Haamstede riiet alleen op school op ons. maar ook nog daarna. Als we in de duinen gingen spelen liep hij achter ons aan en ging achter een boompje staan kijken wat we deden. Het was een halve politieagent" De 74-jarige Quist weet nog goed hoe hij altijd zijn pet moest oplichten als de meester voorbij kwam. Vroeger was er natuurlijk meer discipline dan nu". Hij heeft altijd met veel plezier in Haamstede gewoond en gewerkt. „Vroeger in de verzekeringen en nu in mijn moestuin". „In het verleden waren hier veel meer kleine winkeltjes. Het was een heel andere sfeer omdat je op elkaar was aangewezen", herinnert het echtpaar zich. „We keken een heel jaar uit naar de kermis. Dat was feest voor ons. Daar spaarden we een heel jaar voor. En 's avonds was het dansen bij hotel Bom. Dat was heel bijzonder want het gebeurde maar twee keer per jaar. Met de kermis en met het Straofeest". De jeugd ontmoette elkaar vroeger ook op de Hogezoom. „Op zondagmiddag en zaterdagavond gingen we daar wandelen. Daar kwamen de jongens en meisjes elkaar legen". Overigens was dat bij het echtpaar Quist niet het geval. Meneer Quist werd geboren in Sirjansland en zag zijn toekomstige vrouw toen hij met een vrachtwagen naar Haamstede moest. „Ik zat in de wegenbouw". Vlak bij hun huis aan de Ring zijn nog de smalle 'oudemensengangetjes' te zien. De steegjes waar vroeger in het armenhuis de ouderen woonden die niet meer konden werken en daarom afhankelijk waren van het geld dat zij van de kerk kregen of van hun kinderen. „Die mensen waren echt arm want het was niet veel wat ze kregen. Er was nog geen AOW. Tegenwoordig is er welvaart maar het wordt niet meer gewaardeerd" Mevrouw P. Snoek-Schuurbiers is een van de nieuwe bewoners van het uit de dertiende eeuw daterende ringdorp. Zij werd geboren in Rotterdam en woont sinds twee jaar in Haamstede „Vanwege de zee want ik heb astma", noemt zij de belangrijkste reden op. Het blijkt goed te helpen maar daarnaast heeft de 36-jarige het naar haar zin in Haamstede vanwege het mooie opgeknapte oude huisje dat het gezin heeft gekocht, de bossen en het strand in de nabijheid en de vriendelijke mensen op het dorp wel, dat is heel vervelend". Desondanks zegt hij nog wel eens een maaltje zoepaling, bot, schol of schar op te halen. Mol vindt dat zijn dorp in de loop der jaren veel is veranderd. „Er is veel import gekomen. Vooral van de petroleumindustrie bij Rotterdam. Die mensen komen hier wonen terwijl ze daar werken. Het echte dorpse zoals dat vroeger was is weg" Ook de oudere mensen komen volgens Mol minder bij elkaar over de vloer dan vroeger. Maar er is nog wel een goed onderling contact in deze groep. „Via de bejaardensoos Vroeger was de drogisterij van Kik aan de dorpsring een petroleumwinkeltje waar mevrouw E. Kik-Fokker de scepter zwaaide Nu staan haar zoon en zijn hier heel gezellig", aldus het echtpaar Quist dat in zijn huisje aan de Ring toch midden in de drukte woont„We zitten hier op een mooi punt. Je ziet alles op straat, alle tperisten die over de Ring lopen. Dat is heel leuk" Mevrouw Quist werd in 1913 in het ringdorp geboren. „In de Noordstraat. We hadden negen kinderen". Ze bewaart nog levendige herinneringen aan het Haamstede waarin zij als kind opgroeide „Er was toen nog geen waterleiding. Iedereen had een waterput in de tuin. Als het erg lang droog bleef dan kon je op de Ring voor de kerk water halen. Daar stond een regenbak die wat groter en dieper was dan die in de tuinen van de mensen. En ook een waterpomp. Daarmee werd welle-water omhoog gepompt. Na school ging ik daar voor mijn vader wel eens water halen. Het kostte drie cent voor een emmer". Het regenwater werd in die tijd zonder enig bezwaar gebruikt als drinkwater. „Ja, dat moest wel want er was niet anders". Een andere belangrijke activiteit waarvoor het water gebruikt werd vormde de wekelijkse was. Ook daar herinnert de Haamsteedse zich nog alles van. „We hadden een houten wasmachine die werkte doordat je eraan moest draaien. Dat was de taak van mijn zusters en mij. En we moesten ook de stoep schrobben op de wasdag". Het wasproces begon met het koken van water in een ijzeren pot op een houtvuur onder een afdakje buiten. „Dat deed mijn vader, Als het klaar was kwam hij ons roepen. Zo om een uur of vier 's morgens. Ik hoor het hem nog zeggen: Het water kookt, kom je eruit"? Dan werd een degelijk sopje gemaakt van zachte groene zeep en er kon 'gedraaid' worden. „Daarna ging het witte wasgoed op de bleek, een grasveld bij het huis. Dan een nachtje in de chloor en tenslotte werd het opgespoeld met een zakje blauw". Zoals dat met veel mensen het geval blijkt te zijn bewaart het echtpaar niet zijn liefste herinneringen aan de vroegere schoolmeesters. „Ik had een hele strenge, meester Reiniger. Die lette „Het is hier heel gemoedelijk, ledereen zegt goedendag en maakt een praatje". Haar man is buschauffeur en zelf werkt mevrouw Snoek in Zierikzee als hulp in de huishouding. De 68-jarige A. Mol komt juist met zijn fiets uit zijn volkstuintje Op zijn klompen en met een pet op. En in zijn fietstas een maaltje wortelen. „Nee die eten we niet vanmiddag. Die zijn voor mijn dochter. We eten zelf bietjes vanmiddag". Mol woont met zijn echtgenote aan de Ankerweg en ze eten bijna een heel jaar door 'uit de tuin'. Hij kwam in 1949 in het dorp wonen vanwege zijn beroep als metselaar. „Ja, ik heb hier in Haamstede tientallen huizen mee helpen bouwen". Behalve met tuinieren brengt hij nu zijn dagen in het ringdorp door met wandelen, fietsen en vissen. „Ik kom dagen tekort". Het vissen doet hij aan het strand of aan de Oosterscheldedijk. Maar het is niet meer wat het vroeger was. „Er zit nog geen tiende meer van de hoeveelheid vis die er vroeger was. Vroeger ging ik nooit voor niets. Nu personeelsleden in een moderne, veelzijdige winkel om de vele toeristen te voorzien van wat zij wensen. Het 'echtpaar woont boven de winkel waar zij vanuit hun huiskamer een prachtig uitzicht hebben over de Ring van Haamstede. J. Kik is tachtig jaar oud maar nog steeds gezond en fit. Vijfig jaar lang. tot zijn 78e jaar werkte hij als olieventer. Petroleum leuren langs de deuren. Een beroep waarmee hij een bekende verschijning werd in het dorp. „Ik werd altijd 'de automaat' genoemd. Ik heb nog een jas en een pet waar het opstaat Die naam ontstond door de tankwagen waarmee hij in vroeger jaren zijn petroleum kreeg aangeleverd van de fabriek-. Een kar met paarden ervoor en daarop een tank. „Als je de handel overhaalde kwam er precies twintig liter olie uit. Vandaar de benaming automaat". Die olie werd opgevangen in twee emmers die met een juk naar de schuur achter het huis van Kik werden gedragen. „Daar werd het in een kuip gegoten en daar pompte ik het weer uit in busjes van vier liter. Die heb ik jarenlang uitgevent in Burgh en Haamstede. Ik was de automaat. Iedereen kende me want vroeger had iedereen petroleum nodig. Er was nog geen gas en elektriciteit De mensen hadden petroleumstellen en petroleumlampen Later kwamen daar de petroleumkachels bij en de haarden Tben ging de verkoop omhoog. Tbt het gas kwam. Maar toch heb ik het tot twee jaar geleden gedaan hoor. Er was altijd nog genoeg te verkopen. Op de campings en zo. Aan mensen die een petroleumkacheltje hadden. Kik was een petroleumvenler met bijbaantjes want hij was vroeger ook lijkdienaar. „Dan ging ik huis aan buis aanzeggen wie er was gestorven. Nee, hoor dat was niet akelig. Zo waren wc het gewend. En ik moest de begrafenis regelen. De kist bestellen en zo". Daarnaast werkte hij in de avonduren op vele plaatsen op het eiland als kelner. Een van zijn vroegere beroepen. Want van beroepskeuze was weinig sprake in de jonge jaren van Kik. „Ik was de zoon van een werkman. Dan was het heel normaal als je op je 13e van school ging. Het schooljaar duurde vroeger tot 30 april. Mijn vader zorgde ervoor dat ik per een mei een baantje bad. Werkman in een bloembollenbedrijf. Ik stond 's morgens om vijf uur op het land tot 's avonds half zes. Met onderbreking van twee schafturen. Daarmee verdiende ik een daalder in de week". „Nee, ik vond het niet vervelend. Het was niet anders, dat was heel normaal. Er werd niet geïnformeerd of je het graag deed. Daar groeide je gewoon in". Later werkte Kik als onderhoudsman in een boomgaard, op het land bij een boer en als kelner voor hij olieventer werd. „Er is hier in de loop der jaren ontzettend veel bijgebouwd", vindt hij. „Vroeger stond er geen huis op de weg tussen Burgh en Haamstede en moet je nu eens zien". Wat hij zich ook nog levendig herinnert is de stoomtram van de RTM die vanaf 1914 door Haamstede reed op het lijntje Burgh-Zijpa „Zo'n vier zes keer per dag hoorde je het geloei van de stoomfluit. De eerste tram kwam 's morgens om vijf uur langs en de laatste om elf uur 's avonds. Een dagretour naar Rotterdam kostte vier gulden zestig. Je deed er zo'n vier A vijf uur over om in Rotterdam of terug te komen. Dat was mooi. Maar het was ook gevaarlijk hoor want in de loop der jaren zijn er toch verschillende kinderen verongelukt die onder die tram kwamen". „Wij hebben heel weinig last van de drukte We zouden hier niet graag vandaan willen, want het is HAAMSTEDE - Haamstede. Een naam met een klank die in heel Nederland bekend is omdat hij vaak in een adem word^ genoemd met Renesse. Hét toeristengebied van Zeeland dus. Toch is de sfeer in Haamstede in de zomer anders dan in Nederlands tweede badplaats. Rustiger. Alleen al door de oude kastanjebomen langs de Noordstraat die zelfs op warme dagen voor een koele schaduwrijke sfeer in het centrum zorgen. Misschien dat daardoor de vertienvoudiging van de 2532 vaste bewoners in de zomermaanden tot ruim 20.000 gasten weinig problemen oplevert. Bij een bezoekje aan Haamstede blijken de reacties van de autochtone inwoners op het toerisme veelal positief te zijn.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1987 | | pagina 37