Het Oudemannen- en -vrouwenhuis te Zierikzee 1 ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Maandag' 30 december 1985 Nr. 23854 25 ZIERIKZEE - Dit jaar werd het bejaardencentrum Onder de Wiekenofficieel geopend. Na lange voorbereidingen verrees een groot, nieuw complex. Het meer dan honderd jaar oude „gesticht" Irene moest er (helaas) voor wijken. Die officiële opening is een goede gelegenheid te herinneren aan een gebeurtenis, die dit jaar vier eeuwen geleden plaats vond in Zierikzee: de oprichting van een Oudemannenhuis, een verre voorloper van „Onder de Wiekenen Borrendamme De huidige situatie in de Manhuisstraat. Op deze plaats stond vroeger het Oudemanncn- en -vrouwenhuis. Ging ook nu de verwezenlijking van het nieuwe bejaardencentrum niet vlot, vier eeuwen geleden ging het heel wat moeizamer. Op 26 juni 1567 werd een voor zijn tijd vermo gend man begraven: Adriaan Franszoon had het tij delijke met het eeuwige verwisseld. Hij was in zijn leven rentmeester geweest van de Heilige Geest, de burgerlijke instelling belast met de armenzorg. Adriaan Franszoon was daardoor goed op de hoog te met de noden die er waren. In Zierikzee waren diverse kloosters, er was een weeshuis en een gasthuis, maar er was geen instel ling die zich uitsluitend bezighield met de ouder wordende mens. Daarom liet Adriaan Franszoon 1/3 van zijn bezittingen na voor de oprichting van een tehuis voor oude mannen. Een jaar later, in 1568, besloot de stadsraad de schenking te aanvaarden, maar ruzie met de erfge namen van Adriaan Franszoon over de verdeling van de goederen vertraagde de oprichting. In 1583 was men het ook nog oneens over de plaats van het nieuwe tehuis. Intussen had de stadsraad beheerders aangesteld over de nieuwe instelling. De drie benoemden meenden dat de inkomsten uit het legaat onvol doende waren om het nieuwe tehuis goed te kun nen exploiteren. Daarom besloot de raad, op ver zoek van de beheerders, om de legaten van een schoonzuster van Adriaan Franszoon geheel te bestemmen voor het nieuwe Oudemannenhuis. De schoonzuster had slechts een deel gelegateerd aan het Oudemannenhuis en een ander deel aan andere liefdadige instellingen. Zo kwam dan eindelijk het Oudemannenhuis in 1585 gereed. Het verrees in de Sint Anthoniestraat. Deze werd al spoedig naar het nieuwe tehuis: Man huisstraat genoemd. Opneming Opneming in het Oudemannenhuis was niet van zelfsprekend. Men moest zich .inkopen". Sedert 1660 was men 500 gulden verschuldigd als men Zie- rikzeeënaar was. Niet-Zierikzeeënaars betaalden 100 gulden meer. Degenen, die zich inkochten, wa ren in de regel 60 jaar of ouder. Was men jonger dan 60 dan moest men voor elk jaar onder de 60 extra bijbetalen. Reeds drie jaar later, in 1663, werden de bedragen fors verhoogd. Met het betalen van het inkoopbedrag was men er nog niet. De binnenmoeder mcfest een ,,fooi" ge geven worden van twee Rijksdaalders en de dienst meid kreeg één Rijksdaalder. De oudelieden moes ten bovendien meebrengen: een goed bed, drie dekens, twee kussens, drie paar lakens, drie paar fluwijnen" (slopen), zes goede hemden, een stoel met kussen, een tinnen drinkkan, een pot, een spuugbekken, een schotel, een kom met lepel, zes nieuwe servetten, twee gordijnen met stroken er boven voor de bedstede en voor de schouw, een pak daagse en een pak zondagse kleren. Plichten Uitvoerig waren de plichten omschreven. Goed gedrag was verplicht onder andere voor, tijdens en na de maaltijd. Klagen over het eten was er niet bij. Ze moesten genoegen nemen met wat de pot schafte of in 17de eeuws Nederlands: ,,hun laeten genoegen met hetgeen Godt verleent endebij den meester ende vrouwe van den huyse voorgestelt en op tafel gebracht sal werden, sonder eenige mur- muratie (protest) daertegen te doen". Degenen, die toch bezwaar maakten, werden gestraft door ze acht dagen apart van de anderen te laten eten, zoveel keer als ze hadden geprotesteerd. Men kon ze zelfs op water en brood zetten met goedvinden van de burgemeester of de Gods huismeester. Om acht uur 's morgens stond het ontbijt gereed, om twalf uur precies werd warm gegeten. Om laat komers te straffen werd om twaalf uur de deur ge sloten. Eerst om twee uur werd die weer geopend. Laatkomers kregen na twee uur geen eten of drin ken; ze moesten acht dagen apart eten. Presteerden ze het om voor de tweede keer niet op tijd te zijn dan moesten ze 14 dagen lang hun prakje apart ope ten. Was het voor de derde maal dan dreigde zes maanden of langer verbanning uit het huis. Van 1 oktober tot Pasen werd 's avonds om zeven uur gegeten. Men ging dan tegelijk aan tafel om ge zamenlijk te kunnen bidden en te danken voor en na het maal. Degene, die het langst in het huis ver toefde, zat op de eerste plaats en zo vervolgens naar binnenkomst in het huis. De Godshuismeester mocht, met instemming van de burgemeester, die volgorde veranderen vanwege de maatschappelij ke positie van de een of ander of om andere rede nen. Van Pasen tot 1 oktober zat men in omgekeer de volgorde aan tafel. Ook hier weer identieke straffen voor laatkomers. Op tijd binnen Van 1 oktober tot Pasen moesten de bejaarden van het tehuis om acht uur binnen zijn en de rest van het jaar om negen uur. Na dat tijdstip ging de poort onherroepelijk dicht en voor niemand meer open. Wie daarover stampei maakte voor de poort, het zij met zijn mond, zijn armen of voeten, die hing verbanning uit het huis boven het hoofd, de eerste keer voor zes weken, de tweede keer voor zes maanden en de derde keer voor altijd. De spulletjes van de ongelukkige bleven eigendom van het Ou demannenhuis, evenals van degenen die zonder toestemming in het huwelijksbootje stapten. Wie schold of kwalijke woorden sprak over het manhuis of tegen een mede-bewoner, die kreeg 14 dagen lang geen eten of drinken. Verwondde een oudje zijn mede-bewoner, gingen ze elkaar met een stok of iets anders te lijf en gaven ze elkaar een of meer ,,bolslagen" (klappen tegen het hoofd) dan volgde zes maanden verbanning, voor de tweede keer gedurende een jaar en voor de derde keer voor altijd. Het manhuis Over het pand waarin het Oudemannenhuis was gevestigd, zijn we slecht ingelicht. Wel weten we de lokatie, het stond aan de oostzijde van de Man huisstraat tegenover het voormalige pand van de Rijksscholengemeenschap. Ter plaatse staan nu de woningen 11-23. Boven de ingang waren enkele oude mannen- hoofden geschilderd en daartussen de Latijnse op wekking Senectutem honora of: eert de ouderdom. Daaronder stond een gedicht: Tot dese situatie toont elck u gratis Morghen of heden, betoont nu deucht, Sulcx als ghij meucht, t werdt u ghebeden Op dat toerde volbracht de meyning, bedacht Van den Fundateur mits desen, Wiens ziele, present bij Godt bekent, in ruste moet wesen. Legaten Het is geen hoogstaande poëzie, maar de strek king is duidelijk. De opwekking tot deugd was een oproep om het Oudemannenhuis te gedenken. Vele Zierikzeeënaars hebben aan die oproep gehoor ge geven door het bij testament te gedenken. Ondanks die legaten was het met de financiële toestand van het Manhuis somber gesteld. Met enkele uitzonderingen heeft het Oudeman nenhuis steeds grote moeite gehad alle financiële touwtjes aan elkaar geknoopt te krijgen. Grond moest verkocht worden, evenals effekten. Geprobeerd werd fonsen te verwerven door de uitgifte t>an lijfrenten, maar ook dit was onvol doende. Vanaf 1721 moest de stad bijspringen door leningen te verstrekken. In 1745 werd voor een be drag van niet minder dan 12.000 gulden geleend door de stad. een voor die tijd forse lening. Belastingen Op ingenieuze wijze probeerde man het Oude mannenhuis. waarin inmiddels ook vrouwen opge nomen werden, te voorzien van financiële midde len. Zo kreeg het Oudemannen en -vrouwenhuis in 1747 de korenmaat (een belasting op verhandeld korentoebedeeld in plaats van het Weeshuis. De opbrengst uan het verhuren van rouwmantels. waarvan een deel bestemd was voor het Manhuis, werd verhoogd met een stuiver. Die rouwmantels werden door talrijke personen gehuurd, die de baar met de overledene volgden. Ook werd het Manhuis verrijkt met de opbrengst van de belasting op het malen van graan in de vorm van drie stuiver per zak. In latere tijd kreeg het Manhuis 2 schellingen per WO bos droge vis. die verkocht werd op de markt. Voorts twee duiten per stoop op de verhandelde sterke drank en I groot per zes gulden van de ver kochte vaste goederen via de overman tijdens openbare verkopingen. Hoe inventief ook bedacht, voor het Manhuis was het slechts een geringe souiaas om de uitgaven te dekken. Zo bleek in 1759 dat de overleden bier brouwer Johan van der Schatte een vordering we gens geleverd bier had van maar liefst bijna 4000 gulden. Zeven jaar lang had het Manhuis de reke ningen niet betaald. Bestuur Het bestuur van het Oudemannen- en -vrouwen huis bestond uit twee buitenregenten, die bijna al tijd uit de leden van de raad werden benoemd. Het financieel beheer geschiedde door de buitenvader of boekhouder onder verantwoordelijkheid van de buitenregenten. Het huishoudelijk bestuur van het huis was in handen van een binnenmoeder, met twee dienstbodes. De bestuurders meenden het goed. Toen de boek houder Tonis van der Os in 1754 stierf bleek dat hij maar liefst 3000 gulden had voorgeschoten aan het Manhuis. Maar het was duidelijk dat andere in komstenbronnen moesten worden aangeboord. De Slavenkas Sedert 1735 was Zierikzee een Slavenkasrijk waaraan alle ter kopvaardij varende schippers, stuurlieden en matrozen moesten bijdragen. Bin nen enkele jaren had de Slavenkaseen aardig bedrag bijeengespaard en omdat er geen personen in slavernij waren konden de Commissarissen van de Slavenkas sociaal" gaan denken voor hun zee lui. Het Manhuis kon daarvan meeprofiteren. Sinds oktober 1769 werden in het Manhuis opge nomen de twee oudste schippers en de twee oudste stuurlieden, die aan de Slavenkas hadden betaald. Hun kost en inwoning werden betaald door de Sla venkas, die daarvoor jaarlijks 600 gulden betaalde. Later werd het aantal zeelui opgevoerd tot acht en het bedrag aangepast tot f 1200,—. Later werd deze bijdrage verhoogd tot 1800 gulden. Herstel De reddingspogingen voor het Manhuis kwamen juist bij tijd. Nog in 1770 had men overwogen geen nieuwe bewoners meer toe te laten en zo het huis te laten uitsterven, maar langzaam herstelden de fi nanciën zich. In 1790 kocht men zelfs een aangrenzend pand aan om dit bij het Manhuis te trekken. De koop en inrichting kostten 3350 gulden. De florissante tijden duurden slechts kort want nog in hetzelfde jaar bleek dat de boedel van de toenmalige boekhouder Matthijs de Cock in ont redderde toestand verkeerde. Hij bleef ongeveer 6100 gulden schuldig aan de kas van het Manhuis. De Cock werd ontslagen, maar men was verge vingsgezind, want nog in 1793 mocht hij thee en chocolade leveren aan het huis. Het gebouw Het pand aan de Manhuisstraat had een vrij gro te omvang. Het bijbehorende terrein liep door tot aan de Witte Yestraat en had een binnenplaats of tuin, met daarin een wijngaard. In het huis was een regentenkamer, een spijskamer of eetzaal en 25 ka mertjes of huisjes. In 1750 telde men er 49 bewoners waarvan er 45 binnen het huis konden wonen. De vier overigen waren wegens plaatsgebrek buitens huis geplaatst. Aanvankelijk moesten de bewoners Gerefor meerd of Hervormd zijn. Later, in de 18e eeuw, werd het toelatingsgebied versoepeld. Die bewo ners moesten delen in de financiële zorgen in die zin dat hun bijdrage bij hun binnenkomst in de loop der jaren aanzienlijk werd verhoogd. Was deze aanvankelijk gesteld op 500 gulden, in 1663 werd dit 600 gulden, in 1697 700 gulden, in 1708 800 gul den, in 1724 900 gulden en in 1747 1000 gulden. Deze bedragen golden voor personen die 60 jaar en ouder waren. Jongeren betaalden meer evenals personen van buiten de stad. Vrouwen werden sedert 1663 toegelaten en in dat jaar werden enkele nieuwe huisjes en kamers bij gebouwd om nu ook echtparen te kunnen opnemen. Bezuinigingen Op het eind van de 18de eeuw en het begin van de 19de eeuw was Zierikzee een armoedige stad ge worden. Handel en nijverheid kwijnden door de Franse bezetting. Het Oudemannen- en -vrouwen huis deelde in de misère. Om de financiële problemen het hoofd te bieden zag men geen andere mogelijkheid dan vergaande bezuinigingen. Het stadsbestuur meende in 1811 een oplossing gevonden te hebben voor de moeilij ke situatie. Toen werd het Gasthuis achter de Gast- huiskerk opgeheven en de raad besloot de bezittin gen te schenken aan het Manhuis. Ondertussen was het aantal proveniers drastisch teruggebracht. In 1819 waren het er nog slechts ze ven. Men overwoog hen uit te kopen tegen een we kelijkse uitkering van 5 gulden per persoon. Alle proveniers werden opgeroepen om te verschijnen bij de Regenten van de Godshuizen (alle liefdadige stedelijke instellingen waren onder één bestuur verenigd). Ze stemden in met de uitkoop en ook de stadsraad van Zierikzee kon zich in het likwidatie- plan vinden. Sluiting Een binnenmoeder had het Manhuis inmiddels al niet meer. In 1813 was de laatste, Anna Vedermans, overleden en haar weduwnaar, Marinus Janse Kan- se, werd vanaf dat jaar binnenvader. Hij werd mee uitgekochttoen het Manhuis officieel op 1 juni 1819 gesloten werd. Van de personen, die toen het Manhuis verlieten, bleef hij het langst in leven. Op 1 december 1830 overleed hij op 88-jarige leeftijd als de laatste bewoner van het voormalige Man huis. Nette woningen De bewoners verdwenen, maar het pand bleef (nog). Een klein deel van het Manhuis werd inge richt als soepkokerij voor de armen. Een aantal woninkjes en vertrekken werd verhuurd aan parti culieren, met name vissers die vanuit Holland naar Zierikzee kwamen om er de schepen van de Nieu we Visscherij" te gaan bemannen. Nadat deze lang zamerhand betere woningen hadden gekregen besloot de raad tot openbare verkoop van het Man huis in 1824. De koperslager Jacob Kodde werd voor f 3325,— de eigenaar. Men verhaalde dat hij alleen al met het lood, dat van het pand kwam, een groot deel van de koopprijs terugverdiende. Kodde brak het pand af. Het doek van het Manhuis was definitief geval len. Ter plaatse werden woningen gebouwd en in het begin van deze eeuw werd het huidige rijtje met huizen geplaatst. De vroegere gemeentearchi varis van Zierikzee, P. D. de Vos, die de bijzonder heden van het Manhuis voor zijn stadsgenoten op papier zette, roemde de fraaie huizen ,,die er nu de straat vervroolijken en thans herinnert ons niets meer dan de naam dier straat aan hetgeen hier een maal aanwezig was"..... Ttekst: H. Uil Foto: Johan D. C. Berrevoets

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1985 | | pagina 25