VIER WEKEN
MET JOS,
LANG AVONTURIEREN
KEES, AB EN KEES
ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Vrijdag 6 juni 1986 Nr. 23942
15
Bruinisse en zijn echtgenote Corine
van Dijke een bedrijfje runnen.
Voor palingvisser Adrie Verwijs
waren er ogenschijnlijk in Zeeland
te weinig mogelijkheden, zodat hij
naar Marokko reisde om daar zijn
geluk te beproeven. Na anderhalf
uur zoeken in Kenitra werd het
grondgebied van het echtpaar
Verwijs toch gevonden. „Zij
vertelden ons veel van hun
ervaringen in Marokko en over de
mogelijkheden in dit grote land. We
hebben er een schitterende periode
gehad", weet Jos Geluk. Vanuit
Kenitra werd koers gezet naar
Ceuta, een Spaanse enclave, zoals
Gibraltar als Engels steunpunt
fungeert in Spanje. Vanuit Ceuta
werd de oversteek gemaakt naar
Algeciras, een tocht van amper
anderhalf uur. Het kwartet was
weer terug op Europese bodem. Via
Malaga en Almeria werd Alicante
bereikt en vandaaruit werd de tocht
naar het noorden ingezet.
Benidorm, Valencia, Barcelona en
Parijs waren de volgende
mikpunten, vooraleer de Belgische
grens werd overschreden.
Daags tevoren was er in de
vooravond nog paniek geweest. „Ik
werd op een gegeven moment
ingehaald door Kees Bom. 'Je motor
staat in brand' schreeuwde hij me
toe", vertelt Kees Reinhoud. Ook
Jos Geluk en Ab van Dongen
hadden het euvel inmiddels
bemerkt. Nader speurwerk toonde
aan, dat Kees Reinhoud's slaapzak
had vlam gevat doordat hij tegen
het motorblok hing. Bijna had Kees
Bom op de valreep nog grote
problemen, toen hij in Frankrijk
motorolie moest bijkopen, die naar
later zou blijken niet goed
samenwerkte met de reeds in de
motor aanwezige olie. „Bij Gent
begon het gedonder. De klepstoter
liep vast. Na een half uur sleutejen
kon ik weer verder, omdat ik twee
cylinders heb en dus op één verder
kon", legt Bom uit. Op de rotonde
bij Zierikzee wachtte Johan van den
Hoek als voorwacht van het
ontvangstcomité de vier reizigers
op. Zij belden vanuit Parijs hoe laat
zij ongeveer aan zouden komen. Een
rondrit over Burgh-Haamstede,
Serooskerke en Noordwelle besloot
de 9200 kilometer lange rit. In
Noordwelle wachtte Kees Bom, Jos
Geluk, Kees Reinhoud en Ab van
Dongen een kolossale ontvangst, die
als waardige afsluiting van een
groots avontuur gold....
.EN OP DEZE PAGINA:
Een gemolde telefooncel werd gebruikt om als keuken te dienen om zo zandvrij eten
te hebben. Rechtsboven Kees Reinhoud met zijn geschroeide slaapzak en daaronder
Adrie Verwijs en Corine van Dijke voor hun huis in Kenitra. Hieronder rechts de grens
overgang tussen Algerije en Marokko waar de vier twee dagen moesten wachten vooral
eer ze verder mochten. Links een wijdse blik over de Sahara en onder een voor zichzelf
sprekend beeld in Noordwelle.
Tégenover de hotel-eigenaar, die
zeer angstvallig over de motoren
had gewaakt, terwijl Geluk, Bom,
Van Dongen en Reinhoud een kijkje
namen in Kairouan, gaven de vier
zich uit als journalisten, die bij
terugkeer in Europa zijn hotel
zouden aanprijzen. Tijdens een
bezoek aan een tapijthandel
veranderden zij in
vertegenwoordigers in tapijten. „Ik
geloof, dat de man ons niet
helemaal serieus nam, maar
desondanks kregen we er toch thee".
Na een slecht ontbijt gingen de vier
weer rijden op weg naar de grens
tussen Tunesië en Algerije nabij
Hassoua. Tunesië uit ging aardig.
Weliswaar moesten er veel
formuliertjes worden ingevuld,
maar het bleek kinderspel
vergeleken bij het binnenkomen van
Algerije. Nadat andermaal tal van
formulieren waren ingevuld,
doemde plotseling een probleem op
toen de kentekenbewijzen van de
motoren op de proppen kwamen.
Een van de kentekenbewijzen
vermeldde een andere naam dan die
de chauffeur droeg. „De achternaam
was hetzelfde, maar er stond een
andere voorletter op. De ogen van
de douanebeambte begonnen echt te
glimmen, toen hij het ontdekte. Hij
begon meteen te roepen, dat we er
niet in mochten". Om toch nog orde
op zaken te stellen, diende
getelexed te worden naar de echte
eigenaar. Daartoe moest
driehonderd kilometer teruggereden
worden. De tocht was vergeefs,
want betreffende eigenaar bleek
niet te bereiken. Wat nu gedaan?
Goede raad was duur. Enige tijd
reden de vier voor de grens op en
neer. Geduld bleek het aangewezen
facet om toch alsnog te bereiken
waarvoor het allemaal was
begonnen. Enig gerammel met geld
mocht niet baten en ook quasi-boos
worden maakte geen indruk bij de
douaniers. „De chef moest erbij
komen. Dat was ons wel duidelijk
geworden. En dat allemaal omdat er
een M stond voor een C". Tben de
chef uiteindelijk verscheen was het
snel beslist. De wat laconiek in
trainingspak verschijnende beambte
loste het probleem snel op door te
doen alsof zijn neus bloedde en de
reis kon worden vervolgd na een
oponthoud van een kleine drie uur.
Het was toen reeds nagenoeg
donker.
De nacht werd langs de grote weg,
of wat daarvoor moest doorgaan,
doorgebracht. Toen reeds werd voor
het eerst kennis gemaakt met de
venijnige wind en het door alles
heen kruipende zand. Doordat de
overnachtingsplaats pas in het
donker werd bereikt, werd de tent
slechts provisorisch neergezet. Tben
Ab van Dongen de volgende ochtend
tegen zes uur reveille blies bleken
zij de vorige avond te zijn
neergestreken vlak bij een
nomadenkamp. De volgende plaats
waar werd gestopt was El Oued, een
plaats, die andermaal voor het
nodige oponthoud zou zorgen. In El
Oued bivakkeerden de vier
noodgedwongen anderhalve dag. In
de Mohamedaanse landen is de
vrijdag de ramaddan, de rustdag. In
El Oued moesten de vier de
verplichte geldwissel doen. Iedere
toerist moet duizend dinar kopen -
zo'n slordige zeshonderd gulden. Bij
het verlaten van het land moet het
eventuele restant tegen een zeer
lage koers weer worden ingeleverd.
Vanwege de ramaddan gesloten
banken in El Oued en dus
oponthoud. Daar ontmoetten de
vier ook een alleenreizende Duitser,
Siegfried. Zijn gezelschap had enige
voordelen, maar zeker zo veel
nadelen.
Na veel vijven en zessen werden
alle formaliteiten verricht, maar
toen kwamen er problemen voor
Siegfried. Hij had alleen
Eurocheques op zak, maar die
bleken slechts op een enkel kantoor
inwisselbaar. Tbt dat er een
dergelijke plaats opdoemde
klampte Siegfried zich maar vast
aan de vier Nederlanders. Vrij kort
na het vertrek uit El Oued
belandden de vijf in een heuse
zandstorm. In een van de
nederzettingen, die gepasseerd
werd, probeerden kinderen een
levende leguaan in de baggage van
Ab van Dongen te mikken, zeer tot
zijn ontsteltenis. Bij aankomst in
Ouargla in het begin van de avond
hadden de vijf er een pittige dag
opzitten. Even buiten Ouargla
besloten 2ij in het stof te gaan
kamperen. De volgende dag trok
Kees Reinhoud met Siegfried naar
Ouargla om daar te proberen de
Eurocheques om te zetten in dinars.
Na een halve dag bank-in bank-uit
had het duo nog geen succes. Een
grotere stad - verder Algerije in -
zou uitkomst brengen. Voordat El
Golea werd bereikt beleefden de
vijf nog een superverrassing.
„Ergens halverwege was een oase
met een bron, die gerund werd door
een soort achtergebleven hippie",
vertelt Kees Bom. „Van die bron
had hij iets goeds gemaakt. Een
soort camping. Hij was zelfs bezig
met een zwembad en liet dat
meteen vollopen toen wij aan
kwamen. Daar konden we
zwemmen en dat was in de
zengende hitte ontstellend welkom-
Bovendien had die kerel verse
tomaten en verse sla. Enfin, dat was
in combinatie met de pannekoeken
van kok Kees Reinhoud weer
verschrikkelijk afzien". De hippie
rekende het vijftal uiteindelijk
vijftien dinar, maar was tevreden
met tien. „Met niks zou hij ook
genoegen genomen hebben, want hij
vond alles best".
Aangekomen in El Golea werd
Siegfried de keus voorgelegd wat
verder te doen. Uiteindelijk besloot
hij met enig geleend geld van het
Westerschouwse kwartet naar de
hoofdstad Algiers te gaan. „Het was
jammer, dat we afscheid moesten
nemen van zijn koffiezet-apparaat,
maar alles bijeen waren we toch
blij dat we van hem af waren, want
hij zorgde voor flink wat oponthoud
waar we niet op zaten te wachten".
Bij El Golea werd voor het eerst
gebruik gemaakt van de jerry-cans,
omdat er een traject voor de boeg
was, dat te lang was om met de
tankinhoud te overbruggen. Het
eerste stuk piste van zes kilometer
doemde vrijwel meteen op. „We
zaten tot dat moment nog steeds
met de grote vraag, hoe het zou zijn
om met die motors in het terrein te
rijden. Tot dat moment hadden we
nog steeds asfaltweg gehad van
redelijke kwaliteit, een enkele
wegopbreking daargelaten", legt
Kees Reinhoud uit. Het zes
kilometer lange stuk bleek pittig,
niet in het minst door de venijnige
wind. Het was het begin van een
ruim honderd kilometer lange
'Garten des Satans'. Na een flink
stuk afzien kropen de vier vroeg in
de slaapzakken en was het de
volgende dag om kwart over vijf
weer dag.
Die dag zou de zwaarste worden
van de reis. Zover als de vier kijken
konden was het een zandvlakte. Met
onderlinge afstanden van soms wel
een kilometer snelden Jos Geluk,
Kees Reinhoud, Ab van Dongen en
Kees Bom door de flanken van de
Sahara. Zaak was het daarbij om
elkaar in ieder geval te blijven zien.
Na enige tijd was één stipje toch
De dagen die volgden leverden
fraaie tochten op door vooral de
hoogte van het Atlas-gebergte. De
vier reden tegen de sneeuwranden
aan en overnachtten een keer op
hoogte in de koelte. Na het verlaten
van het hooggebergte werd koers
gezet naar Kenitra waar sinds
enkele maanden Adrie Verwijs uit
weg. „Ik ben toen maar
omgedraaid", vertelt Ab van
Dongen. „Tben ik een eindje had
gereden kwam ik eerst een plastic
zak van Bouwman-Kloet tegen en
even later nog een van Koevoets. Ik
wist toen, dat er iets niet goed
ging". Even later werd Kees Bom
liggend in het zand gevonden. Motor
en rijder lagen temidden van
allerlei etenswaren. „Ik durfde er
geen foto van te maken, maar het
was een schitterende plaat geweest,
want er kwam rook van onder de
helm van Kees Bom vandaan", voegt
Van Dongen nog toe. „Ik was boos.
Ik vond het te hard gaan, maar
wilde toch bijhouden. Uiteindelijk
werd het me fataal", verzucht Bom
na het relaas van Van Dongen.
Duidelijk was, dat het
opportunisme van de vier een fatale
valpartij tot gevolg had kunnen
hebben. „We waren ook inderdaad
allemaal ontzettend geschrokken. Je
moet je eens indenken wat je moet
doen, als er echt lichamelijk letsel
zou zijn geweest. Je praat wèl over
afstanden van Burgh-Haamstede
naar Amsterdam, die je moet
overbruggen", legt Jos Geluk uit.
Alles liep goed af met uitzondering
van een pijnlijke elleboog.
Op hetzelfde stuk was er nog een
tweede curieus voorval. In volle
vaart knalden Jos Geluk en Kees
Bom zijdelings tegen elkaar. Tbt een
val kwam het niet. Beiden
waaierden na de botsing weer uit
elkaar. „Het is toch te gek. In zo'n
grote zandvlakte toch nog tegen
gepasseerd, maar nu stokte de reis
voor een soort militaire douanepost.
Daar bleken de verzekeringen voor
de motoren niet in orde te zijn en
werden de vier dus niet toegelaten.
Er waren twee mogelijkheden. Het
viertal zou terug moeten naar
Algerije en vervolgens een meer
noordelijke grenspost moeten
nemen, waar tegelijkertijd een
verzekering zou kunnen worden
afgesloten, of een van de vier zou
over Marokkaanse bodem per bus
naar een plaats moeten reizen om
daar voor de benodigde papieren te
zorgen. Na overleg werd voor de
elkaar rijden, maar het gebeurt
toch maar mooi. Ik dacht eerst dat
ik een kameel ramde", constateert
Geluk. Voornaamste slachtoffer van
de aanvaring werd een van de jerry
cans van Jos Geluk. De inhoud
werd in een klap gereduceerd van
naar om en nabij een
kwart daarvan. Aan het eind van de
dag arriveerden de vier
motorrijders in de buurt van
Alouef. Daar werden zij door een
aantal lokale bewoners vergast op
allerlei plaatselijke delicatessen.
Een eindje verder overnachtten zij
in de omgeving van Regan, een
stadje zonder geur of kleur. Even
verderop is het begin van een 1380
kilometer lange piste, de langste
van de Sahara. Die piste gebruikten
de Schouwenaren niet. Over een
gemakkelijker route bereikten zij
de volgende dag Ksabi, waar zij van
een vriendelijke bewoner een huisje
kregen aangeboden voor de nacht.
Er werd ook voor hen gekookt,
maar de tweede aanraking met
volksgerecht nummer een, de
couscous, viel slecht. De eerste beri-
beri-verschijnselen kondigden zich
aan. Jos Geluk was de eerste
bofkont. „De couscous was in
tegenstelling tot het huis geen
succes", herinnert Geluk zich maar
al te goed. „Op zich was het gezellig
in dat dorpje. We werden heel
gastvrij ontvangen. We hoefden ons
ook geen zorgen te maken over onze
motors. Die konden we gerust
zomaar ergens neerzetten zonder
dat ze leeggeroofd werden. Dat was
bij eerdere gelegenheden wel
anders".
In Thchid, aan het eind van de
volgende dag, dienden de eerste
serieuze ziekteverschijnselen bij
meerderen zich aan. Mede daardoor
werd de voorkeur gegeven aan
overnachting in een hotel. De
tochten naar Ksabi en Thchid boden
de coureurs overigens weinig fraais
om te bewonderen. Beetje bij beetje
werd de Marokkaanse grens
genaderd. Het laatste Algerijnse
geld werd opgetankt. De Algerijnse
grens werd probleemloos
van je af te slaan. We zouden die
troep in de banden hebben. Ze
bleven aanhouden. Tbt ik er
doodziek van werd, maar ze zijn
echt niet weg te krijgen", vertelt
Kees Bom, die flink onderdruk
kwam. Eenmaal daar weg
arriveerden de vier reizigers in Kees
Bom's favoriete stuk: het Atlas
gebergte, „Ik dacht dat het net
zoiets was als de Ardennen, maar
dat bleek even anders. Daar hebben
we echt genoten al schoot het niet
erg op. Die weg bleef kronkelen,
maar we hebben wel grandioos
gescheurd", vertelt Kees Bom
verheerlijkt. Een apart avontuur
was vervolgens ook weer
Marrakech. In de wijk Medina zijn
duizenden miniwinkeltjes gevestigd,
hetgeen een kolossaal gekrioel van
mensen tot gevolg heeft. „Wij liepen
zonder gids in Medina en dan is het
maar goed dat je met z'n vieren
bent en door je motorkleding
behoorlijk fors lijkt. Anders is het
toch maar een hachelijk avontuur".
Marrakech bleek een stad van
tegenstellingen. Tégenover het
typisch arme Medina steekt het
westerse deel zeer schril af. „Het
ene moment krioelen de
poliopatiëntjes rond je voeten, het
andere moment waan je je in een
hypermodem toeristencentrum". De
tweede dag in Marrakech werd
benut met een uitvoerig bezoek aan
het Atlas-gebergte. De bepakking
werd voor de verandering
achtergelaten, zodat er naar
hartelust genoten kon worden van
wat het gebergte te bieden had.
In Erfouth was het allesbehalve
gezellig. Bij aankomst bleek er
enorme opstoot van jeugd gaande.
Ook bleken de wat ouderen naarstig
op zoek naar hasj. „Ze waren niet
laatste oplossing gekozen. Kees
Reinhoud bood zichzelf aan om de
bus te pakken, 's Morgens om kwart
over vier diende Reinhoud aanwezig
te zijn om te vertrekken voor zijn
reis over vierhonderd kilometer in
een bus, zoals die in Nederland in
de vijftiger jaren rondhobbelden.
„Het was een aparte belevenis om
als enige toerist tussen zeventig,
meestal slapende Marokkanen
vierhonderd kilometer te reizen",
vertelt Kees Reinhoud. In de
anderhalf uur, die hij tot zijn.
beschikking had om de
verzekeringen in orde te brengen,
slaagde Reinhoud en dus kon de
terugtocht beginnen. De volgende
dag om klokslag twaalf uur - het
tijdstip waarop de verzekering
inging - mochten de vier eindelijk
na twee dagep voor een slagboom in
niemandsland te hebben gestaan,
Marokko in. Het vizier stond vanaf
dat moment gericht op Marrakech.