Looperskapelle LOOPERSKAPELLE - Waarschijnlijk weten een heleboel mensen van Schouwen-Duiveland het buurtschap Looperskapelle 20 een, twee, drie niet eens te liggen. Toch ligt het daar al vele eeuwen lang knus langs de Kapelleweg. Een polderweg tussen de Delingsdijk en de molen van Eikerzee. Via een apart bord langs de Delingsdijk wordt mogelijke bezoekers de weg gewezen naar Looperskapelle. Tussen de vele hectaren landbouwgrond waarop de bietenoogst in volle gang is ligt de vroegere 'heerlijkheid'. 24 Huizen waarvan er nog 18 worden bewoond door 42 autochtone inwoners. De andere zes zijn in bezit genomen als vakantiewoning want zelfs dit stille stukje Schouwse polder is ontdekt door enkele toeristen. „Dat is de laatste jaren gekomen. Ik persoonlijk vindt er niks aan, maar wie ben ik. Het is veel gezelliger als er in alle hulzen permanent mensen wonen; Nee, het maakt niet uit of ze elders uit Nederland komen of uit Duitsland. Als er maar iemand woont. Het gebruik als zomervakantiewoning is niet zo prettig. Het is zo doods in de winter als je nooit eens een bewoner of een lichtje ziet". Dat vindt mevrouw J. Bos-van den Hoek. 69 Jaar geleden werd zij 1 geboren in Looperskapelle en'na11 een werkzaam léven waarih zij zeven kinderen opvoedde en daarnaast meewerkte in het landbouwbedrijf, woont zij nog steeds in het buurtschap met haar man. En met drie van haar kinderen, want die wonen, ook in een van de drie'straten dié tioun !u Looperskapelle telt. „Ja, het is een hele familiekliek hier", zegt ze lachend. „Ik kan niet buiten komen of ze weten het. Vroeger kende iedereen mekaar en nu nog". En omgekeerd is dat ook het geval want Mevrouw Bos kent alle bewoners bij naam. Stuk voor stuk noemt ze ze op en op haar vingers telt ze voor de krant het preciese aantal huizen in de kern van het buurtschap. „Het zijn er 24 maar dan alleen hier in de kern hoor, want in de polder staan er natuurlijk nog veel meer" Mevrouw Bos laat op een oude foto het boerderijtje van haar buders zien waar zij werd geboren. Het is dezelfde foto die ook is opgeilomen in het boekje Scharendijke; zoals het was. Op de voorgrond haar moeder in deftige zwarte kleding met een prachtig oude kinderwagen op hoge wielen. „Daar lig ik in en mijn vader staat ernaast met Frieda, dat was een van onze paarden. De boederij stond ook hier aan de Kapelleweg maar met de ramp is hij weggespoeld". Mevrouw Bos herinnert zich nog letterlijk de namen van de 'kleine boertjes' die vroeger in het buurtschap een bedrijfje hadden. „Jan de Kok, Kloet, Bij de Vaate en mijn vader P. keek Hij deed nooit niks hoor, maar als kind waren wij er wel bang voor". „Wij deden namelijk graag slootje springen en dat mocht niet omdat dan het land van de boeren zou beschadigen als je erover liep. Maar slootje springen was altijd zo leuk met een stel schoolkinderen. Soms sprongen we mis natuurlijk en dan hadden we natte sokken en klompen. Omdat we bang waren om daarmee thuis te komen hingen we onze sokken te drogen op de hagen die langs het land stonden". „Soms kwam Jongepier eraan als we aan het slootje springen waren. Op zijn fiets met pet op en pak aan. Dan riepen we Denk erom, daar komt de veldwachter en gingen er vandoor. Rennen over het land heen Want hij was zo dik dat hij ons toch niet kon inhalen. We voelden ons ook wel schuldig hoor. Daarom bleven we af en toe gewoon staan als hij eraan kwam. Want we wisten dat het niet mocht". Nadat op haar tiende jaar de school in Looperskapelle werd opgeheven ging Mevrouw Van der Schelde dagelijks door de landerijen naar de lagere school in Eikerzee. „Met een hele groep over hele smalle polderpaadjes en over de sloten heen via een plank met een leuning. We haalden elkaar altijd op voor school. Er waren vroeger veel meer kinderen op Looperskapelle dan nu. Dat kwam omdat er toen grotere gezinnen waren". „Vroeger had Looperskapelle twee bakker/kruidenierswinkeltjes, een timmerman en een schoenmaker. „En in de tijd van mijn moeder was er ook een herberg". Die schoenmaker was een bijzonder figuur. Mevrouw Bos weet nog dat hij Van Eek heette en in een houten 'kotje' woonde waarvan het slaapgedeelte met zakken was afgeschermd. „Als je binnenkwam zei hij altijd: Kom maar in mijn vila Kousa. Hij was blijkbaar o zo geleerd maar hij, zag eruit als een armoedzaaier. De man is nu al jaren dood hoor". Looperskapelle was verder uitgerust met een arrestantenlokaal van de veldwachter en een lijklokaal bij het kerkhof. Dat kerkhof is er nog steeds maar verder zijn alle voorgenoemde voorzieningen verdwenen. De enige „Er is ook een vlag gemaakt van het wapen van Looperskapelle van de Hoek natuurlijk". Maar ook de 'grote boeren' weet ze nog. „Dat waren er vier Gast, Ringelberg, Nico Boogert en Willem Boogert. Maar daar kwamen wij natuurlijk piet. Er lag een groot verschil tussen grote en kleine boeren". Mevrouw Bos drukt de hoeveelheid land die de boeren hadden uit in 'gemeeten'. „Een hectare is ongeveer twee en een halve gemeete en een kleine boer had 12 14 gemeete". De inwoonster van Looperskapelle besteedde vroeger vele uren aan het bewerken van die 'gemeeten grond'. „Ik dee het graag maar ik heb me wel krom moeten werken. "Ihrwe snijden, in schoven zetten en dorsen natuurlijk in de winter. Het was allemaal handwerk. Ja, toen moest je nog werken. "Ibgenwoordig is het alleen nog maar zitten met al dat machinale werk". Wat mevrouw Bos vroeger ook heel anders vond was de manier waarop mensen met elkaar omgingen. „Je was intiemer met elkaar. Iedereen kende iedereen want het waren allemaal Kapellenaars". Dat uitte zich niet in een druk verenigingsleven maar vooral in de wijze waarop de mensen onderling met elkaar omgingen. „We gingen veel buurten bij elkaar. Een avondje 'stoppen' noemden we dat. Het was gewoon praten met elkaar en af en toe een kaartje leggen. Er was geen radio of televisie en voor koekjes bij de koffie of glaasjes was geen geld. We dronken thee met lange beschuitjes". Als een andere activiteit die in Looperskapelle gewoonte was herinnert ze zich het aanbrengen van erepoorten bij zilveren en gouden huwelijken. „Dat kwam niet zo vaak voor hoor want er woonden hier natuurlijk niet zoveel mensen. En er werd ook nooit zo uitbundig feest gevierd want daar was niet zoveel geld voor. Maar bij zoiets leefde iedereen mee en hielp ook mee aan het versieren van de poort". Een zeer leuk feest in Looperskapelle moet het 25-jarig ambtsjubileum van burgemeester Padmos zijn geweest. In 1935. Niet alleen mevrouw Bos herinnert zich dat goed maar ook een andere voormalige inwoonster van het buurtschap T. van der Schelde. Zij is 64 jaar oud en woonde ruim 46 Jaar daarvan in Looperskapelle. Hoewel zij nu op Scharendijkc woont is zij nog regelmatig te vinden in haar geboorteplaats. „Vroeger was het hier een compleet dorp met een gemeentehuis, een burgemeester en een veldwachter. Wij hadden hier burgemeester Padmos. Dat was een ongetrouwde landbouwer die op Brijdorpe woonde. Het burgemoestorwerk deed hij erbij. Hij was burgemeester van de gemeente Duivedijke. Daar hoorden behalve Looperskapelle en Brijdorpe ook Den Osse en Klaas Kindcrskerke bij. Dat was een dorp dnt later is vergann nn een vloed door een dijkdoorbraak". 'Iben de burgemeester 25 jaar in het ambt was werd er in Looperskapelle een groot feest gehouden ..Alles was versierd. Midden in het dorp stond een poort met rozen F.r waren spelletjes op straat voor de kinderen. Zakken lopen en koekhappen. En de timmerman had een muziektent gebouwd waarop een muziekgezelschap uit Brouwershaven speelde. Er werd gedanst en gehost. Zo'n feest hebben we nog nooit gehad", herinnert mevrouw Van der Schelde zich. Zij was toen ongeveer twaalf jaar oud. Het vroegere gemeentehuis is nu een tweede woning van toeristen maar vroeger woonden daar de veldwachters. Zij boezemden met hun autoriteit een groot gezag in bij de kinderen. Zo blijkt uit de herinneringeh van Mevrouw Van der Schelde die tot haar tiende jaar de lagere school bezocht die toondertijd nog in het buurtschap stond. „Iben ik kind was had je veldwachter Jongepier. Een zwaargebouwde man met een grote snor die altijd een beetje donker ondernemersactiviteiten worden heden ten dage ontplooit door enkele boeren die een mini-camping hebben. Bij een van hen, het echtpaar C. W. Bos en C. Bos-Vredenbrecht hangt gedurende de zomermaanden een heel bijzondere vlag in top. De vlag van Looperskapelle en wel het enige exemplaar dat daarvan bestaat. Hij werd gemaakt aan de hand van het wapen van de heerlijkheid. Een zwarte of bruine lopende man op een zilveren achtergrond. Het echtpaar van de mini-camping is niet thuis maar een andere bewoonster die sinds 13 jaar in de kern woont weet er ook wat vanaf. Het is de 36-jarige Cecil Boogerd- Hofman. Moeder van drie kinderen en geïnteresseerd in de geschiedenis van de heerlijkheid. „Mijn man en ik zijn naar het archief in Middelburg geweest en daar ontdekten we dat Looperskapelle al omstreeks 1200 bestond. Voor de betekenis van het wapen bestaan twee verschillende verklaringen. Volgens de eerste zou de loper een brievenbezorger zijn. Iemand die over de landerijen loopt om berichten te bestellen. Hij heeft een polsstok bij zich en laarzen aan vanwege de sloten. Volgens de tweede versie zou het wapen van de familie De Looper zijn. Een oud geslacht dat afstamde van Floris V en dat daarom bepaalde rechten had gekregen". Mevrouw Boogerd denkt dat de naam Looperskapelle onstond doordat de familie de Looper regelmatig naar de kapel ging die vroeger in de heerlijkheid stond om te bidden. „Het was hier heel vroeger een katholieke enclave". Zelf kwam ze in de kern terecht omdat haar man die afkomstig is uit Haamstede graag weer op Schouwen-Duiveland wilde wonen. „In Haamstede zelf was de grond en de huizen zo duur. "Iben we hier aan het rondkijken waren zagen we op het kerkhof van Looperskapelle een graf van een Cornelis Boogerd. Iemand die precies hetzelfe heette als mijn man dus. Iben dachten we: Dat moet goed wezen". Ze heeft het ook goed naar hdaFZin in het buurtschap. „Al blijft Haamstede trekken". Ze weet precies te vertellen dat er nu nog negen kinderen onder de twaalf jaar in de kern wonen. „Bij de camping is een speeltuintje waar ze heerlijk kunnen spelen. En ze spelen ook graag op het doodlopende weggetje naar Den Osse. De kinderen worden dagelijks per busje naar school gebracht en gehaald. „Maar vandaag niet want vanwege dierendag mocht een van onze kippen mee naar school. Dus nu moet ik ze zelf even ophalen". Dat kindertal van de kern lag vroeger aanzienlijk hoger. Mevrouw Van der Schelde herinnert zich dat de school nog drie klassen van ongeveer twintig kinderen telde „In die tijd moest je nog schoolgeld betalen. Ik kreeg het van mijn moeder mee in een zakje om af te geven bij de ontvanger op het gemeentehuis". Zoals dat vroeger gebruikelijk was heersten er strenge regels op school maar wannéér er iemand trouwde in het buurtschap werd daarop een uitzondering gemaakt. „Dan liep heel het dorp uit om te kijken en ook de schoolkinderen gingen met de juf mee de klas uit om erbij te zijn. Zo'n trouwstoet was vroeger altijd met paarden en koetsen. En wij grabbelden op straat naar de bruidsuikers die ons vanuit de koets werden toegegooid De Juf kreeg altijd een apart zakje". „Ja, ik heb hier een leuke jeugd gehad. Er was veel gemeenschap bij de mensen onderling. Als er iemand ziek was hielp men elkaar. Ik herinner me dat mijn ouders bij zieke buren gingen helpen. Dan losten ze elkaar af. Mijn vader in de voornacht en mijn moeder in de nanacht. Als ik hier op bezoek kom fiets ik nog wel eens over het dorp en dan komen die herinneringen allemaal weer terug. Aan de gracht die vroeger om het kerkhof lag en aan de winkeltjes". In het zonnetje staat A. J. Kloet bij de bushalte tegenover zijn huis aan de Kapelleweg op de bus te wachten. Hij is 'een aow-cr cn een geboren Kapellenaar die het grootste deel van zijn leven als landarbeider werkte. Maar ook nu nog heeft hij het druk. „Ik moet nog gaan werken. Ik doe hier cn daar klusjes". Hij woont nog steeds met plezier in het buurtschap. „Het is hier nog net als vroeger. Ik ken ze nog allemaal. Maar het is hier wel meer een recreatiegebied geworden met die tweede woningen".

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1987 | | pagina 39