BRUINISSE - De straten in het hartje van Brümisse zijn stil en leeg. Geen zinnig mens die zich met deze ijzige koude naar, buiten waagt als het. niet strikt noodzakelijk is. Het merendeel van de Bruse winkeliers houdt het ook voor gezien en heeft de winkeldeur stevig op slot gedaan. Een eerste indruk van een dorp in winterslaap, dat pas in het voorjaar, wanneer de eerste toeristen zich melden, weer ontwaakt, blijkt niet helemaal met de werkelijkheid overeen te komen. Naarmate de dijk naderbij komt neemt de bedrijvigheid toe. Bruenaren op leeftijd die hun leven lang op het water hebben doorgebracht, laten zich door de grillen van Koning Winter niet uit het veld slaan. Kou, regen, wind en sneeuw. Een autochtone Bruenaar laat zich daardoor niet weerhouden. Na de warme hap bij moeder de vrouw kuiert hij richting haven om er met zijn makkere de laatste nieuwtjes uit te wisselen en vooral ook om over de tijden van weleer te praten. Tben hadden de schepen nog zeilen en de Grevelingen was nog open water. Met hun verhalen over vroeger, over die 'goeie oude tijd', gaan de stoere nazaten van Bruinisse niet zover terug tot de inpolderingen, die de Franse edelman Philips van Bourgondië halverwege de vijftiende eeuw uit liet voeren in het schorrengebied in oostelijk Duiveland. Op de plaats waar nu het moderne vakantieoord Aquadelta ligt, zwoegden en ploeterden ruim vijf eeuwen geleden Middeleeuwse horigen om het nieuwe land voor zijn erfvijand, de zee, te beschermen. Die erfvijand kwam overigens nog eens zeer onverwachts op bezoek in 1953. De watersnoodramp die na vierendertig jaar nog steeds in het geheugen van de wat oudere Bruenaren staat gegrift, is zo'n onderwerp waarover zij in hun 'congrescentra' aan de dijk nog vaak spreken. De kracht van de kolkende watermassa, die in Bruinisse aanzienlijke schade veroorzaakte, heeft de Bruenaren doen beseffen, dat hun dorp daar onder aan de zeedijk wel een schitterende, maar niet zo erg veilige woonstede was. Een echte Bruenaar of Bruse neemt dat risico, dat tegenwoordig tot een minimum is beperkt graag op de koop toe, want zoals een onvervalste Bruse het uitlegt'. ,,lk voel me op Bruse grond het beste thuis". de passagiers van het veer Anna Jaeobapolder-Zijpe enorme vertragingen tot gevolg. Tegenwoordig is dat allemaal wat anders. De mensen zijn gehaaster en het veer gaat met de modernere navigatiemiddelen wat minder aanwezigen de 'internationale verhoudingen' in de republiek Bruinisse, zoals het visseredorp zo vaak wordt gekarakteriseerd. „Het is wel rot, maar 's zondags is de deur op slot". Hongerige reizigers en dorstige trekkers krijgen op de dag des Heren bij café-restaurant 't Veerhuis nul op het rekest. Dan heeft cafébaas J. M. Buys zijn vrije dag om er op een doordeweekse dag weer flink tegen aan te kunnen. Na een jarenlange ervaring als kelner heeft Buys, poit een van de eerste tien gondeliers van Nederland, in 1976 het Veerhuis gekocht. In die jaren was dat pand onderaan de dijk min of mer een bouwval. Na het nodige breken en hakken ontstond er een ruime gelagkamer waar ook nog een lekker visje genuttigd kan worden. De liflafjesliefhebber moet niet bij Buys aan tafel schuiven. ,,Ik houd van heerlijk klaargemaakte vis met een frietje en wat salade", zegt de café-baas die heel wat vissers en watersporters een biertje of een jonkie heeft voorgezet. Het praatje dat in een vissersdorp de drankfles wat veelvuldiger wordt aangesproken wordt door de Veerhuis-eigenaar slechts ten dele onderschreven. „Er wordt wellicht wat meer gedronken, maar van misbruik is geen sprake" zegt Buys. Wie achter de tap de glazen vult, wordt al dan niet gewild deelgenoot van de meest intieme zaken, toevertrouwd in een moment van grote vertrouwelijkheid. Buys bekommert zich niet om die verhalen. „Als ik die ontboezemingen zou moeten onthouden dan zou ik nooit meer een oog dicht doen", aldus de waard van het Veerhuis, die in de zomermaanden ook nauwelijks aan voldoende uren slaap komt. „In het hoogseizoen maken wc werkweken van 80 tot 90 uren per week. Die jaren tellen niet dubbel, zoals zo vaak wordt gesuggereerd. De gezelligheid en de contacten met anderen zou lk niet graag willen missen", aldus de kastelein. Ondanks die vrees voor het niets en niemand ontziende zeewater, koestert de wat oudere Bruenaar toch een warme genegenheid voor de watermassa. De mannen met door weer en wind verweerde gezichten ontmoeten elkaar 's middags op de kade en turen met een blile van woemoed en verlangen over het water. De tijd, dat ze dagelijks met hun schuit het ruime sop kozen, ligt ver achter hen. Overigens kan lang niet iedereen zich voorgoed scharen bij het gilde van landrotten. Oud-kapitein van de Stad Zierikzee, de 74-jarige J. Otte, kan het niet latën om zo nu en dan nog eens in te springen op deze rondvaartboot. „Elke dag moet ik even naar Het water, dan knoop ik er een wandelingetje van een kilometer of tien aan vast", vertelt Otte. terwijl hij met zijn felblauwe kijkers over het water tuurt. Last van de kou zegt hij niet te hebben. „Als je altijd maar bij de kachel zit dan gaat het niet goed". Ingespannen kijken Otte en nog een paar andere oudere Bruenaren naar de FR 153, een moderne trawler, die zojuist aangemeerd is en nog wat 'aangekleed' moet worden. De aanblik van dat moderne scheepje doet de oudere generatie nog eens terugdenken aan de tijd. dat de schepen nog niet uitgerust waren met moderne navigatie-apparatuur. „Vroeger was je veel afhankelijker van de natuur. Was er mist dan had dat voor snel uit de vaart", aldus Otte, die zijn zeemansloopbaan begon als mosselschipper en in de naoorlogse jaren deel uitmaakte van de bemanning van do veerdienst over het Zijpc. Aan die tijden van weleer, toen de Grevelingen nog een open water was, kwam een abrupt einde toen aan het einde van de jaren vijftig werd begonnen met de voorbereidingen van de aanleg van de Grevelingendam. In februari 1962 vond het historische ogenblik van de sluiting plaats. De Grevelingen was een meer geworden met alle gevolgen vandien. De recreatie deed zijn intrede in Bruinisse en dat bracht niet alleen leven in de brouwerij, maar ook geld in het laatje. Niet iedereen kijkt reikhalzend uit naar de horde toeristen, die in de zomermaanden bezit nemen van het visseredorp „'t is niet meer zoals vroeger De sfeer is anders geworden, maar van de toeristen heb je verder weinig hinder. Dat de meesten ook de zondagsrust eerbiedigen is een goede zaak", aldus Otte. Enkele meters verderop in een van twee Bruse conferentiecentra' groept een clubje rasechte Bruenaren samen Als 't even kan. wippen ze 's middags een momentje binnen in een van hun twee kletskotjes om er zoals dc Bruse heren het zeggen 'een gezellig potje te ouwehoeren' Waarover die gesprekjes gaan'' óver allerlei zaken variërende van de eerste pasjes van de grappen en grollen. „Politieke of godsdienstige zaken worden angstvallig gemeden. Uit angst dat er mot van komt". Het wel en wee van de moderne tijd is ook een dankbaar onderwerp van gesprek. De 'jeugd van vroeger' praat er nog maar al te graag over hoe het vroeger in Bru was. Met de komst van de toeristen zijn wel de inkomsten maar niet de sfeer toegenomen. De bewoners van Bruinisse, waarvan in het verleden werd gezegd, dat het een woest en eigengereid volkje was en die tot in den treure zijn achtervolgd met de regel ,Ik kom van Bru en 'k weete van niks', staan niet afwijzend ten opzichte van 'import', mits deze zich maar aanpast en gewoon doet. Een nieuwkomer, die denkt te weten hoe het moet en dit niet onder stoelen en banken steekt, behoeft op weinig sympathie van de Bruenaars te rekenen. „Er is teveel import. Met de Brabanders geeft dat over het algemeen geen problemen, die passen zich wel aan, maar met die Hollanders ligt dat wel wat anders, dat blijven Hollanders", verklaart een van de kleindochter tot en met de visprijzen. En vooral veel

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1987 | | pagina 31