afdeling Koninklijke Nederlandse
DinvELAND xn Maatschappij tot Bevordering
der Geneeskunst
ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE Vrijdag 1 november 1985 Nr. 23822
9
ZIERIKZEE - Een
75-jarig bestaan van een
vereniging is altijd een
reden om eens terug te
blikken in de tijd van het
ontstaan. Verenigingen
met een dergelijk lange
staat van dienst zijn er
niet zóveel, vandaar.
Deze week viert de
afdeling Schouwen-
Duiveland van de
Koninklijke Nederlandse
Maatschappij tot
Bevordering der
Geneeskunst het 75-jarig
bestaan. De afdeling doet
dat onder meer via een
expositie in de hal van
het Zweeds Rode
Kruisziekenhuis in
Zierikzee, met een
apotheker vervaardigd en niets uit
de fabriek".
De Schouwen-Duiveiandse artsen
hadden de beschikking over het
ziekenhuis in Noordgouwe. In het
begin met twaalf bedden en één
verpleegster. Daar werden blinde
darmen en breuken geopereerd,
gebroken benen gezet en hechtingen
verricht. Bij hoge uitzondering
werd er doorverwezen naar
'Holland', waarmee Leiden of
Utrecht bedoeld werd.
„Een ambulance hadden we niet",
weet de Zierikzeese arts nog goed.
„Maar wel een ziekenkoets. Eén
koets met een paard er voor en
harde wielen, voor het hele eiland.
Niet bepaald een pretje om daarmee
vervoerd te warden. Die koets was
trouwens ook de oorzaak van een
zeer beperkt aantal
ziekenhuisopnamen. Het gebeurde
veel meer, dat er geopereerd werd
bij de patiënten thuis, op de
keukentafel
nauwkeuriger diagnose stellen in
verband met de bijwerkingen van
medicijnen. Veel medicijnen die
toen op de markt kwamen waren
trouwens een kort leven beschoren".
De komst van het Zweeds Rode
Kruisziekenhuis in Zierikzee vond
dokter Van Hoorn ook een grote
vooruitgang. Hoewel het
Noordgouwens ziekenhuis in '42/'43
nog werd uitgebreid met een
vleugel tot vijftig bedden en tot '57
bleef bestaan, was het Zierikzees
ziekenhuis toch een sterke
verbetering. Moderner, ruimer, een
goed laboratorium, meer
specialisten, kortom te veel om op
te noemen in vergelijking met toen
dr Van Hoorn zich in Zierikzee
vestigde. Zoals bekend was het
ziekenhuis een geschenk van het
Zweeds Rode Kruis, na de
watersnoodramp. Er was echter nog
geen eigen narcotiseur in het
ziekenhuis. Van Hoorn weet nog te
vertellen dat toen de
Grevelingendam werd aangelegd er
grote stenen werden aangevoerd met
een kabelbaan. In die kabelbaan
konden ook incidenteel mensen
vervoerd worden, niet al te
comfortabel. In die tijd werd de
narcotiseur uit het Dirkslandse
ziekenhuis op die wijze over het
water vervoerd om in Zierikzee
aanwezig te kunnen zijn bij een
operatie. Ook de tijd, dat dr Van
Hoorn per fiets z'n patiënten
bezocht, vlug genoeg, want
spoedgevallen waren er immers
niet. Niet voor te stellen bij de
huidige snelle verbindingen
Wat het aantal patiënten per
praktijk betreft: dat onderging geen
verandering. Bij vestiging in
Zierikzee waren dat er wat hem
betreft een drieduizend en dat
aantal is nog wel het gemiddelde al
is er een streven naar minder, ter
verbetering van de totale
gezondheidszorg. Zierikzee was zijn
eerste praktijk en is zijn enige
gebleven tot 1972. Tben openbaarde
zich wat 'loopstoornissen' zoals de
dokter zijn eigen diagnose stelt, en
dat was mede de aanleiding om te
stoppen met het zware werk. Hij
was toen 63 jaar oud, er was nog
geen VUT of pensioen, van 'Drees'
kreeg je pas als je 65 was en om die
tijd op te vullen heeft dr Van Hoorn
een tijd les gegeven op de
Landbouw huishoudschool en de
Corneliastichting. Na die periode
staat dokter Van Hoorn te boek als
oud-huisarts. Hij bleef echter lid
van de afdeling en belangstellend
lid. Het was dan ook niet zo vreemd
toen hij het verzoek kreeg om in
verband met het 75-jarig jubileum
een expositie in te richten. Hij deed
het graag en binnen twaalf weken
kreeg de expositie gestalte. De
bloemen op de salontafel getuigen
van de dank van de overige leden.
In Mondragon was er vorige week
een feestelijke bijeenkomst van de
afdeling, waar professor Polak was
uitgenodigd. „Allergezelligst",
typeert Van Hoorn die bijeenkomst,
tijdens welke de expositie ook was
opgesteld om direct daarna te
verhuizen naar de hal van het
Zweeds Rode Kruisziekenhuis.
Tbkeningen, foto's en documenten
brengen een deel van die 75 jaar in
beeld, bijeen vergaard via het
streekarchivariaat en nabestaanden
van de vroegere artsen op
Schouwen-Duiveland. Een prima
overzicht van een stukje lokale
historie, van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij tot
Bevordering der Geneeskunst,
afdeling Schouwen-Duiveland. Dat
de afdeling zowel als haar oud
secretaris nog een lang leven
beschoren moge zijn!
TEKST: HARRY DE WAARD
FOTO'S: JOHAN D. C
BERREVOETS
'overzicht van 'Huisartsen
en ziekenhuizen op
Schouwen-Duiveland
vanaf 1900'.
Inrichter van de
expositie is de bekende
Zierikzeese huisarts dr C.
M. van Hoorn. Een man,
bijna zo oud als de
afdeling- zelf en dus
uitermate geschikt (èn
bereid) om iets uit het
doktersverleden te
vertellen.
In zijn fraaie en rustig gelegen
woning aan de De Wittestraat haalt
dr Van Hoorn graag een paar
herinneringen op, na eerst
verklaard te hebben wèt de afdeling
met-de-lange-naam eigenlijk is en
wat er gedaan wordt en werd in die
75 jaar. De Schouwen-Duiveiandse
afdeling werd in 1910 opgericht als
afdeling van de landelijke
maatschappij, die tot doel had en
heeft 'alle beoefenaars van de
geneeskunst in het land te
verenigen en de geneeskunst irralle
opzichten te bevorderen ten bate
van de volksgezondheid en leden in
het algemeen'. De landelijke
maatschappij werd in 1849 gesticht.
„Een moeilijke tijd toen", vertelt
de Zierikzeese huisarts, die sinds
1972 niet meer als zodanig
werkzaam is. „Moeilijk, omdat er
in 1849 nog rangen en standen
waren onder de huisartsen. Je had
plattelands- en stadsheelmeesters
die verschillend in aanzien stonden.
Zo werd een stadsheelmeester toen
aan een veel zwaarder examen
onderworpen dan zijn
plattelandscollega. Maar in 1865
werden alle artsen gelijk gesteld
onder de Gezondheidswet van
Thorbecke", aldus een kort lesje
geschiedenis.
Dr Van Hoorn kan wat de
Schouwen-Duiveiandse afdeling
betreft putten uit ervaringen sinds
december '37, toen hij zich als jong
huisarts in Zierikzee vestigde. J. v.
d. Kwast was zijn voorganger die
kort daarvoor was overleden. Van
Hoorn was in '36 te Groningen
afgestudeerd, was een tijd
werkzaam als invaller en volgde
ook nog aanvullende colleges om
zoveel mogelijk zelf te kunnen
doen. De gezondheidszorg zoals die
nu bekend is, was er toen nog niet.
„Lid worden van de afdeling was
een vanzelfsprekende zaak. Iedereen
was lid, het hoorde er bij, en ik
vond het ook noodzakelijk. De
afdeling gaf namelijk de
'instructies' van het hoofdbestuur
door. Verder kwamen we vrij
geregeld bij elkaar, elke maand of
één keer per twee maanden. Er
werd een spreker uitgenodigd, er
werd nagepraat en je had contact
met de collega's. Erg belangrijk
vind ik. Deels voor de gezelligheid
maar ook voor een belangrijk deel
om het peil van de geneeskunst te
handhaven en waar mogelijk te
verbeteren".
Dr Van Hoorn trof in Zierikzee
twee collega's aan van dezelfde
nieuwe generatie. Jonge artsen
derhalve, die de huisartsen van het
'oude stempel' opvolgden. Van
Hoorn: „Dat waren artsen die de
wachtkamer in de gang hadden en
in een klein vertrekje in huis
spreekuur hielden. Dat was in de
praktijk van dokter Van de Kwast
ook zo: in de serre was de
spreekkamer. Ik ben dan ook snel
verhuisd naar de Nieuwe
Boogerdstraat waar ik de
beschikking kreeg over een ruime
wacht- en spreekkamer. Er waren
twee apothekers in Zierikzee, maar
van de farmaceutische industrie
zoals we die nu kennen, was geen
sprake. De medicijnen bestonden
hoofdzakelijk uit pillen, poeders,
een enkele zetpil en een enkele
insluiting. Vrijwel alles door de
Het ziekenhuis in Noordgouwe
was trouwens een van de eerste
plattelandsziekenhuizen van
Nederland. Het had volgens Van
Hoorn twee kamers en als gezegd
twaalf bedden. Spoedeisende
ziekten als nu bijvoorbeeld het
hartinfarct, waren er echter niet. De
mensen werden doodeenvoudig niet
oud genoeg om aan deze
'welvaartsziekte' zoals de huisarts
het noemt, te overlijden.
Longontsteking kon dodelijk zijn,
evenals difterie, TBC en
ingewandziekten. Patiënten met
kanker kregen de huisartsen zelden.
Op de spreekuren verschenen de
mensen minder vaak dan nu het
geval is, is de indruk van dr Van
Hoorn. Klachten uit die begintijd:
-vermoeidheid, hoofdpijn,
rugklachtehystijve" vingers, buik- en
maagklachten. Een enkele hechting
werd ook door de arts gedaan, maar
verder was er niet. Dr Van Hoorn
zegt wel, dat er toen al veel
gesprekken met patiënten werden
gevoerd om achter de ware oorzaak
van hun klachten te komen. Vaak
liet hij patiënten 's avonds terug
komen voor dergelijke gesprekken
om alles eens rustig te kunnen
aanhoren. Kwamen hij en z'n
collega's er niet uit, dan was er
altijd nog een specialist die
éénmaal per week spreekuur hield
in het Groene Kruisgebouw en in
het ziekenhuis van Noordgouwe.
Twee rampen heeft Van Hoorn
meegemaakt: de oorlog en de
watersnoodramp. Wat die eerste
ramp betreft: de Schouwen-
Duiveiandse artsen weigerden voor
de 'Artsenkamer' te tekenen en
gingen in de goed georganiseerde
artsenverzetgroep. Ondergronds
werk dus. Door niet te tekenen deed
men afstand van de titel arts. De
dienovereenkomstige bordjes met de
vermelding van spreekuren in de
tuinen werden met pleisters
afgeplakt, tot groot ongenoegen van
de bezetter. Maar de patiënten
bleven toch wel komen, die wisten
wat er onder de pleisters stond
vermeld De bijeenkomsten van
de afdeling vielen stil gedurende de
oorlog, waar bij kwam dat er in '44
weinig mensen meer op Schouwen-
Duiveland aanwezig waren vanwege
de inundatie.
Na de oorlog toen eerst orde op
zaken werd gesteld, was de eerste
bijeenkomst van de afdeling in '46,
ten huize van dr Van Hoorn, waar
hij tevens tot secretaris werd
benoemd. Als zodanig hield zij zich
bezig met het verzorgen en regelen
van de bijeenkomsten, die altijd in
het ziekenhuis van Noordgouwe
plaatsvonden, met tussenposen van
een maand. Door de tweede ramp in
'53 werdéfi de activiteiten wéér
stilgelegd en in '54 hervat. Van
Hoorn over die zwarte bladzijde in
de Zeeuwse geschiedenis: „We
hingen van verdriet aan elkaar. Ik
praat er niet graag over. Maar u
kunt wel begrijpen dat het
identificeren van de doden niet
gemakkelijk was Hij had
tevens het commando van de
plaatselijke Rode Kruis-colonne op
zich genomen, want patiënten waren
er niet veel. Na die veelbewogen
tijd was het de kunst om weer
'gewoon' door te gaan.
Tferug kijkend op de afgelopen
periode ervaart de huisarts het
algemeen gebruik van de penicilline
en andere antibiotica als de meest
in het oog springende gebeurtenis.
Een markant punt in de
geschiedenis van de geneeskunst,
omdat daar veel ziektes mee tot het
verleden behoren, onder andere
longontsteking en TBC, die heden
ten dage niet meer dodelijk (hoeven
te-) zijn. Na de oorlog kwam ook de
farmaceutische industrie op gang,
waarmee het werk van de
huisartsen er in feite niet
makkelijker op werd: „Je moest
nog scherper zeilen", zo drukt Van
Hoorn zich uit, „een nog