zierikzee. Gezien de ontwikkelingen die de ingebruikstelling van de weg over de Stormvloedkering teweeg zal brengen wellicht een leuk idee om met een paar zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van de stad heen te stappen om te laten zien dat in tijden dat het Zierikzee niet voor de wind ging de bewoners er dankzij de aanwezige handelsgeest en gezamenlijke inspanningen er altijd in geslaagd zijn om de problemen het hoofd te bieden. Straten en pleinen ademen de sfeer van vroeger tijden - T 7* ï-r* ""■Jiw' t v negen maanden verzet was de weerstand bij de burgers gebroken en kon De Mondragon 30 juni 1576 zijn intrek in de stad nemen. Die onverzettelijkheid van de Zierikzeeënaars, die overigens ook bij latere gebeurtenissen is gebleken, is overigens niet in de vergetelheid geraakt. Vorig jaar kreeg bij de scheepswerf Van der Giessen-De Noord marinebouw in Alblasserdam een ultramoderne mijnenjager de naam Zierikzee. Dit als eerbetoon aan de stad die niet wilde wijken voor militair machtsvertoon maar uiteindelijk toch moest zwichten voor de overmacht van de vijand. Anno 1987 is er weinig meer over van de vooraanstaande rol die Zierikzee in vroeger tijden speelde. Geen belegeringen meer, geen ongenode gasten die bezit nemen van de stad. Alhoewel. Wie regelmatig een wandelingetje dooi de nauwe straatjes van het centrum maakt en daarbij zijn oren spitst vangt daar in de zomermaanden regelmatig klachten op van Zierikzeeënaars, die dié horde toeristen niet zo zien zitten en die reikhalzend naar het einde van het zomerseizoen uitkijken als „we weer onder ons" kunnen zijn. Neem nu bijvoorbeeld die vijf Toeristendagen, een jaarlijks terugkerend evenement dat elk jaar opnieuw weer duizenden bezoekers trekt en waarbij sommige straten het beeld van een Waterlooplein op kleine schaal te zien geven. Reuze gezellig die drukte in de binnenstad waar clowns en straatmuzikanten hun kunsten aan het voorbij schuifelende publiek vertonen, denk je dan. Lang niet elke Zierikzecënaar denkt daar zo over. ,,Je ruikt zweet en olie en 't is een aanslag op je privacy, maar zonder die dagen zou Zierikzee een afgebrand dorp zijn" verwoordt een van die pur sang Zierikzeeënaars deze combinatie overlast en economische noodzaak. In vroeger jaren kende Zierikzee die vakanticdruktc niet, eenvoudig omdat vakantie houden slechts voorbehouden was aan de „betere standen" die niet alleen in de buurt van Bloemendaal, Domburg maar ook in de Kop van Schouwen hun zomers doorbrachten. De minder bedeelde deed het met „een daggie uit met ma en kroost naar de speeltuin of het strand". Van dat oude is niets meer over, de moraal, de mensen, de stad, kortom alles is veranderd zullen de rasechte Zierikzeënaars zeggen. Of dat alles nu ten goede of ten slechte is gekeerd? Aan de huidige Zierikzeese samenleving zitten schaduwzijden maar ook vroeger was het lang niet alles, 't Mag dan gezelliger en persoonlijker zijn geweest, de strijd om het dagelijks bestaan werd er bepaald niet minder door. De aanzienlijke klasseverschillen, de rechteloosheid van het werkvolk en de soms schrijnende armoede maakten dat met name in de eerste decennia van de twintigste eeuw het socialisme veel fanatieke aanhangers kreeg. Ook Zierikzee kende ze, de SDAP'ers die in felle bewoordingen de ongelijkheid aan de kaak stelden. Zo is het in de jaren dertig voorgekomen dat een krantenbezorger die in het vroegere hotel Juliana in 'de Lange Nobelstraat samen met een aantal kameraden een dansje maakte, vriendelijk doch dringend werd verzocht om het etablissement te verlaten. Zonder daar verder veel heisa over te maken vertrok deze persona non grata, met in zijn voetsporen zijn makkers die als gebaar van solidariteit ook voortijdig opstapten. Wellicht voor die tijd een opmerkelijke handelwijze. „Je was je bewust dat er bij sommige gezinnen armoe werd geleden, maar je verzette je er als jongen niet tegen, je aanvaardde het als iets dat gewoon zo was." Dat het water sommigen tot aan de lippen steeg wérd menige Zierikzeeënaar duidelijk wanneer die via de Nooi-dhavenpooi-t de stad verliet. Bij de gasfabriek zochten de armen' in de afvalhopen naar een verdwaald kooltje om in elk geval nog een beeïje warmte te krijgen. 't Was in die crisisjaren.dan ook geen slechte' zaak om lid van een kerkgenootschap te zijn. Want voor de armen en behoeftigen wilde de kerkvoogdij nog welcens bijspringen,- al ging dat lang niet altijd van-harte 'getuige het verhaal over De Roofvogel, een weinig vleiende maar wel veelzeggende bijnaam van een van de kerkvoogden. Toen een jongetje bij hem aanklopte met de mededeling dat zijn moeder ziek te bed lag en er geen geld was om de voorgeschreven medicijnen te betalen, gaf de kerkvoogd de jongen een gulden mee. Na verloop van tijd meldde hetzelfde jongetje zich opnieuw met het verzoek of de kerkvoogd alsjeblieft nog een gulden voor de medicijnen wilde meegeven. De Roofvogel keek wat. bedenkelijk en vroeg het joch of zijn moeder wellicht de stoep ermee had aangemaakt. Wie in die vooroorlogse jaren als een dubbeltje- geboren was bleef tot het eind van zijn leven „een dubbeltje". Kansen om het ooit nog eens tot „een kwartje" te brengen waren er niet of nauwelijks. 'Vrienden en bekenden behoorden tot dezelfde klasse de echtgenoot of echtgenote behoorde in de meeste gevallen eveneens tot dezelfde klasse. Wie zich niet stoorde aan de ongeschreven wet van „soort zoekt soort, klasse bij klasse" kon rekenen op kritiek. Een burgerjongen die met zijn vriend ter kerke ging en naast zijn makker plaatsnam in de zogenaamde herenbocht, de voor de betere kringen gereserveerde kerkbanken, kreeg op niet mis te verstane wijze te verstaan dat ie daar niet thuishoorde. En wie echt zo krap bij kas zat dat hij zich geen paar nieuwe klompen kon veroorloven kon bij Het Gesticht, waar de arme oudjes hun einde bij de gratie van de heren en dames regenten afwachten, een paar klompen krijgen. Klompen met op een duidelijk zichtbare plaats de letters AB, om vooral toch maar iedereen op de hoogte te brengen dat de eigenaar deze klompen van de „bedeling" had gekregen. Diegenen die deze jaren van armoe en liefdadigheid niet hebben meegemaakt zullen die verhalen of hardvochtige kerkvoogden, bevoogdende rijke dames die zich inspanden voor de minder bedeelden nauwelijks kunnen voorstellen. De grote standsverschillen zijn in de naoorlogse jaren geleidelijk aan weggewerkt. De burgemeester is niet langer iemand waarvoor je je zondagse kloffie uit de kast haalt als je hem wilt spreken en ook de notaris is niet langer een zeldzaam wezen dat met de meest mogelijke achting en respect moet worden benaderd. Ook in Zierikzee heeft de moderne tijd met zijn gewijzigde gezagsverhoudingen zijn intrede gedaan. Hierbij heeft de ontsluiting van het eiland een belangrijke rol gespeeld omdat daardoor moderne opvattingen wat eenvoudiger hun intrede konden doen in de per definitie gesloten eilandgemeenschap. „Het ontsluiten van Schouwen-Duiveland door de aanleg van de Grevelingendam en de Zeelandbrug halverwege dé jaren zestig heeft de zaak hier ten goede gekeerd. De tijd dat de eilandbevolking na het vertrek van de laatste pont Anna Jacobapolder- Zijpe tevreden vaststelde dat het eiland weer van hen was is voltooid verleden tijd. Meer dan ooit wordt de aandacht geconcentreerd op de bereikbaarheid van dit voormalige eiland, waar Zierikzee als de centrumstad fungeert. Of de in Zierikzee geboren en getogen man of vrouw die ontsluiting, die begin volgende maand met de ingebruikstelling van de weg over de Stormvloedkering wel of niet ziet zitten, hij of zij zal er toch aan moeten geloven. Want de tijd dat men in Zierikzee graag „onder mekaar" was is voorgoed voorbij. Nu is voor de stad het uur U aangebroken om de andere delen van Zeeland te laten zien dat de koopmansgeest, waardoor Zierikzee In het verleden groot werd nog niet vervlogen is. Bejaardentehuis Ons Huis aan het Vrije, de voorloper van De Wieken

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1987 | | pagina 5